144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1903. van het Wilhelminaplein achterwege mag blijven. Aan deze improductieve uitgaaf zou spreker zijne stem' niet geven. Men wint er niets bij, alleen de ergernis, dat men na elke kermis en elk volksfeest de mooie bestrating weer ziet bedorven, want palen en masten laten sporen achter, die niet door bestrating zijn weg te nemen. Of men het bedrag van 18000 gulden nu bijeenkrijgt door een pot te maken, of door eene geldleening, of door eene loterij, dit is spreker om het even; hij wil noch het een noch het ander. Het plein ligt geheel buiten het verkeer en voor het weinige gebruik, dat er van gemaakt wordt, is de bestrating niet onvoldoende. Het komt den heer Beekhuis voor, dat de memorie van antwoord over dit punt door de rapporteurs verkeerd wordt begrepen. Zij doen het voorkomen, alsof burgemeester en wet houders thans het voorstel doen om eene leening aan te gaan en over te gaan tot de geheele vernieuwing van het plein. Dit is niet het gevalzij stellen juist voor den post niet op de begrooting te brengen en doen toezegging een afzonderlijk voorstel aan den raad te zullen indienen. Spreker meent dus, dat over het plein thans niet meer behoeft te worden gesproken. Wat over de leening is ge schreven in de memorie van antwoord komt hierop neer, dat burgemeester en wethouders voor het werk, dat 17 a 18 mille zal kosten, 14 mille willen leenen, zoodat 3,000. uit de gewone middelen worden gevonden. Indien nu op die leening jaarlijks 3,000.of zooveel, als de begrooting het toelaat, wordt afgelost, dan volgt daaruit, dat de kosten voor het herstel van het plein zullen worden betaald uit de gewone middelen. De heer Troelstra herinnert er aan, dat, waarom burge meester en wethouders ƒ3,000.van deze begrooting willen schrappen, is gezegd in de memorie van antwoord. Zij zijn n.l. overtuigd ge vorden, dat eene gedeeltelijke vernieuwing niet is aan te bevelen, voornamelijk om dat bij gedeeltelijke herstelling het eene deel van het plein lioogcr zou liggen dan het andere. De algemeene rapporteur heeft nu eigenlijk gepleit vóór het plan van burgemeester en wethouders, want hij heeft onderschei dene zaken genoemd, die eerst nog onderzocht dienen te worden. Wenscholjjk dus is het later met een algemeen plan van verbetering bij den raad te komen. De heer Duparc zal het niet hebben over het Wilhel minaplein, dat staat onder dit no. vermeld, maar over iets, dat er niet op staat. Onder dit nummer wordt al eene reeks van straten genoemd, die in de eerste plaats voor verbetering in aanmerking komen, maar toch verdienen ook andere stra ten hiervoor de aandacht van burgemeester en wethouders. Men staat thans, zegt spreker, aan den vooravond van de opening van het nieuwe post- en telcgraafgebouwde groote toegangsweg daarheen is de Korf makersstraat, die nog steeds met keien is bestraat. Spreker passeert daar dagelijks eenige malen. Het is niet om eene oratio pro domo te houden, anders zou spreker reeds voorlang de aandacht op de slechte bestra ting, die hier wordt aangetroffen, hebben gevestigd, dat spreker op haar verbetering aandringt. De klachten hierover zijn inderdaad niet weinige. Spreker vestigt daarom de aandacht van burgemeester en wethouders op deze straat. De heer Beekhuis wil gaarne toezegging doen, dat het verzoek van den heer Duparc nader zal worden onderzocht. Naar aanleiding van een verzoek van den heer Ivomter, eenige jaren geleden gedaan bij de behandeling der be grooting, wordt thans jaarlijks door burgemeester en wet houders zulk eene lijst overgelegd. Deze lijst wordt echter niet door den raad vastgesteld. Zij dient slechts om het betrekkelijk begrootingsc ij for te motiveeren. Daarom kan er met den wensch van den heer Duparc worden rekening gehouden. De heer Baart de la Faille heeft met genoegen in de memorie van antwoord gezien de belofte van burge meester en wethouders, dat de toestand van de goot met bjjbehoorende kolk aan het Wilhelminaplein zal worden onderzocht. Al zijn nu de gevoelens over de verbetering van dat plein verdeeld, spreker wil toch dringend de aandacht vestigen op die kolk, die verbetering behoeft. In den kermistijd laat de toestand daar alles te wen- schen over. Alle poffers- en wafelkramen staan dan tegen die goot aan en het terrein is dan in eene wuire modder poel herschapen. Daar dit grensterrein van het plein in gewone tijden weinig wordt gebruikt, is de toestand dan niet zoo er gerlijk, maar nu de heer Sehoondermark allerlei plannen oppert voor