94 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 .Tuli 1903. De heer Duparc zegt, dat het wel was te verwachten, dat liet voorstel van burgemeester en wethouders geens zins principieele bezwaren zou ondervinden. Dat de jaarwedde voor den te benoemen ambtenaar te hoog zou zijn, moge des hoeren Feddema's particuliere meening zijn, spreker gaat daarin echter niet met hem mede. Volkomen waar is het, dat de gemeente zoo min moge lijk ambtenaren moet hebben. Hier echter geldt het een bijzonder gevaln.l. de uitvoering van eenc nieuwe wet, waarvan, gelijk zoo dikwijls, het rijk de kosten laat ko men ten laste der gemeenten. Vu moet men zich door den heer •Feddema niet laten afschrikken, want door de woningwet worden geheel nieuwe toestanden in het leven geroepen. De aanstelling van een specialen inspecteur hiervoor is noodzakelijk. Spreker toch had onlangs een onderhoud met den inspecteur, den heer Faber, over woningtoestanden in Friesland en toen moest hij tot zijn leedwezen vernemen, dat in Leeuwarden, evenals in tal van andere plaatsen in Friesland, zeer slechte toe standen op woninggebied bestaan, vooral wat betreft arbeiderswoningen, en dat er in dit opzicht veel moet worden verbeterd. Dit zal niemand trouwens verwonderen, die kennis heeft genomen van het verslag 1889-1890 van de Vereeniging tot verbetering van armenzorg alhier. Daarin is opgeno men het verslag van eene commissie over de woningen alhier. Daaruit blijkt, dat 13 jaren geleden alhier niet minder dan 183 onbewoonbare huizen waren. Daarvan zullen sedert wel eenige zijn verbeterd, doch het getal zal zeker weinig verminderd zijn, daar er inmiddels wel slechte woningen zijn bijgekomen. Spreker heeft slechts doen uitkomen, dat de nieuwe ambtenaar geen gemakkelijke taak zal hebben, daar op dit gebied hier nog veel te doen is en daarom moet hij niet karig worden beloond. De heer Beucker Andreae wil niet over de strekking van het voorstel spreken, doch alleen eene inlichting vragen omtrent een onderdeel, namelijk over het tweede deel der conclusie, waarbij burgemeester en wethouders gemachtigd worden den ambtenaar aan te stellen. Spreker wil vragen, of dit voorstel niet in strijd is met artikel 145 der gemeentewet Dat artikel toch geeft de benoeming van alle ambtenaren aan den raad, voorzoover die niet aan anderen is opgedragen. Dit laatste is z.i. hier niet het geval. De Voorzitter wil de verschillende sprekers achtereen volgens beantwoorden. De lieer Baart de la Faille roerde met de vraag, -of over dit voorstel is ingewonnen het advies van de gezondheidscommissie op grond van artikel 6 der gezond heidswet, een principieel punt aan. Dit punt is ook door burgemeester en wethouders uitvoerig besproken en hunne conclusie was, dat een voorstel als 't onderhavige niet voldoet aan de omschrijving, in artikel C der gezondheids- heidswet gegeven, daar het een besluit is niet betreffende de volkshuisvesting of volksgezondheid, maar ter voor bereiding, om te komen tot de maatregelen, in dat artikel bedoeld. Het strekt slechts om aan burgemeester en wethouders ter voorbereiding van de noodige raadsbe sluiten den vereischten bijstand te verschaffen. 51 et het oog op de jurisprudentie over do nieuwe wetten zou het misschien loonen een controvers uit te lokken. Spre ker twijfelt niet, of burgemeester en wethouders zouden dan in 't gelijk worden gesteld. 