130 "Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 October
1903.
Dit laatste nu is pertinent onjuist. Na de gecombi
neerde vergadering van de commissie voor openbare
werken met burgemeester en wethouders op 13 October
heeft spreker, toen gebleken was, dat het cijfer inderdaad
28 moest zijn, terwijl de verandering van 23 en 28 niet
werd betwist, den heer Feddema de toezegging gedaan,
dat hij den directeur der gemeentewerken zou onder
houden over het ook door spreker laakbaar geachte feit,
dat die wijziging was aangebracht, zonder dat daarop
speciaal de aandacht was gevestigd.
Dit is geschied in de vergadering van burgemeester
en wethouders van 14 October en de directeur heeft zich
daarover schriftelijk verantwoord in zijne missive van
denzelfden dag no. 1013/10 in de volgende zinsneden
„Omtrent de heden middag door u besproken en
„door den heer Feddema gewraakte wijziging van een der
„cijfers 23 in 28 op het plan van burgemeester en wet
houders meen ik u ook nog schriftelijk te moeten me-
„dedeelen, dat deze wijziging alleen is geschied om eene
„door een vorigen teekenaar gemaakte schrijffout te her
stellen.
„Deze werd toen door de haast, die er gemaakt moest
„worden, over het hoofd gezien, maar door den heer
„Faber bij de berekening van plan F., in vergelijking
„met plan burgemeester en wethouders, opgemerkt en
„zonder erg de wijziging verricht.
„Ik vergat om van deze wijziging melding te maken
„en zag er ook eigenlijk het groote belang niet van in,
„omdat ik mocht veronderstellen, dat zij door u reeds
„was opgemerkt, want bij aandachtige beschouwing van
„de teekening is het duidelijk zichtbaar, dat de breedte
„niet overal gelijk is.
„Het is natuurlijk jammer, dat die schrijffout aanlei
ding heeft gegeven tot eene vergissing in de beoordeeling
„van het plan".
Deze brief heeft bij de stukken ter visie gelegen en
daarvan hebben alleleden sedert Zaterdag 11. kennis
kunnen nemen.
Hoe nu in de motie kan worden gezegd, dat de „ver-
valsching" aan burgemeester en wethouders bekend was,
zonder dat zij daarmede den raad in kennis stelden, is
spreker een raadsel.
De heer Feddema verklaart, dat hij de missive, waarop
de Voorzitter doelt, niet bij de stukken heeft aangetrof
fen. Van dat schrijven was hem niets bekend en hij was
ook niet verplicht daarvan kennis te nemen. Zijne be
doeling is, dat dat stuk op eene andere manier ter zijner
kennis had belmoren te worden gebracht dan door een
voudige ter visie-legging; hij ware alzoo verplicht ge
weest alle stukken weer door te lezen, wat natuurlijk
niet door hem, als zijnde voldoende ingewijd, is gedaan.
"Waarschijnlijk is deze missive gehecht geweest aan de
stukken van den directeur der gemeentewerken.
Nu wordt er wel gezegd: aan de teekening is niets
veranderd, er is alleen eene schrijffout hersteld, maar waar
alle menschenwerk voor fouten bloot ligt, komt men bij
ontdekking daarvan voor de waarheid uit en had aan
spreker veel moeite kunnen worden bespaard. En hij lier-
haalt Wanneer in eene bouwkundige teekening, op schaal
ontworpen, cijfers staan, dan zijn die cijfers de waarheid,
daar eene zoodanige teekening geen cijfer behoeft, wat
misschien door den heer Beekhuis niet wordt begrepen.
En nu moge door spreker ook nog het cijfer 21 zijn ge
noemd, op onderdeel 3 van dit bouwblok komen percee-
len voor. die geen meerdere diepte hebben dan 21 meter
en dat spreker den duimstok niet heeft gebruikt, maar
geheel ter goeder trouw was, blijkt wel hieruit, dat vol
gens de schaal de scheidslijn niet 2 maar 5 verloopt op
deze teekening van burgemeester en wethouders.
Ook spreker vindt dit feit betreurenswaardig en bad 't
volstrekt niet aan de groote klok willen hangen, wanneer
dan ook maar voldaan was aan zijn z.i. billijk verlangen,
dat er eene instructie werd geopend naar aanleiding
yan deze vervalsching.
