90
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1903.
loopig de keien te bewaren, om te trachten ze voor de
buitenwonende gemeentenaren meer nuttig aan te wenden.
De heer Beekhuis doet den geachten vorigen spreker
opmerken, dat hij waarschijnlijk den Dockumer trckweg
bedoelt, daar voor dezen weg alleen de speciale commis
sie werd benoemd. A oor walbcsehoeiïng zijn deze keien
niet doeltreffend en in alle plannen, voor en na voor
herstel van dien weg ontworpen, zijn nooit veldkeien
aanbevolen. Daarvoor worden steeds hout- of teenbe-
schoeiïngen aangewend.
Wat die plannen betreft, deze hangen zoo in de lucht
en zullen dat ook wel bljjven, dat het niet aangaat
daarvoor deze keien te bewaren, l it de verschillende
straten worden die keien meer en meer verwijderd, zoo
dat zij nog langen tijd voorradig zullen zijn. Bovendien
blijven de besten bewaard en waar men nu eene zus-
tergemeente kan gerieven, daar kunnen volgens spreker
deze veldkeien wel verkocht worden.
De heer Feddema wil ter verduidelijking nog opmerken,
dat de Jlarlinger trekweg, voor zoover hij in onderhoud
is bij de gemeente, gedeeltelijk met keien is beschoeid,
die tegen den wal zijn gevleid. Spreker wil, op wat
gebeuren kan, niet vooruitloopen, maar de directeur der
gemeentewerken memoreerde het in zijn advies. Daar
er echter nog 70 last overblijven, wil spreker van zjjne
opmerking geen voorstel maken het was er hem alleen
om te doen, te trachten zijne opinie bij het dageljjkseh
bestuur ingang te doen vinden.
De Voorzitter wil nog doen opmerken, dat de direc
teur der gemeentewerken juist zegt in zijn advies, dat
voor oeverbeveiliging alleen de groote keien kunnen ge
bruikt worden. Daarom mogen de keien, die verkocht
worden, niet meer diameter hebben dan 10 centimeter.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming wordt besloten
aan het bestuur der armvoogdjj te Drachten 40 last
keien van niet grooter afmeting dan 10 centimeter in
diameter, welke vooraf voor rekening van den adressant
uit de voorhanden hoeveelheid moeten worden gesorteerd,
te verkoopen tegen 3,75 per last, onder voorwaarde,
dat die keien op kosten van den kooper van het gemeente
terrein worden weggehaald en de betaling der koopsom
terstond bij de aflevering ten kantore van den gemeente
ontvanger geschiede.
5. Idem in zate het verzoet ran Nnitenrrhild en
anderen om de de Wet- en de Bothastraaf in eit/endom,
onderhond en beheer over te nemen.
De beraadslaging wordt geopend:
De heer Komter kan zich begrijpen, dat burgemeester
en wethouders er toe gekomen zijn voor te stellen deze
verzoeken af te wijzen. Dit toch ligt geheel in de lijn
van de beslissing, den 2 September 1902 genomen. Even
min als toen, kan spreker zich thans daarmede vereenigen.
Jn de vergadering van 2 September 1902 is daarover
uitvoerig gediscussieerd en spreker wil dit thans niet te
diep ophalen.
Spreker wil echter wel zijn eigen standpunt memoreeren,
daar hij den indruk heeft gekregen, dat dit toen niet
door allen is begrepen. De cenige, die op sprekers
argumenten toen inging, was de heer Troelstra, die alleen
zeide, dat hij niet begreep, waarom spreker het voorstel
van burgemeester en wethouders onbillijk achtte. Daaruit
is spreker duidelijk geworden, dat hij inderdaad door den
heer Troelstra niet werd begrepen. Toch is die onbil
lijkheid niet alleen door spreker gevoeld, maar ook door
den directeur der gemeentewerken blijkens zijn rapport
van Sept. 1902. Dat ook burgemeester en wethouders
iets daarvan gevoelden, blijkt uit bijlage no. 15 van 1902,
waar zij zeggen „Anders zal het zijn, wanneer meer
„aanzienlijke buurten verrijzen. Dan zal het dikwijls
„voorkomen, dat de bewoners dier buurten, per hoofd
„gerekend, ruim hun aandeel betalen in de uitgaven', die
„de gemeente voor allerlei zaken heeft te doen.
