Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1904.
3. eene woning aan Oldegalileën no.
36 aan P. Kesteloo voor
4. eene bovenwoning aan de Tuinen
no. 40 aan L
5.
li. Hardorff voor.
eene woning aan den Oostersingel
62.40
- 120.—
1.10 per week.
- 78.—
no. 116 aan A. Elsinga voor
6. eene woning Noorderplantage no.
13 aan J. Goor voor
7. eene bovenwoning bij de Put no.
17 aan Wed. H. Weidijk voor -185.
8. eene woning in de Kalvergloppe
no. 197 aan Wed. Y. Geertsma voor - 1.50 per week.
9. eene woning in de Kalvergloppe
no. 199 aan K. Bosnia voor - 100.
10. eene woning in de Kruisstraat no.
- 200.-
woning Achter de Witte
25 aan M. Elskamp voor
11. eene
Hand no. 13 aan 14. de Bruin voor - 62.60
12. eene bovenwoning Zuiderplein no.
99 aan A Los, wed. Burg voor -215.
13. eene benedenwoning aan den Oos
tersingel no. 2 aan N. de Vries voor - 1.50 per week.
14. eene woning in St. Jobsleen no.
255 aan S. van der Heide voor- 60.
II. voor den tijd van drie jaren
1. een plek grond bij de Bolswarder brug
aan D. de Boer voor
een
huis in de St. Jacobsstraat no. 35
20.-
- 250.—
aan A. P. Heg voor
III. voor den tijd van vijl' jaren
eene woning in de Bagijnestraat no. 61
aan D. A. G. Draper voor- 100
IV. afwijzend te beschikken op de adressen van J.
Feenstra en Ph. van der Veen, huurders der woningen
Oostersingel nos. 108 en 110.
5. Idem tot onderhandsche verpachting van de opbrengst
der VlietsterbrugBooinsbrug, IJzeren Ophaalbrug, Blau-
webrug en Poppebrug.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be
sloten
behoudens de koninklijke goedkeuring op het heffings-
besluit d.d. 8 December 1903 no. 5 met ingang van
12 Mei 1904, onderhands op de bestaande voorwaarden
te verpachten
I. voor den tijd van vijf aaneenvolgende jaren de
opkomsten van de bruggelden, geheven bij de A lietster-
en de Booinsbrug aan Sjoerd Krol, tegen eene jaarljjk-
sche pachtsom van ƒ182.
bij de IJzeren Ophaalbrug (Witte Brug) aan Pieter
Schaaf voor 20.per jaar;
bij de Blauwebrug aan Jetze Hoogendijk voor ƒ10.
per jaar;
II. tot wederopzegging, uiterlijk tot den 12 Mei 1909,
de opkomsten van de bruggelden, geheven bij de Poppe
brug, aan Sjoerd de Boer voor 5.per jaar.
6. Idem om den heer Th. Boersmahoofd van ge
meenteschool no. -i, aan het hoofd te stellen van de nieuwe
school voor voortgezet onderwijs.
De openbare vergadering wordt geschorst en er wordt
overgegaan in besloten vergadering.
Na heropening der openbare vergadering wordt het
voorstel in stemming gebrachtwaarvan de uitslag is
dat het aangenomen wordt met 17 stemmen tegen 1, die
van den heer Schoondermark.
Alzoo wordt besloten
met ingang van den datum, waarop met het onderwijs
aan de nieuwe school voor voortgezet onderwijs een
aanvang zal worden gemaaktden heer Th. Boersma
hoofd van gemeenteschool no. 4aan het hoofd dier
school te stellen op eene jaarwedde van /'1700.en
I
eene vergoeding voor huishuur ad ƒ350.zulks onder
eervolle ontheffing uit zijne tegenwoordige betrekking
en onder voorbehoud van nadere regeling zijner bezol
diging in verband met de omtrent die school en den
daaraan aansluitenden avondcursus voor handel en admi
nistratie vast te stellen verordeningen.
7. Idem tot het verleenen van een nieuw crediet voor
de voltooiing van heb onderzoek naar de woningtoestanden
alhier.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be-
j sloten
ten behoeve van de voortzetting en voltooiing van
het onderzoek naar de woningtoestanden in deze ge
meente een nieuw crcdiet te verleenen van ƒ1000.