verbetering, wil spreker toch in de eerste plaats aandringen op verbetering aan die zijde van het plein. De heer var, Ketwich Verschuur wil met een enkel woord de aandacht van burgemeester en wethouders ves tigen op de ijzeren deksels der kolken, die zeer dikwijls niet op maar in de kolken liggen, zoodat er veel kans bestaat, dat er vooral 's avonds beenbreuken en andere ongelukken ontstaan; ook Dr. de la Faille, zegt spreker, die een hiermede instemmend gebaar maakt, blijkt dit meermalen te hebben waargenomen. De heer Beekhuis wil den heer Baart de la Faille antwoorden, dat de straat langs het Wilhelminaplein onder de verbetering van het plein niet is begrepen, zoodat al wordt de post voor verbetering van dat plein van de be groeting afgevoerd, de verbetering dier straat geenszins vervalt. De opmerking van den heer van Ketwich Verschuur is volkomen juist. De roosters liggen op de kolken gelijk met de straat, maar de straatjongens lichten her haaldelijk die roosters op. Onderzocht zal worden, of zij kunnen worden vastgelegd, zóó dat de reinigers die weder gemakkelijk kunnen los krijgen. Daar de heer Jansen de sectievergadering niet heeft kunnen bijwonen, wil hij thans zijne meening zeggen over het al of niet besteden der 3,0üü.liet zuiverste standpunt lijkt hem te zijn, dat de 3,UU0.— van de begrooting worden afgevoerd en dat afgewacht wordt het voorstel van burgemeester en wethouders tot geheele of gedeeltelijke vernieuwing. De heer Sehoondermark moet zijne bevreemding te kennen geven, dat burgemeester en wethouders nu weer een nieuw plan voor de vernieuwing van het Wilhel minaplein indienen, nadat men het er in de sectiën vrij wel over eens was. De rapporteurs weten, dat de raad verbetering wensclit en daar nu de begroeting het toelaat, willen rapporteurs dadelijk ƒ2,500.daarvoor bestemmen om dan later na te gaan, of die som noodig is of niet. Daarom handhaven rapporteurs hun voorstel. De Voorzitter wil den heer Sehoondermark antwoorden, dat juist het sectie-verslag burgemeester en wethouders aanleiding gaf tot een nader onderzoek wegens het ge opperde tusschenvoorstel om niet ƒ3,000.maar ƒ2,500. uit te trekken. Dit voorstel houdt verband met de wijze van uitvoe ring van het werk en de opmerking omtrent het gebruik der oude stecnen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 October 1903. 145 Burgemeester en wethouders vermeenen, dat dit alles ter sprake kan komen, wanneer zij met een zelfstandig voorstel bij den raad komen. De heer Komter meent, dat het verschil in de denk beelden van den Voorzitter en de rapporteurs niet vol doende is gepreciseerd. Bij rapporteurs, evenals in de secties, heeft het denk beeld voorgezeten, dat het plein vernieuwd of hersteld moest worden uit de gewone middelen. Het plan van burgemeester en wethouders wijst er echter op, dat eene geldleening zal worden aangegaan en de kosten dus groo- tendeels niet uit de gewone inkomsten genomen zullen worden. Rapporteurs nu willen daarom beginnen met f 2,500.- op deze begrooting te brengen. Blijkt die som vooreerst voldoende, dan is dat des te beter, anders moet deze bij eene volgende begrooting worden aangevuld. Wanneer deze zaak later wordt behandeld, los van de begrooting, dan zal het moeilijk vallen daarvoor gelden aan te .vij zen uit de gewone inkomsten. V ie dus stemt voor het voorstel van rapporteurs, is er voor, dat de herstelling geschiedt uit de gewone middelen. De heer Duparc gelooft, dat het zuivere standpunt hier wordt ingenomen in het voorstel van burgemees ter en wethouders. Bij aanneming daarvan toch worden zij geheel vrijgelaten en de principiëele kwestie wordt i dim tevens hier niet incidenteel uitgemaakt, wat altijd min of meer gevaarlijk is. Indien de raad het denkbeeld van den heer Komter omhelst, dan wordt er eigenlijk geprejudicieerd op het geen nog in het verschiet ligt. Als het dringend nood zakelijk blijkt te zijn eenige verbetering aan te brengen, dan zal er nog wel 2,000.voor herstellingen te vin den zijn. Daarom is spreker voor hot plan van burge meester en wethouders. De heer üosterhoff is van meening, dat de heer Beek huis te veel heeft willen bewijzen, toen hij er op wees, dat de te leenen som uit de gewone middelen zal wor den afgelost, zoodat de kosten van de vervloeiing dan toch uit de gewone middelen bestreden zullen worden. Dit nu is niets buitengewoons, daar alle leeningen, die door de gemeente worden gesloten, uit de gewone mid delen afgelost worden. Intusschen kan spreker zich wel met het voorstel van burgemeester