142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1903.
De uitslag der gehouden stemming is, dat benoemd
wordt de heer P. Attema Dz. met algemeene (18) stem
men.
3. Voordel van burgemeester en wethouders om aan
G. Dijkstra li.Hz. vergunning te verleenen een dam te
leggen in de sloot langs de Spanjaardslaan.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Ketwich Verschuur is een tegenstander
van het zonder noodzaak rooien van hoornen. Reeds
zijn er in en om de stad zoo weinige, dat de bestaande
wel in eere mogen worden gehouden. Spreker heeft den
toestand ter plaatse eens in oogenschouw genomen en is
tot de conclusie gekomen, dat hot niet noodzakelijk is er
drie te doen vallen, één is voldoende en misschien is
ook dat zelfs niet volstrekt noodigwanneer de oprit vóór
het huis van den heer Dijkstra eene kleine zwenking
maakt, dan kunnen alle boomen gespaard worden. Wil
men dit niet, dan behoeft er toch slechts één boom te
vallen en wel die het meest oostelijk staat, want de beide
andere hinderen volstrekt niet.
Spreker stelt dus voor, in plaats van drie boomen er
één en wel de het meest in het oosten staande te rooien,
en de beide aan den westkant te laten staan.
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wet
houders na kennisneming van het advies van den direc
teur der gemeentewerken den toestand in loco hebben
opgenomen. Het is noodig, als de dam zal worden ge
legd, waar adressant dit wenscht, dat er één boom valt
en de beide andere verkeeren in slechten staat. Werd
er dus niet voorgesteld deze te rooien naar aanleiding
van het verzoek van den heer Djjkstra, dan zouden zij
waarschijnlijk toch opgenomen zijn in het heden aange
brachte voorstel om een aantal wrakke boomen te doen
vallen.
De heer van Ketwich Verschuur meende, dat die boomen
nog niet zoo slecht waren, dat zij daarom moeten gerooid
worden. Maar wanneer de deskundige Bosnia er anders
over denkt, dan zal spreker zich daarbij moeten neer
leggen.
De Voorzitter kan mededeelen, dat het de bedoeling is
de gerooide boomen door aanplant van nieuwe te ver
vangen.
De heer van Ketwich Verschuur verklaart thans naar
aanleiding van deze mededeeling zijn voorstel in te trekken.
Wanneer zij ten doode zijn opgeschreven door den des
kundige, dan is het uitde belofte om nieuwe in te
planten heeft hij met genoegen vernomen.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming wordt besloten
I«. aan den heer G. Dijkstra R.Hz. alhier tot wederop
zegging vergunning te verleenen tot het hebben van een
dam in de sloot langs de Spanjaardslaan en het perceel,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden in sectie I) no.
1045 ter breedte en ter plaatse, zooals op eene bij het
adres overgelegde teekening is aangegeven, onder voor
waarde
1. dat de dam ter weerszijden worde opgetrokken van
harden steen en met daarmede overeenkomende specie;
2. dat in dien dam een riool worde aangebracht, wijd
0.40 meter in diameter beneden het polderpeil der sloot;
3. dat op het midden van den dam een ijzeren hek
worde geplaatst volgens een door burgemeester en wet
houders goed te keuren teekening;
b. aan den heer G. Dijkstra R. Hz. alsmede tot weder
opzegging vergunning te verleenen tot het verharden of
bestraten van 'den berm der Spanjaardslaan, voor zoover
vóór den geprojectcerden dam gelegen, en op de situatie-
teekening is aangeduid volgens de nader door burgemeester
en wethouders te geven voorschriften ouder voorwaarde,
dat als erkenning van het eigendomsrecht van de gemeente
op den grond, waarop d; verharding of bestrating zal
worden aangebracht, door den adressant of zijne recht
verkrijgenden jaarlijks vóór of op den 12 Mei, voor het
eerst vóór of op 12 Mei 1904, ten kantore van den ge
meente-ontvanger worde betaald eene recognitie van 0.50;
11. drie stamboomen, staande langs den Spanjaardslaan,
waarvan één vóór den geprojectcerden dam en twee
zuidwaarts daarvan vóór het erf van den heer F. I. de
Greve publiek te verkoopen.
4. Idem tot wijziging der verordeningregelende het
het getal en de bezoldigingen ran de ambtenaren ter gemeen
tesecretarie^ gem.blad no. 5 van 1898 Bijlage no. 21).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schoondermark meent, dat het niet behoeft
te verbazen dat hem een jong raadslid verwonderde
de bepaling, dat door burgemeester en wethouders het
juiste bedrag der tractementen wordt bepaald. Hij heeft
zich daaromtrent doen inlichten door ouderen en vernomen
dat dit hier gebruik is.