8. Praeadvies van burgemeester en wethouders op het
verzoek van Dr. R. Vorenkamp e.a. om een trottoir te
leggen langs de huizen aan den Westersingel.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be
sloten
I. een trottoir te leggen langs de huizen aan den
Westersingel op de wijze, als is omschreven in de mis
sive van den directeur der gemeentewerken d.d. 27 Oc
tober 1903 no. 1051/83, waarvan de kosten zjjn geraamd
op 1290;
II. zoodra met het leggen van een trottoir wordt
aangevangen, alle verleende vergunningen tot het leggen
en hebben van bestrate voetpaden in te trekken;
Hl. burgemeester en wethouders uit te noodigen ter
zijner tijd de vereischte voorstellen aan te bieden ter be
strijding van de kosten van het trottoir.
9. Idem op het verzoek van den heer Mr. P. A.
Bergsma om eervol ontslag als secretaris der gemeente.
Heeft ter visie gelegen om heden te worden afgedaan.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be
sloten:
I. aan Mr. Petrus Adrianus Bergsma, met ingang
j van den 1 April 1904, overeenkomstig zijn daartoe ge-
daan verzoek op de meest eervolle wijze ontslag te ver
leenen uit zijne betrekking van secretaris der gemeente
Leeuwarden onder dankbetuiging voor de langdurige en
hoogst belangrijke diensten, door hem aan de gemeente
bewezen
H. aan Mr. P. A. Bergsma voornoemd, met ingang
j van den dag, waarop zijn ontslag ingaat, een jaarlijksch
pensioen toe te kennen van 1440.
De heer Duparc vraagt en verkrijgt het woord naar
aanleiding van het genomen besluit.
Hij meent, dat de eenstemmigheid, waarmede dit be-
1 sluit wordt genomen en het daarop gevolgde applaus
der vergadering den heer Bergsma tot bewijs zal strek
ken, hoe de raad zich heeft willen vereenigen met den
welverdienden lof, door burgemeester en wethouders aan
hem gebracht voor zijne werkzaamheid als gemeente
secretaris gedurende 34 jaren. Meer dan een lid van
den raad opperde intusschen het denkbeeld om nog uit
deze vergadering zelve eene stem te doen opgaan, die zou
J bezegelen het geschreven woord van burgemeester en
wethouders.
Spreker heeft gaarne willen voldoen aan veler verlangen,
om daartoe op te treden, en hij vleit zich hierbij de tolk
van al zijne medeleden te zijn. Wat hij heeft te zeggen,
I moet strekken om te verklaren, dat de raad zich vol-
I komen aansluit bij het woord van burgemeester en wet
houders.
Spreker wil er nog den wensch aan toevoegen, dat de lieer
Bergsma lang van zijn otium cum dignitate moge genot
hebben en van uit zijne tegenover het gemeentehuis ge
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1904.
7
legen woning, vanwaar hij dag aan dag den gang naar
het gemeentehuis deed, nog tal van jaren de raadsleden
moge zien daarheen zich begeven en de gemeente
ook onder den nieuwen secretaris moge toenemen in
bloei en in welvaart.
10. Rapport der commissiebelast geweest met het on
derzoek der geloofsbrieven van de heeren Feddemavan
Messel, Lautenbach en Koopmans.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be
sloten tot toelating als raadslid van de heeren Feddema,
van Messel, Lautenbach en Koopmans.
VII. De heer Baart de la Faille vraagt en verkrijgt
het woord over een onderwerp, vreemd aan de orde van
den dag.
In den kwakkel winter, dien men dit jaar beleeft, is men
j somtijds getuige van zaken, die men deels met afkeuring
I deels met huivering aanschouwt.
In de eerste plaats het gooien met sneeuwballen. Wan
neer de jeugd dat onderling doet, dan is daar niets tegen,
maar dit verandert, wanneer zjj zich verstout weerlooze
menschen tot mikpunt harer projectielen te kiezen, zoo
als dames en koetsiers op den bok van rijtuigen, die
niet in staat zijn zich te verweren.
Dit is een euvel, dat gedurig wordt aanschouwd en
waaraan paal en perk dient te worden gesteld.
Spreker heeft in de politieverordening geen verbods
bepaling gevonden; toch is opneming daarvan wenschelijk,
daar bij dooiweder met ijshallen wordt gegooid, die licht
ongelukken kunnen tengevolge hebben.
In de tweede plaats wil spreker wijzen op de roeke
loosheid, waarmede jongens zich op onbetrouwbaar ijs
wagen. Speciaal bij de broodfabriek en aan den Noor
dersingel. Zij wagen zich op ijs van één nacht, wat
een goede Fries anders niet doet en gisteren schoot een
knaap bij die waaghalzerij het leven in.