Wie toch staat er voor in, dat op deze vergadering,
reeds dadelijk bij den aanvang, niet aan spreker zou
worden tegemoet gevoerd, dat de grootste diepte niet als
23 maar als 28 meter staat aangegeven
De Voorzifter meent den heer Feddema, die thans
blijkt gewild te hebben, dat op andere wijze dan geschied
is, de verandering ter kennis van den raad zou zijn
gebracht, er aan te moeten herinneren, dat hij in de
gecombineerde vergadering van 13 October, na zijne toe
zegging, dat de directeur over het gebeurde zou worden
onderhouden, van den lieer Feddema, op zijn herhaald
rragenwat hij wilde, dat whj weer geschieden zon, geen
afdoend a.nlwoord heeft ontvangen. De heer Feddema
wenschte liever heen te gaan en aan de beraadslaging
geen deel te nemen.
Wat het bezwaar des lieeren Feddema tegen de zaak
zelve betreft, dat zijn amendement met een diepte van 23
meter vrij wel stond of viel, zoodat, nu deze diepte 28
blijkt te moeten zijn, dat amendement zijne beteekenis
grootendeels heeft verloren, spreker acht dit bezwaar ge-
lieel ongegrond, daar de heer Feddema blijkens het
raadsverslag van 8 September jl. de diepte der terrei
nen op 40 meter wenschte bepaald te zien en een enkele
blik op de door hem overgelegde teekening bewijst, dat
hij terreinen van ten minste 40 meter diepte langs de
geheele lengte aan de Emmakade heeft geprojecteerd.
In het stelsel van zijn amendement is het dus geheel
onverschillig, of er oorspronkelijk 23 dan wel 28 heeft
gestaan.
De heer Beekhuis moet opmerken, dat de heer Fedde
ma wel reeds in de eerste vergadering der commissie
voor openbare werken de opmerking heeft gemaakt, dat
er in de teekening eene verandering was aangebracht,
maar hij deed dat zóó ter loops, dat er toen door niemand
veel aandacht aan is geschonken.
Daar de directeur der gemeentewerken in die verga
dering tegenwoordig was, had de zaak toen gemakkelijk
tot klaarheid kunnen komen, want de heer Feddema was
als lid der commissie volkomen bevoegd den directeur
de noodige ophelderingen te vragen.
Uit het feit dat hij dit niet deed, doch gewoon weg
aan de discussion deel nam, trekt spreker de conclusie,
dat de grieven tegen de aangebrachte verandering bij
den heer Feddema toen nog niet zoo zwaar wogen, doch
dat hij er later, om welke reden dan ook, met opzet iets
achter is gaan zoeken.
De heer Feddema geeft toe, dat zijne grieven langza
merhand zijn vermeerderd, niet liet minst ook door de
indiening van een ander plan.
Wanneer het plan van burgemeester en wethouders,
in de vergadering 6 weken geleden ingediend, volgens
zeggen van den wethouder Troelstra „zoo herhaaldelijk
door de commissie van openbare werken, den directeur
der gemeentewerken en burgemeester en wethouders ern
stig is overwogen", en zoo voldoende is gewikt, dan was
nu niet noodig de indiening van een nieuw plan, ge
merkt ID, want sprekers amendement had juist de be
doeling geen noodelooze kosten te maken.
Mijnheer de voorzitter zegt de heer van Messel
daar ik door den heer Feddema in 't debat ben gebracht,
gevoel ik me verplicht mijne houding voor de leden van
den raad te rechtvaardigen.
Door mijn geacht medelid, den heer Feddema, is mij de
zaak in kwestie nauwkeurig medegedeeld, en waar, na
een nauwkeurig onderzoek mijnerzijds, me is gebleken,
dat de rechten van dat geachte lid in hooge mate zijn
bekort, heb ik gemeend me met de zaak te moeten be
moeien, omdat het solidariteitsgevoel me hiertoe noopte.