Dit is ook ongeveer sprekers standpunt; men moet de
straten niet scheiden van de aangrenzend huizen, zeggen
burgemeester en wethouders aan het adres der eigenaars,
maar spreker zou hetzelfde willen zeggen aan burge
meester en wethouders.
Wanneer eene nieuwe straat wordt aangelegd volgens
de strenge eischen der tegenwoordige bouwverordening,
is die straat beter dan de meeste andere straten. Daarmede
is dan voldaan aan hetgeen billijkerwijze kan worden ge-
ciselit en daarom is het onbillijk de bewoners dier nieuwe
straten nog bovendien 10 ets. per ll1. te doen betalen
voor het toekomstig onderhoud. Zoodoende betalen die
bewoners 2 maal: eerst voor liet onderhoud van de straat,
waaraan zij wonen afzonderlijk, en dan voor al de straten
bij elkaar in den vorm van gemeentebelasting. Om deze
onbillijkheid te vergoelijken wezen burgemeester en wet
houders op de arbeidersbuurten, waarvan de bewoners
weinig belasting betalen, welke straten men dan ook
kosteloos zou moeten overnemen. Dat willen burgemeester
en wethouders niet en daardoor komt men tot genoemde
onbillijkheid. Spreker zou alle uien we, volgens de tegen
woordige verordening aangelegde, straten kosteloos willen
overnemen, onverschillig of daaraan mensehen wonen, die
voel of weinig belasting betalen.
liet ligt in de lijn der woningwet ten gerieve van
volkswoningen maatregelen te nemen, maar het nu inge
nomen standpunt werkt in tegenovergestelde richting.
Ten slotte wil spreker nog een paar omstandigheden
releveeren, die meer speciaal betrekking hebben op do
aanhangige verzoeken. Spreker meent, dat het aanbe
velenswaardig ware geweest, wanneer bij hot vaststellen
der nieuwe regeling eene overgangsbepaling ware gemaakt,
ten behoeve, van hen, die zooals adressant Jansen vóór of
tijdens het ontstaan der nieuwe regeling straten aanleg
den en die nu bovendien bemoeilijkt worden door de
onthouding van gas. Hij, die thans eene straat gaat aan
leggen, kan ten minste met een en ander rekening houden.
Adressant Jansen wijst er bovendien nog op, dat hij de
Bothastraat doorgaande heeft gemaaktdat is nu wel
geen rijweg geworden, maar liet is toch eene goede ver
binding met den Noordersingel. Spreker wil daarop
wijzen, want het komt hem voor, dat daarop weinig acht
is geslagen.
De heer Feddema is ook van meening, dat ten opzichte
van de de Wetstraat eene andere gedragslijn dient te
worden gevolgd dan ten opzichte van de straat, door den
heer van der AI eij aangelegd. Deze had nog niet ge
bouwd, toen hem de nieuwe regeling bekend werd, ter
wijl de heer Jansen op de oude tegemoetkoming heeft
kunnen rekenen. Bovendien voldoet zjjne straat aan alle
bij de vergunning gestelde eischen.
Uit het uittreksel der notulen van de vergadering
van den raad, in welke werd behandeld de aanleg der
straten c.a. door den heer Jansen, blijkt, dat in die dagen
de raad hem ter wille was, door hem de Ljjkvaart voor
ƒ1 te verkoopen; toch gevoelde de vergadering toen nog
meer te moeten doen en zij legde het riool van de Blee-
kerstraat naar de Looierstraat en de duiker in den Noor
dersingel werd gelegd benevens eene walbcsehoeiïng ge
maakt. Daaruit blijkt, dat de raad zich verplicht ge
voelde ook wat te doen tegenover de verplichtingen,
aan welke de heer Jansen had te voldoen en daarom
komt het spreker voor, dat de raad veilig nog iets meer
kan doen dan het voorstel van burgemeester en wethouders
wil en speciaal de de Wetstraat voor een lager bedrag
kan overnemen.