en wethouders vereenigen, daar het goed is, dat de zaak van alle zijden wordt bekeken; alleen meent hij te moeten vragen, of beide voorstellen niet gepaard kunnen gaan. Wordt nu, overeenkomstig het voorstel van rapporteurs, op de begrooting ƒ2,500.voor het beoogde doel uit getrokken, dan zal later, wanneer tot vervloeiing op de eene of andere wijze wordt besloten, die som in ieder geval beschikbaar zijn. De Voorzitter is het hiermede niet eens. Door de som te voteeren is zij dadelijk beschikbaar en worden burgemeester en wethouders gemachtigd die uit te geven. "Wil men dit niet, dan dient eerst te worden uitge maakt, wat er aan het plein zal gebeuren en kan tevens beslist worden, op welke wijze het geld daarvoor zal wor den gevonden. Maar spreker is tegen het denkbeeld, om eerst het geld toe te staan en daarna eerst uit te maken, wat er voor gebeuren zal. De beraadslaging wordt gesloten. In. stemming wordt gebracht het voorstel van rappor teurs om ƒ2,500.— op de begrooting te reserveeren. Dit voorstel wordt verworpen met 12 tegen 3 stem men, die der lieeren Sehoondermark, Oosterliolf en Kom ter. Het volgnummer 119, gewijzigd overeenkomstig de me morie van antwoordwordt daarna goedgekeurd. Volgno. 120. De heer Beucker Andreae meent, in tegenstelling met het gevoelen in de le sectic uitgesproken, dat in de ver binding door een pontveer van de nieuwe buurt aan den Westersingel met het Zaailand door particulier initiatief moet worden voorzien, dat dit beter door de gemeente kan geschieden en dit op grond van de ondervinding, op gedaan met de pont achter den Prinsentuin, die vaak aanleiding gaf tot klachten en aanmerkingen. Spreker wil hier wijzen op de pont in de "Willemskade, die uitstekend naar liet Zaailand zou kunnen verlegd worden, daar de bewoners van den Harlingersingel, voor wie die pont eigenlijk gelegd werd, dan even goed zullen kunnen gebruik maken van het nieuwe pontveer aan den Westersingel, waardoor zij even spoedig in de stad zul len kunnen zijn, als met de bestaande pont bij de veemarkt. Spreker geeft dit plan in overweging, daar met het oog op de scheepvaart één pont altijd beter is dan twee. De lieer Baart de la Faille heeft den heer Beucker Andreae hooren pleiten voor eene pontveer-verbinding met den Westersingel, waartoe de pont in de Willems kade zou kunnen verlegd worden. Met het tweede ge deelte van dit plan zou spreker niet gaarne meegaan, daar de pont in de Willemskade voorziet in eene groote behoefte, ook voor de bezoekers der veemarkt. Wanneer toch des Vrijdags de Prins Hendriksbrug langen tijd.is afgedraaid, dan voorziet de pont juist in de communicatie. Daarom zou spreker liever eene nieuwe pont in de vaart willen zien gebracht tusschen Zaailand en Wester singel. Het bezwaar voor de scheepvaart is gering, daar de veerman, als er een schip aankomt, de lijn kan laten zakken, anders wordt die stuk gevaren. Al zal het particulier initiatief spoedig in deze be hoefte voorzien, spreker geeft er de voorkeur aan, wan neer de gemeente dat doet, de bediening is zooveel boter. Spreker wil dan nog niet eens wijzen op het aan staande abattoir, dat waarschijnlijk in die buurten zal verrijzen. Ongetwijfeld zal ook die inrichting door eene nieuwe communicatie met de binnenstad gebaat zijn. De heer van Ketwich Verschuur verklaart voel voor het plan van den heer Beucker Andreae te gevoelen. De pont in de Willemskade kan zeer goed worden verlegd en al is het vaarwater bij den Westersingel bree der dan bij de Willemskade, de scheepvaart is er echter veel geringer. De heer Beucker Andreae meent, dat het bezwaar voor de veemarkt niet zwaar weegt. De Prins Hendriksbrug is zoo in de nabijheid, dat zelfs op de drukke dagen van de pont wel niet veel zal worden geprofiteerd. De Voorzitter wil gaarne toezeggen, dat burgemeester en wethouders deze zaak zullen onderzoeken, maar waar schuwt tegen te gunstige verwachtingen. Het vaarwater daar is zeer breed, wat voor eene pont moeilijkheden oplevert. Bovendien is het provinciaal vaarwater, zoodat de medewerking van Gedeputeerde Staten wordt vereischt. Alles bijeen genomen maakt, dat eene toezegging moei lijk kan worden gedaan, maar het gesprokene zal aan leiding zijn tot nader onderzoek. De heer Duparc wil, naar aanleiding van het geopperde bezwaar, dat het vaarwater te breed zou zijn voor eene pont, er op wijzen, dat vaak over de breedste rivieren de communicatie met beide oevers door eene pont wordt onderhouden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1903 | | pagina 3