Wanneer een voorbijganger van zulk een ongeval ge
tuige isdan zou hij zijn leven dat minstens evenveel
waard is als van zulk een jongen moeten wagen om
hem te redden.
Ook daartegen geeft de politieverordening geen ver
bodsbepaling. Spreker weet, dat het hoogst lastig is dit
te verbieden en niet altijd te koeren en daarom wil hij
zich wenden tot het hoofd der politie, om hem op deze
zaken te wijzen, die een dagelijksehe ergernis zijn. Ook
wil hij de commissie voor het ontwerpen van strafver
ordeningen in overweging geven een artikel te ontwer
pen waarin eene dusdanige verbodsbepaling wordt be
lichaamd.
De Voorzitter zegt, dat door den heer Baart de la
Faille zaken zijn aangeroerddie voor de politie eene
bron van voortdurende zorg zijn, waaronder spreker als
hoofd der politie meer dan iemand gebukt gaat. Be
paaldelijk heeft spreker eveneens met leedwezen uit het
dagelijksch politierapport gelezen, dat er gisteren, tenge
volge van het roekeloos zich op zwak ijs begeven drie
jongens zijn te water geraakt en dat een hunner daarbij
hot leven heeft gelaten.
Maar spreker gelooft niet, dat bij verordening derge
lijke waaghalzerij kan worden strafbaar gesteld. De
politie heeft in last om jongens zooveel mogelijk van
het ijs te jagen maar meer kan naar sprekers oordeel
al niet worden gedaan.
Wat het baldadiglijk werpen met sneeuwballen naar
voorbijgangers betreftdit is strafbaar krachtens het 3e
boek van het Wetboek van Strafrecht en hieromtrent
is dus de raad niet bevoegd eene verordening te maken.
De politie doet. hiertegen wat zij kan en menig proces
verbaal wordt opgemaaktdoch het is haar onmogelijk
alle baldadigheid, ook op dit gebied, te keeren.
Tot aanvulling van het gesprokene wenscht de heer
Duparc nog mede te deelen, dat deze kwestie in 1887,
toen de algemeene politieverordening tengevolge van het
inwerkingtreden van het nieuwe strafwetboek moest wor
den herzien ampel en breed bij de commissie voor de
strafverordeningen werd besproken, doch dat zij toen is
gestuit op de verbodsbepaling betreffende het plegen van
baldadigheden op de openbare straatwaaronder het
werpen met sneeuwballen moet worden gerangschikt.
Al geeft nu ook art. 135 der gemeentewet den raad
een krachtig middel aan de hand 0111 bij verordening
voor de openbare veiligheid te zorgenhet wordt hem
in dezen door art. 150 der gemeentewet verboden.
Daarom kan de verordeningscommissie moeilijk den
heer Baart de la Faille eenig uitzicht geven op het vast
stellen der door hem gewenschte verbodsbepaling.
De heer Baart de la Faille dankt voor de verkregen
inlichtingen, al zijn deze niet voldoende om tot het door
hem beoogde doel te geraken.
Spreker wil daarom in overweging geven eene uitnoo-
diging tot de jeugd te richten bij wijze van proclamatie;
en in sommige gevallen blijkt dit goed te werken. Het
zou een middel kunnen zijn om de moeilijke taak der
politie te verlichten en meermalen vindt een woord op
zijn pas een geopend oor. Dat is nog gebleken bij de
feestelijkheid op Vrijdagavond j.l., die goed en ordelijk
van stapel liep. Yoor een groot deel is dit wellicht te
danken aan het beroep op aller medewerking, in een der
dagbladen geplaatst.
Spreker meent, dat eene proclamatie, waarin gewezen
wordt op het gevaar zich op onbetrouwbaar ijs te be
geven en gewaarschuwd wordt tegen het onveilig maken
der straten door allerlei baldadigheden, wel eenigen in
vloed ten goede zou kunnen uitoefenen.
De Voorzitter wil dit denkbeeld gaarne overwegen.
Iets dergelijks is ook gedaan door den burgemeester van
Middelburgdie voor eenigen tijd tot eene proclamatie
aan de jeugd zijn toevlucht heeft genomen.
Spreker stelt zich voor te informeeren, wat de uitwer
king daarvan is geweest en is deze gunstig, dan zal dat
natuurlijk voor hem nog eerder aanleiding zijn om den
weg in te slaan, die door den heer Baart de la Faille
wordt aanbevolen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering
l door den Voorzitter gesloten.
Stoomdrukkerij van C. Jongbloed Az., Leeuwarden.