1 let tweede punt, dat de heer Baart de la Faille ter sprake bracht, was de werkkring van den nieuwen amb tenaar en zijne vei houding tot het Staatstoezicht en de gezondheidscommissie, speciaal wat betreft de paragraphen 3 en 4 der woningwet. Spreker meent, dat het ant woord daarop wordt gegeven door de artikelen 11-15 eenerzijds en artikel 16 woningwet anderzijds. Indien mededeelingcn en bezwaarschriften, als bedoeld in eerstgenoemde artikelen, inkomen, zullen die in handen van den nieuwen ambtenaar worden gesteld om advies; omgekeerd zal hij zelfstandig aan burgemeester en wet houders de maatregelen moeten signaleeren, die zij, on afhankelijk van de gezondheidscommissie of van ingeko men klachten, naar aanleiding van artikel 16, hebben te nemen. Volgens spreker zal echter de hoofdtaak van den ambte naar zijn de bouwstoffen te verzamelen voor de bepa lingen, die omtrent bestaande woningen en behoorlijke bewoning door den raad moeten worden gemaakt en daarin ligt ook de grond voor burgemeester en wethouders om hem voorloopig slechts voor twee jaren aan te stellen, daar het niet zeker is, of hij zal moeten blijven, als deze bepalingen in werking zijn. Tegenover den heer Feddema houdt spreker vol, dat men niet kan volstaan met een inferieur ambtenaar, indien men de zaak degelijk wil aanpakken. Daarvoor is noodig een superieur ambtenaar. Spreker stelt zich voor, dat b.v. een ingenieur tijdelijk buiten emplooi voor de werkzaam heden van den nieuwen ambtenaar zeer geschikt zou zijn. Heeft deze de zaak goed aangepakt en zit de gemeente, om 't zoo eens uit te drukken, eenmaal te paard, dan zou daarna misschien een inferieur ambtenaar kunnen worden aangesteld, zooals do heer Feddema zich dien denkt. Daarom is het salaris niet te laag gesteld met de bedoeling, dat in die hooge belooning een prikkel zou zijn gelegen om ondanks het tjjdeljjke der betrekking toch mede te dingen. De heer Baart de la Faille had bezwaar tegen den titel en als spreker zich niet vergist, dan las hij tusschen de regels door de vrees van den heer Baart de la Faille, dat de gemeente eene concurrentie uitlokt met het rjjks- toezicht. Toch is ook de titel door burgemeester en wethouders nauwkeurig overwogen. „Inspecteur der bouwpolitie is ook overwogen, maar daaruit blijkt niet het verband met de woningwet, wat toch wenschelijk is en de naam hoofd opzichter is niet die van een superieur ambtenaar, zooals men dien wenscht. Spreker vreest geen verwarring mot den overeenkomenden titularis van het staatstoezicht. Deze draagt toch niet denzelfden naam, maar heet, als zijne collega's voor andere onderdeden, inspecteur der volks gezondheid. Wil men aan den titel nog toevoegen het woord „ge meentelijk" om het verschil duidelijker te doen uitkomen, dan hebben burgemeester en wethouders daartegen geen bezwaar. Maar de titel moet eenig aanzien hebben, daar de titularis geheel zelfstandig zal werkzaam zijn. De heer Baart de !a Faille dankt den voorzitter voor de nadere inlichtingen. Artikel 16 der woningwet was als 't ware voor bur gemeester en wethouders het grondwettig artikel voor deze regeling en nu ware het misschien niet kwaad ge weest, wanneer artikel 16 genoemd was tegenover de artikelen 11—15; maar na de gegeven inlichtingen is het spreker duidelijker geworden, hoe gemeentebestuur en Staatstoezicht samen moeten werken. Spreker wil nog even terugkomen op artikel 6 der gezondheidswet, waaromtrent een dubium kan bestaan spreker kan zich neerleggen bij de meening van den voorzitter, dat het advies der gezondheidscommissie door burgemeester en wethouders niet behoefde te worden ge vraagd. Maar eene andere vraag is het, of de inspecteur niet had moeten gehoord worden en daarop ontving spre ker nog geen antwoord. De titel heeft alzoo ook een punt van overweging uitgemaakt bij burgemeester en wethouders en spreker onderschrijft de opinie, dat uit den titel blijken moet, dat bet een superieur ambtenaar is. De naam opzichter is dus niet gewenscht, maar toch is sprekers bezwaar niet geheel opgeheven. De titel inspecteur zal verwarring geven. Spreker noemde commissaris voor het woningtoezicht, daar door den naam gemeentelijk inspecteur niet alle kans op ver warring is afgesneden. Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 .Tuli 1903. 95 De Voorzitter heeft nog verzuimd den heer Beucker Andreae te antwoorden op zijne vraag, of krachtens arti kel 145 der gemeentewet deze ambtenaar niet moet be noemd worden door den raad. Volgens dit artikel kan de benoeming bij plaatselijke verordening aan anderen worden opgedragen, en aangezien volgens artikel 150 onder „plaatselijke verordening" elk raadsbesluit valt, kan ook bij dit besluit de benoeming aan burgemeester en wethouders worden gelaten. Burgemeester en wet houders achtten dit wenschelijk om des te duidelijker het tijdelijk karakter der betrekking te doen uitkomen. De heer Baart de la Faille vroeg nader, of de inspec teur ingevolge artikel 20 der gezondheidswet over het voorstel is gehoord. Artikel 20 zegt, dat de inspecteur, van advies dient, wanneer het hem gevraagd wordt, niet, dat burgemeester en wethouders tot dat vragen verplicht zijn. Burgemeester en wethouders hebben dat niet ge daan, maar spreker kan mededeelen, dat de inspecteur, de heer Faber, indertijd met burgemeester en wethou ders eene samenkomst heeft gehad en toen de wensche- ljjkheid besprak van een besluit in den geest van dit voorstel. at den titel „commissaris" betreft, dien de heer Baart de la Faille voorstelt, spreker acht dezen niet p-mtisch met het oog op andere titularissen alhier, die ook dien titel voeren. Daarom stelt spreker voor den titel inspec teur te houden, aangevuld met „gemeentelijk", daardoor wordt alle kans op verwarring afgesneden. De heer Feddema is nog niet geheel overtuigd, dat zijn inzicht in deze zaak zoo verkeerd is. Burgemeester en wethouders wenschen een superieur ambtenaar aan te stellen, die hen kan voorlichten. De voorzitter zegt, dat voor deze betrekking zeer geschikt zou zijn b.v. een jong ingenieur, maar zulk een jong vreemdeling lokt spreker allerminst aan, hij zou niet gaarne de belangen van vele huiseigenaren aan hem zien toevertrouwd, onvertrouwd als deze is met onze plaatselijke toestanden. Daarom was de vraag van den heer Beucker Andreae hem aangenaam, of deze ambtenaar door den raad of door burgemeester en wethouders moet worden benoemd, in welk laatste geval de raadsleden zich niet kunnen doen hooren. Spreker wil daarom voorstellen het woord „voorloopig" te schrappen uit de conclusie sub 11, zoodat de nieuwe ambtenaar door den raad zal worden benoemd. Hij stelt daarom voor hot volgende amendement dat voor den tijd van twee achtereenvolgende jaren een ambtenaar zal worden benoemd met don titel van gemeentelijk inspecteur voor het woningtoezicht op eene jaarljjksche bezoldiging van ƒ1200.en dat de benoe ming zal geschieden door den raad. Dit amendement, ondersteund wordende, komt in behan deling. De Voorzitter heeft, naar aanleiding van het amende ment weinig meer te zeggen, dat niet reeds bij het debat is aangevoerd. Alleen wil hij tegen het bezwaar, dat een vreemdeling zou kunnen worden benoemd, aanvoeren, dat zjjns inziens het onderzoek krachtens punt I van het voorstel door stad- genooten zal belmoren te geschieden. 