Ook de dwang, uitgeoefend door het onthouden van
gas, is niet consequent. De raad heeft nu eenmaal be
erslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1903.
91
sloten een zeker recht te heffen voor de gasleidingen iu
de openbare straat en spreker ziet nu niet in, waarom
dit ook niet kan geheven worden van leidingen in par
ticulieren grond.
Alvorens een voorstel doen, wil spreker vernemen, wat
hiertegen is aan te voeren.
De heer Haverschmidt zegt, dat de zienswijze over
stratenovername in den laatsten tijd wel wat is gewijzigd.
Men is nog niet zoo ver, dat men behalve een post voor
onderhoud nog een fonds voor vernieuwing verlangt,
maar vrij algemeen meent thans ook deze raad, dat men
niet kan volstaan met overname zondermeer. Voor deze
zienswijze valt trouwens veel te zeggen.
Een bouwspeculant is in de eerste plaats op eigen
voordeel bedacht en alom in den lande is het bekend
dat de huurprijzen van woningen voor alle standen in
Leeuwarden tamelijk hoog zijn ook zij, die arbeiderswo
ningen bouwen, wenschen 10 p('t. van hun geld.
Onder die omstandigheden is het niet noodig den onder-
houdslast van de straat geheel af te wentelen van den
bouwondernemer en over te brengen op de belasting
schuldigen.
Eene heel andere zaak is het, wanneer eene bouwon
derneming woningen sticht voor ambtenaren of arbeiders,
zonder winstbejag, en in dat geval zou spreker allerlei
faciliteiten ten opzichte van den prijs van het terrein en
van straatovername willen toestaan.
Maar elk geval dient op zich zelf beoordeeld en dan
is spreker hot met de hoeren Komter en Feddema eens,
dat de heer Jansen heeft gebouwd in een overgangstijd
perk, zoodat er termen bestaan hem mildere voorwaarden
aan te bieden.
Een voorstel in dien geest zal spreker steunen, ook al
in de hoop, dat andere eigenaren van particuliere straten
het voorbeeld volgen, waardoor men een stap nader komt
tot den eonigen goeden toestand, namelijk, dat de gemeente
eigenaresse is van alle voor publiek verkeer bestemde
straten.
De heer Beekhuis merkt op, dat door verschillende
sprekers is gewezen op eene onbillijkheid, die tegenover
den heer Jansen zal worden begaan. Hij is het daarmede
niet eens.
Het argument van den heer Komter is, dat deze onbil
lijkheid hierin zou bestaan, dat de bewoners dan twee
malen zouden betalen. Schijnbaar is dat zoo, maar is
dat niet overal het geval, waar eene nieuwe regeling wordt
getroffen
Eerder moet men aannemen, dat de vroegere bewoners
een voorrecht hebben genoten. Hetzelfde geval doet zich
voor, waar eene nieuwe belasting wordt ingevoerd.
Het argument van den heer Feddema is, dat de onbil
lijkheid groot is, omdat de heer Jansen, toen bijbouwde,
niet kon voorzien, dat er later eene nieuwe regeling voor
overname van straten zou worden ontworpen en hij altijd
op de oude verordening heeft gerekend. Dezelfde ver
ordening van toen bestaat nu nog en daarin staat uitge
drukt, dat eene particuliere straat door de gemeente kan
worden overgenomen.
Evenals toen zal er nu bij elk speciaal geval overwogen
worden, op welke voorwaarden de overname zal geschieden.
Spreker wil verder wijzen op de verkeerde opvatting,
die er kan bestaan, als zou aan de huurders beloofd zjjn
dat na voltooiing de straat door de gemeente voor 3
zou worden overgenomen. Ware dat zoo, dan zou men
aan die belofte gehouden zijn; maar namens het dageljjkseh
bestuur kan spreker verklaren, dat dit nooit is voorge
spiegeld en er nooit met een woord over gesproken is.
Daarbij komt nog, dat de heer Jansen zich voor het
grootste gedeelte van den eigendom der straat heeft ont
daan. Had hij dus gedacht, dat de straat door de ge
meente zou worden overgenomen, dan zou hij deze zeker
niet voor het grootste gedeelte aan anderen hebben
overgedragen.