Spreker heeft daar niets tegen, maar toch wil hij een
wensch uiten, namelijk deze, dat, wanneer burgemeester
en wethouders tot verhooging overgaanzij dit dan
aan den raad mededeelen, onverschillig volgens welke
verordening de verhooging geschiedt.
Persoonlijk zou hem dit zeer aangenaam zijn, want het
bi
■k nog bij deze ontwerp-begrooting bij de behandeling
de tractementen aan de gasfabriek, dat burgemeester
bleek
van de tractementen aan de gasfabriek, dat burgemeester
en wethouders al dadelijk nadere inlichtingen aan de
commissie van rapporteurs moesten verschaffen. Daarom
doet spreker zijne vraag, of in deze aan zijn bezwaar kan
worden tegemoet gekomen.
De Voorzitter verklaart, dat burgemeester en wethouders
dezen wenk gaarne ter harte zullen nemen, maar spreker
wil er den heer Schoondermark toch op wijzen, dat de
verhoogingen van jaarwedden binnen de grenzen der ver
ordening meestal ingaan met I Januari en deze in de
memorie van toelichting op de ontwerp-begrooting zijn
opgenomen, zoodat niet alleen de raad van het voor
nemen tot verhooging wordt in kennis gesteld, maar
zelfs de gelden kan weigeren, om dit voornemen ten
uitvoer te leggen.
De lieer Schoondermark verklaart meer bepaaldelijk
de onderwijzeressen in bepaalde vakken op het oog te
hebben gehad. In het gemeenteverslag van 1902 komt
eene ljjst voor van onderwijskrachten, waarop de cijfers
niet juist kloppen met de daarvoor toegestane bedraden
der begrooting. Dat is spreker niet duidelijk. Daar
komt o.a. op voor eene tijdelijke onderwijzeres met een
salaris van ƒ50.terwijl bij informatie bleek, dat zij
66.50 verdient.
Dit geeft verwarring, terwijl dit voorkomen kan worden,
wanneer burgemeester en wethouders van elke verhoo
ging aan den raad kennis geven.
De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke
stemming wordt besloten
de „verordening, regelende het getal en de bezoldigingen
van de ambtenaren ter gemeente-secretarie van Leeu
warden, zoomede van de beambten voor den verderen
dienst in het gemeentehuis", vastgesteld bij raadsbesluit
van 8 Maart 1898 (gemeenteblad no. 5) en gewijzigd
bij raadsbesluit van 13 Maart 1900 (gemeenteblad no. 13)
opnieuw te wijzigen door artikel 1 te lezen als volgt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraa
Artikel 1.
Ten behoeve van do Secretarie der gemeente Leeu
warden kunnen worden aangesteld
a'. op het hoofdbureau
drie commiezen, ieder op eene jaarwedde van 1300
tot 1700;
vier adjunct-commiezen der eerste klasse, ieder op eene
jaarwedde van 900 tot 1300;
drie adjunct-commiezen der tweede klasse, ieder op eene
jaarwedde van 600 tot 900;
drie klerken, ieder op eene jaarwedde van 300 tot
b00
b. op het bureau van den burgerlijken stand
een commies, op eene jaarwedde van 1300 tot 1700;
een adjunct-commies der eerste klasse, op eene jaar
wedde van ƒ900 tot ƒ1300;
een adjunct-commies der tweede klasse, op eene jaar
wedde van 600 tot f 900;
een klerk, op eene jaarwedde van 300 tot 600
c. op het gemeente-archief
een archivaris, op eene jaarwedde van 900 tot 1300.
De nadere bepaling van Tiet bedrag der .jaarwedden
geschiedt door burgemeester en wethouders.
5. Idem tot wijziging van artikel 1 der verordening
op het heffen van een hoofdel ij ken omslag maar het inko
mengemeenteblad no. 17 van 1901. (Bijlage no 20).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt besloten
I. a. In artikel 1 der verordening tot het heffen van
een hoofdeljjken omslag naar het inkomen, vastgesteld den
2 April 1901 en goedgekeurd bij koninklijk besluit van
den 23 September 1901, no. 11, het cijfer 220,000. -
te vervangen door ƒ260,000.
b. dit besluit treedt in werking met ingang van 1
Januari 1904;
II. De verordening op de invordering der sub lo
vermelde belasting, mede vastgesteld den 2 April 1901,
van voortdurende kracht te verklaren.
6. Ontwerp-gemeente-begrooting, dienst 1904. (Zie Bij
lagen nas. 19. 27 en 30.)