5 oor het verwerken der bij dat onderzoek verkregen resultatenhet aan burgemeester en wethouders en de verordeningscommissie aan de hand doen van ontwerp- bepalingendie van dien arbeid resultaat zijnis de inspecteur noodig en het is spreker vrij onverschillig, of dit een stadgenoot of een vreemdeling zal zijn, als hij slechts bekwaam is en eene deskundige opleiding hebbe genoten. Naar aanleiding van het door den heer Feddema inge diende amendement zal hij intusschen de stemming over het voorstel splitsen. De heer Bsucker Andreae zegt met het ontvangen antwoord volkomen in te stemmen en verklaart, dat het hem ook voorkomt, dat het beter is, dat deze persoon door burgemeester en wethouders wordt benoemd en niet door den raad, daar hij ook onder hunne verantwoordelijkheid zal werkzaam zijn. Spreker is het derhalve, wat de benoeming betreft, niet eens met den heer Feddema. Alsnu wordt punt I der conclusie in stemming ge bracht en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Vervolgens komt in behandeling punt II der conclusie en het daarop ingediende amendement-Feddema. De heer Duparc zegt, dat, ofschoon door den voorzit ter ook reeds is gewezen op het gewicht der betrokking, hij tot aanvulling nog iets wenscht mede te doelen. In het najaar wordt het drie jaren, dat de toen nog bestaande Vereeniging ter bevordering van volksgezond heid besloot een algemeen onderzoek in te stellen naai de toestanden in onze stad, die in hygiënisch opzicht verbetering behoefden. De vereeniging werd daartoe in sub-commissiën verdeeld, van één daarvan maakte spre ker deel uit. Dat onderzoek, waarvan aan burgemeester en wethouders een uitvoerig verslag werd ingediend, heeft opnieuw aangetoond, dat ook op woninggebied nog zeer veel valt te verbeteren. De nieuwe ambtenaar zal dit alles nader moeten aantoonen en moeten aangeven de maatregelen, die ter verbetering noodig zijn. Het onder zoek zal echter zeker in een paar jaren wel zjjn afgeloopen. Door den heer Feddema is er op gewezen, en ieder zal het hem willen nazeggen, dat de raad zuinig moet zijn met het oog op den toestand der gemeente-financiën. Een mooi woord, dat vooral in zekere tijden en omstan digheden opgeld kan doen. Nog eens echter het geldt hier eene uitgave, alweder als gevolg eerier rijkswet, doch ook het gemeentebelang is er bij betrokken. Daarom moet de raad de zaak goed onder de oogen durven zien en zal hij niet kunnen volstaan met een half mensch, maar heeft hij hier een degelijk deskundige noodig. Waar nu burgemeester en wethouders zoozeer heb ben getoond van goeden wille te zjjn, daar moet de raad hen helpen de voorgenomen maatregelen op afdoende wijze te kunnen uitvoeren. De heer Middelkoop wenscht te verklaren, waarom hij het amendement-Feddema heeft gesteund. Spreker leest met betrekking tot den nieuwen amb tenaar in bijlage no. 14 het volgende „Zeker zal zijn werk kring hem in hoofdzaak voeren op het gebied der „gemeentewerken, zoodat hij tot op zekere hoogte onder „den directeur van dien tak van dienst zal staan, terwijl „hij omgekeerd den straks bedoelden opzichter onder „zjjne bevelen zal krijgen." Hieruit blijkt dus, dat hij een inferieur ambtenaar zal zijn en niet zelfstandig. Spreker wil aannemen, dat zjjn werkkring een gewichtige zal zjjn en hem veel werk zal geven, maar men moet niet vergeten, dat tengevolge van dit besluit er eene commissie zal worden ingesteld voor het onderzoek naar woningtoestanden. De heer Duparc wees op eene commissie, die indertjjd vrjjwillig een onderzoek instelde, maar hier wordt eene commissie benoemd, die eene toelage krjjgt. Dat is dus een gansch ander geval en dientengevolge zal juist de eerste werkzaamheiddie de grootste moeilijkheden inhoudt, voorbij zjjn, wanneer de te benoemen inspecteur alleen begint te werken. Voor zulk een ambtenaar acht spreker 1200 voldoende. Nu wordt er wel gezegd, dat hjj slechts voor 2 jaren wordt benoemd, maar men weet, dat, als hjj eenmaal is benoemd, men zulk een persoon niet gemakkelijk kwjjt raakt. In ieder geval, wanneer hij na afloop van dien termijn geen ander werk vindt, kan men hem niet zoo maar aan den dijk zetten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1903 | | pagina 4