„Ik wensch thans aan te toonen, dat het cijfer 23
niet aan eene vergissing kan worden toegeschreven,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 October 1903. 131
Dat het amendement van den heer Feddima geheel
gebaseerd was op 't cijfer 23, voorkomende in 't bouw
plan van den directeur der gemeentewerken, en dat
deze hoegrootheid te ondiep was, blijkt ten duidelijkste
uit 't officieele verslag der handelingen van den gemeen
teraad dd. 11 September jl., en verwijs ik naar de be
raadslagingen, die gehouden zijn over punt 7 van die
agenda (Voorstel van burgemeester en wethouders in
zake de nog uit te geven bouwterreinen aan de noord
zijde van 't Nieuwe Kanaal. Bijlage no. 22,) die dooi
den heer Feddema werden geopend. Dat geacht lid zeide
toen o.m. „de grootste diepte van bouwblok XX is 23
„en 21 meterwanneer een eventueel kooper 4 meter
„moet vrijlaten voor een tuintje vóór huis, dan blijft er
„in 't gunstigste geval 19 meter over"dus 19 -p 4
23 meter.
Dat de diepte van 23 meter op 't bouwplan van den
directeur der gemeentewerken vaststond, wordt in zijn
antwoord op het gesprokene van den heer Feddema,
nader bevestigd door den heer Troelstra.
Deze geachte spreker zegt immers o.m. „Zoo meent
„hij, dat aan sommige terreinen meer diepte moot wor-
„den gegeven om ze meer verkoopbaar te doen maken,
„maar niets belet eventueele koopers ook de achtergele
gen terreinen te koopen, zoodat zij toch de volle diepte
krijgen van het blok".
En wanneer nu 't cijfer 23 werkelijk aan eene ver
gissing kan worden toegeschreven, dan is 't toch zeer eigen
aardig, dat een directeur der gemeentewerken, die toch
zeer zeker belang stelt in een door den raad behandeld
en door hem ontworpen plan, niet onmiddellijk uit de
debatten zijne vergissing van 23 bemerkt.
Aanstaanden Donderdagavond wordt 't drie weken, mijn
heer de voorzitter, dat 't amendement-Feddema in de
vergadering der bouwcommissie is behandeld. In die
vergadering is er door den heer Feddema den voorzitter
dier commissie, den geachten wethouder van publieke
werken mr. Beekhuis, op gewezen, dat er in 't bouwplan
van den directeur der gemeentewerken was geknoeid, er
van 23, 28 was gemaakt van deze opmerking des
lieeren Feddema werd niet de minste notitie genomen.
Dinsdag vóór acht dagen, in eene vergadering van
burgemeester en wethouders met de bouwcommissie,
werd door den heer Feddema opnieuw, en wel aan u,
mijnheer de Yoorzitter, geattendeerd op 't geknoei in !t
bouwplan van den directeur der gemeentewerken, er van
23 28 was gemaakt, ook toen klopte hij aan
doovemansdeuren tot op den huidigen dag bleef alles
hieromtrent in zalige ruste tot zelfs de raad
incluis
"Wanneer de verandering 23 in 28 werkelijk eene ver
gissing is, dan weet toch ieder administrateur, dat men
bij 't begaan eener dusdanige vergissing en ik vrees
dat ik hier weer scherp, misschien wel vlijmscherp, zal
worden genoemd zijn radeermes neemt, de vergissing
in casu 't cijfer radeert, en 't werkelijk bedoelde
er voor in de plaats neerzetof, men laat de vergissing
staan, stelt eene kantteekening, of voegt een briefje bij,
b.v. met de woorden „gelieve 28 in plaats 23 te lezen".
Dit alles is niet geschied men heeft getracht van de
3 een 8 te maken, gepoogd alzoo de 3 in een 8 te
vervalschen, dit is zeer duidelijk zichtbaar op het
officieele stuk
De geachte wethouder van publieke werken, mr. Beek
huis, beweert, dat elke leek wel kon zien, dat de diepte
geen 23 maar 28 meter wasSpreker wil in deze
openbare raadsvergadering gaarne erkennen, dat hij zoo
veel bouwkundige kennis niet bezit, en dus minder is
dan een leek, en ook niet gewoon is met den duimstok
in zijn zak naar 't gemeentehuis te loopen
De brief, waarop de geachte Yoorzitter zich beroept,
heb ik bij de ter visie liggende stukken op 't gemeente
huis j.l. zondag beslist niet gevonden
Ik roep hierbij tot getuige den lieer Haversehmidt, die
toen met mij daar aanwezig was en die mij toen tevens
mededeelde, dat de schuld werd gegeven aan Buwalda,
terwijl 't nu weer Faber is.