Zooals de zaak nu ligt, kan aan het verzoek van
adressanten niet worden voldaan, omdat de eigendom
voor een groot gedeelte niet bij hen doch bjj anderen is.
De heer Duparc meent, dat burgemeester en wethou
ders met hun voorstel zoo consequent mogelijk hebben
gehandeld, iets, dat de heer Komter ook niet heeft kunnen
ontkennen.
Intusschen voelt spreker wel iets voor het door den
heer Feddema in het midden gebrachte. Het geldt hier
in zekeren zin de openbare orde, liever de openbare vei
ligheid, indien de straten hier 's avonds niet behoorlijk
zijn verlicht, niet alleen voor de eenige honderden men-
schen, die er wonen, maar ook voor andere ingezetenen,
die 's avonds in deze straten moeten zijn of ze moeten
passeeren.
Het lacht spreker daarom zeer toe, indien, afgescheiden
van de kwestie zelve, hier eene gasleiding kon worden
gelegd.
De heer Hijlkema zal niet ingaan op het principle
der kwestie en de onbillijkheid, waarop de heer Komter
wees. Een en ander is reeds vroeger uitvoerig besproken
en in deze schaart spreker zich aan de zijde van den
heer Haverschmidt. De kwestie van het leggen van gas
leidingen werd door den heer Feddema geopperd en
door den heer Duparc verdedigd met de opmerking, dat
het wensclielijk zou zijn, als overal gasleidingen werden
aangelegd.
Dit gaat echter niet aan en daarop is vroeger reeds
uitvoerig gewezen. De gemeente kan als regel geen gas
leidingen leggen in particuliere straten, daar deze niet
zjjn een aaneengeschakeld geheel en er met iederen eige
naar afzonderlijk zou moeten worden onderhandeld. Het
zou aanleiding geven tot allerlei onaangenaamheden en
conflicten. Bovendien verzet zich de verordening daar
tegen.
De weg, door den raad aangewezen, moet gevolgd
worden, want het is van belang, dat alle straten gemeen
testraten worden. Dat moet echter niet geschieden langs
den weg, dien de heer Komter wil gevolgd zien, daar
dit veel te duur voor de gemeente zou worden.
De Voorzifter wil hieraan nog iets toevoegen en all er-
eerst wijzen op eene misvatting: het voorstel van bur
gemeester en wethouders stelt voor de overname der
straten geen voorwaarde, maar adviseert, na de gevoerde
schriftelijke onderhandeling met adressanten, eenvoudig
tot afwijzingde adressanten zjjn trouwens geen eige
naars van die straten.
In hoofdzaak staat spreker op liet standpunt der hec-
ren Haverschmidt en Hjjlkema. Reeds bjj de behan
deling van de zaak-van der Mejj heeft spreker de
wenscheljjkheid erkend, om de stratenovername en de
daaraan te verbinden voorwaarden bjj verordening finaal
te regelen, opdat daarover niet bjj elke concrete aan
vrage zou behoeven te worden gediscussieerd. Bjj de
nieuwe bouwverordening, die wordt ontworpen, zal dit
geschieden en spreker persoonlijk is vóór het denkbeeld-
Komter om dan eene overgangsbepaling te maken voor
de overname van straten, die zjjn aangelegd, toen het
nieuwe beginsel nog niet werd gehuldigd, en aan de eige
naars daarvan meer voordeelige voorwaarden te stellen.
Maar thans moet zjjns inziens hierop niet worden
vooruitgeloopen door incidenteel de overname der de
Wet- en Bothastraten gemakkelijker te maken.
Spreker meent, dat liet voorstel van burgemeester en
wethouders moet aangenomen of verworpen worden, maar
dat dit niet op de door de heeren Komter en Feddema
gedachte wjjze kan worden geamendeerd.
De heer Komter verklaart niet bekeerd te zjjn, doch
nu niet verder te willen uitweiden over het principieele
verschil, dat er tusschmi hem bestaat en het meerendeel
van den raad; hjj heeft alleen zjjne opinie willen ver
duidelijken.