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Duparc drukt zijn spijt er over uit, dat als
gevolg van het voorgevallene in de laatste vergadering
verscheidene leden afwezig zijn, omdat hem nu de gele
genheid ontbreekt van gedachten te wisselen, althans met
een van hen, die bij de behandeling van de ontwerp-begroo
ting voor 1903 van den financieelen toestand dezer ge
meente een zoo treurig beeld ophing, terwijl er thans
kan worden gewezen op eene belangrijke verhooging dei-
inkomsten over den dienst van 1902.
De commissie van rapporteurs heeft het trouwens doen
uitkomen, dat burgemeester en wethouders ook de be
grooting voor 1904 hebben sluitende gemaakt, zonder dat
tot verhooging van belasting behoeft te worden overge
gaan.
Sedert hebben de leden ook ontvangen het bekende
financieele overzicht over 1881 tot 1901 van den oudsten
wethouder, den heer Troelstra. In het sectie-verslag wordt
hem daarvoor reeds hulde gebracht. Spreker meent echter,
dat dit in eene openbare vergadering nog wel eens mag
worden herhaald, daar dit overzicht van hooge betee-
kenis is niet alleen voor thans, maar ook voor de toe
komst.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde komt de behandeling der uitgaven.
Volgnos. 7781 worden ongewijzigd goedgekeurd.
van Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1903. 143
Volgno. 82.
De heer Troelstra wil er bij dit volgnummer den heer
Schoondermark op wijzen, dat ook in de toelichting op
de artikels, waarin verhoogingen van jaarwedden voor
komen, daarvan melding wordt gemaakt, zoodat het in
den regel wel niet noodig zal zijn daarvan afzonderlijk
mededeeling te doen.
Volgnos. 82101 u-orden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 102.
De heer Jansen vraagt, of met het oog op de aan
staande verkiezingen voor den raad, deze post niet ver
hoogd moet worden. Misschien zijn geen stemmingen
noodig, maar zeker is dat niet.
De Voorzitter wil er den heer Jansen op wijzen, dat
burgemeester en wethouders door de wet zijn aangewezen
om den dag voor de verkiezing te bepalen. Dit moet ge
schieden binnen 6 maanden na liet nemen van ontslag.
Burgemeester en wethouders hebben nog niet over
wogen, welk tijdstip voor de verkiezing moet worden
vastgesteld, daar de ontslagbrieven eerst heden zijn
ingekomen. Het zou spreker echter niet verwonderen,
als nog in den loop van 1903 de verkiezing kan worden
uitgeschreven.
In de daaruit voortvloeiende kosten zou dan door
versterking van den desbetreffenden post op de begrooting
voor 1903 kunnen worden voorzien.
Volgnos. 102118 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 119. Bij de memorie van antwoord wordt
voorgesteld dezen post uit 'e trekken op 1(1,550.
De heer Schoondermark verklaart, dat het de com
missie van rapporteurs bevreemd heeft, dat burgemeester
en wethouders nu komen met een voorstel, dat in prin
cipe glad verschilt van hun eerste voorstel.
Dat principe was, dat de herstelling van het Wilhel-
minaplein moest geschieden uit de gewone uitgaven en
nu willen zij op eens eene leening aangaan voor de
bestrijding dier kosten, dus eene buitengewone uitgaaf
er van maken.
Bovendien is nu de kans verkeken, dat er bezuinigin
gen worden toegepast, want als er eenmaal besloten is
18,000.daarvoor te leenen, dan wordt er op het eerste
voorstel geen acht meer geslagen.
Rapporteurs hadden willen zien, dat de oude steenen
werden gebruikt en nog eens willen nagaan, of er ook
bezuinigd kon worden. Of het niet mogelijk zou zijn
alleen liet middelste gedeelte te vernieuwen en in den
buitenrand de oude steenen te brengen. Of het eindelijk
niet mogelijk zou zjjn door diagonaalsgewijze aangelegde
voetpaden aan de bezwaren te gemoet te komen en met
de uitkomende steenen andere deelen te herstellen.
Daarom hadden zij niet dadelijk geld willen leenen.
Het voornemen van burgemeester en wethouders is
bovendien inconsequent. Zij verklaren jaarlijks op de
begrooting eene vaste som te willen brengen ter aflossing
van de daarvoor aan te gane geld leening en nu de be
grooting het toelaat dit jaar, wordt de betaalde aflossing
geschrapt.
Rapporteurs blijven daarom bij hunne meening, dat
jaarlijks ƒ2,500.moet worden uitgetrokken en be
spaard, tot de tijd gekomen is, om tot geheele of gedeel
telijke vernieuwing over te gaan.
De heer Haverschmidt spreekt den wensch uit, dat het
aangekondigde voorstel tot vernieuwing der bestrating