Uit alles blijkt zonneklaar, dat van eene vergissing
hier geen sprake kan zijn, maar dat alles in 't werk is
gesteld om het amendement-Feddema a tort et a travers
te doen vallen
Dit is, mijnheer de Yoorzitter, de dank, die dit geacht
lid van den raad oogst voor de opofferingen en bemoei
ingen, die hij zich wel heeft willen getroosten om het
gemeentebelang te dienen en door zijnen arbeid de ge
meente circa 12,000.te doen besparen
Maardit alles was nog niet genoeg, mijnheer de
V oorzitter!
Daar in de raadsvergadering van 8 September jl. de
behandeling van 't ontwerp directeur der gemeentewerken
was verdaagd, en den heer Feddema, met algemeene
stemmen, was opgedragen als amendement op dit
ontwerp een nieuw in te dienen, is door den directeur
der gemeentewerken een derde plan ontworpen, gemerkt li2.
En om dit plan bij den raad in behandeling te doen
nemen, hebben de hoeren Komter en Jansen dit zaakje
overgenomen en als tweede amendement ingediend, (want
uit de toelichting blijkt immers ten duidelijkste en
daarvoor behoeft men geen leek te zijn dat hun amen
dement behelst plan directeur der gemeentewerken, ge
merkt HA
Yoorwaar een schoonen dank aan den heer Feddema
voor zooveel arbeid in 't belang der gemeente Leeu
warden
Ik wil besluiten met 't in hooge mate te betreuren,
dat deze zaak is moeten behandeld worden in onze open
bare raadsvergaderinggaarne had ik gezien, dat dit
buiten onze deuren gehouden had kunnen worden.
De Voorzitter is het eens met hetgeen de heer van
Messel in de laatste plaats heeft gezegdook hij betreurt
het, dat deze zaak op deze wijze in eene openbare raadsver
gadering ter sprake komt.
Maar tot zekere hoogte is het hem toch aangenaam,
omdat ieder kan hooren en nader zal kunnen zien, dat
de zaak zelf eigenlijk slechts een storm in een glas water is.
Maar de ingediende motie is van niet geringe be
teekenis, en betreurenswaardig acht spreker de wijze,
waarop die door den heer van Messel is verdedigd.
Die spreker heeft toch, na hetgeen van deze zijde is
aangevoerd, niet alleen niet willen aanvaarden, dat men
slechts te doen heeft met het herstel van eene vergis
sing, maar hij blijft de beschuldiging van „vervalsching"
volhouden en geeft zelfs te kennen, dat die „vervalsching"
opzettelijk is gepleegd, omdat de wijze, waarop het cijfer
23 in 28 is veranderd, de kennelijke bedoeling verraadt,
om die wijziging aan het oog te onttrekken.
Tegen een dergelijk verwijt, dat de directeur der
gemeentewerken zich moet aantrekken, komt spreker met
kracht op.
Welke grieven men ook tegen den directeur moge
hebben, niemand zal kunnen beweren, dat hij met
slinksche streken omgaat. De grief tegen hem is veel
eer, dat hij te rondborstig, te bruusk voor zijne meening
uitkomt en daardoor velen ontstemt.
Spreker tart dan ook den heer van Messel zijne insinuatie
ook maar met een enkel feit te bewijzen.
De heer van Messel zegt: Mijnheer de Voorzitter, u
is geagiteerd en zelfs zoodanig geagiteerd, dat u mij
hierdoor woorden in de mond legt, die door mij pertinent
niet zijn geuit: ik heb 't recht 't verlangen uit te spreken
deze zullen worden teruggenomen.
Ik ontken ten stelligste den directeur van gemeente
werken te hebben beschuldigd van opzettelijke vervalsching
ik heb alleen beweerd en beweer dit nog, dat de ver
andering van 23 in 28 geen vergissing is, doch eene ver
valsching: de dader is door mij niet genoemd.
liet doet den heer Troelstra genoegen, dat de heer