52 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Maart 1904. toch den doorslag moet geven, wordt zelfs door een geneeskundigelid van deze vergadering, niet van genoeg belang geacht, om een belangrijke uitgave te wettigen. Spreker constateert alzoo dat de geachte wethouder van financiën in gebreke is gebleven te bewijzen: dat de toestand der gemeentelijke financien rooskleu rig is; dat hij eveneens in gebreke is gebleven te bewijzen, dat de opgemaakte exploitatierekening niet is geflatteerd; dat 't hoegenaamd geen noodzaak is den wég te volgen van andere gemeenten, die finantieel achteruitgaan. Spreker beweert thans pertinent dat een abattoir te Leeuwarden niet zal kunnen rendeerenmen zal er alleen mede bereiken eenc verhooging van vleescliprijzen. Ten slotte, men zal de burgerij hierdoor alleen eene verkapte belasting op den bals halen. Zoolang derhalve de noodzakelijkheid niet is bewezen, bl ij ft spreker beslist volhouden, dat 't voor de leden van den Raad onverantwoordelijk is, hun stem te geven aan de oprichting van een openbaar slachthuis. De heer Middelkoop heeft geen principieelcn tegen stand ontmoet naar aanleiding van het door hem ge sprokene in de vergadering van hedennamiddag. Uit de rede van den heer Troelstra is hem echter gebleken, waarom die tegenspraak ontbrak. Deze heer beweert namelijk, dat aan de zwarte schildering van spreker geen waarde is te hechten; zijne redeneering is dus oube- teekencnd. Niettemin is het een feit, dat tegenover die donker gekleurde voorstelling geene exploitatie-rekening wordt gesteld, die den toets van een billijke critiek kan doorstaan. Als de heer Troelstra vraagt, welke waarde is te hechten aan sprekers bestrijding, dan vraagt hij oj» zijne beurt welke waarde is te hechten aan de cijfers van burgemeester en wethouders. Spreker meent in zijn nota te hebben aangetoond, dat de exploitatie van het slachthuis geen voordeelzooals burgemeester en wethouders becijferen, doch verliet; zal moeten opleveren. Als de heer Troelstra b.v. zegt, dat de kosten van aanschaffing der machines onbeduilend zijn, dan is deze wel zeer optimistisch. Dit lid heeft waar schijnlijk sprekers nota niet nauwkeurig gelezen, anders zou hij hebben ontwaard, dat de machines te Roermond, blijkens het schrijven van den burgemeester dier ge meente, 38400.hebben gekost, dat is meer dan 1/4 van het totale bedrag der stichtingskosten, met inbegrip van den grond. Dat noemt spreker toch geene ondergeschikte uitgaaf. De heer Wolff haalde art. 025 van het Burgerlijk wetboek aan. Spr. begrijpt niet, hoe men dat artikel kan aanhalen als een argument tegen zijne redeneering. iljj kan de verzekering geven, dat hij bij het opstellen zijner nota dat artikel beschouwd heeft als een steun voor zijne bewijsvoering. Het wordt nu uitgespeeld tegen spreker, terwijl het inderdaad tegen Burgemeester en Wethouders pleit. Deze toch hebben gesproken van een onaantastbaar eigendomsrecht en het is juist art. 025 B. W. dat ons leert, dat eigendomsrechten altijd beperkt worden door wetten en verordeningen. De heer Wolff zegt, dat de vergunning aan slagers geen onaantastbaar eigendom betreft, omdat die laatste door verordeningen wordt beperkt, en hiermede is spreker liet eens. Doch daaruit volgt niet, dat bij aantasting van het eigendomsrecht geen schadeloosstelling zou verschuldigd zijn. liet tegengesteld beginsel is neergelegd in de art. 151 en 152 der Grondwet. De rechtvaardig heid eischt, dat dit beginsel zijn toepassing vindt bij elke onteigening, ook al is die toepassing niet overal in de wet vastgelegd. Was dit het geval dan behoefden wij daarover niet te discussieeren. Hadden wij een uit drukkelijke bepaling, waarbij in dit geval eene actie aan de slagers was toegestaan, dan was alleen daardoor de zaak opgelost. Doch aangezien we die niet hebben, moet een beroep gedaan worden op de billijkheid, die in rechtstreeksch verband staat met het beginsel in de grondwet uitgedrukt. Daarvoor nu is eenc verwijzing naar de Duitsche wetgeving, die dezelfde materie onder gelijke omstandigheden heeft geregeld, alleszins geoorloofd. Waar spreker die schadeloosstelling bepleit, beweegt hij zich niet op het gebied van het positieve recht, maar op het moreele, dat zijn steun in het positieve vindt. De heer Wolff meent niet veel beteckenis te moeten hechten aan sprekers betoog omtrent aflossing en afschrijving. Doch die spreker heeft geen gewag ge maakt van het standpunt, dat burgemeester en wethouders hebben ingenomen naar aanleiding van het wetsontwerp regelende de gemeentelijke instellingen. Dit ontwerp trouwens is vernietigend voor henzelf. Aflossing moet beschouwd worden als amortisatie van schuld en afschrijving als een voorschot op reeds aan wezige, maar nog niet merkbare waardevermindering van machines, enz. Er is gezegd, dat het standpunt, waarop men zich moet plaatsen bij do oprichting van een abattoir, niet dat kan zijn van den koopman dat de koopman, die zijne onderneming opricht met geleend geld, niet van slechter conditie wordt, wanneer hij alleen afschrijft en niet aflost. Dat geldt voor den koopman, doch mag niet worden toegepast op de gemeente Deze moet op den duur van beter conditie worden. Wordt zij in den loop der jaren geen onbezwaarde eigenares barer inrichtingen, dan doet dit geval zich voor dat de schuldenlast hoe langer hoe grooter en eindelijk ondragelijk wordt. Hoe zou het ons smaken, wanneer wij thans nog rente had den te betalen voor den aanleg onzer straten, voor den bouw van het stadhuis, voor den bouw onzer scholen gedurende de laatste twee eeuwen Burgemeester en wethouders schrijven zoogenaamd af. doch alleen als een voorschot op eene latere leening, De groote fout is, dat de voorloopige aflossing de eigen lijke schuld onaangetast laat. Op deze wijze zit men ten eeuwigen dage in de schuld. Neen, de gemeente moet hare schulden op beter wijze zien te delgende financieering van burgemeester en wethouders laat in dezen alles te wenschen over. Dr. Ivuvper heeft gezegd, dat het eene verderfelijke politiek is, om maatregelen tot stand te brengen, waar van de vruchten terstond genoten, maar de lasten naar de toekomst verschoven worden. Wil men die verderfelijke politiek niet volgen, dan moet men te werk gaan als door spreker is aangeduid, d.i. er moet worden afgelost voor amortisatie van schuld en afgeschreven voor vermindering van waarden. De heer Koopmans komt terug op het gezegde van den heer Troelstra, dat deze niet is geschrokken van sprekers mededeeling omtrent den financieelen toestand der gemeente, omdat de heer Troelstra niet geloofde aan de waarheid dier feiten. Dat doet spreker aan den eenen kant genoegen, want hij heeft nooit de bedoeling gehad den heer Troelstra te doen schrikken, maar aan (le andere zijde had hij gaarne gehoord van den finantieelen wethouder cijfers, die aantoonden, dat sprekers mede- deelingen niet conform de werkelijkheid waren. Wat de beschuldiging betreft, dat spreker de leden van het dagelijksch bestuur heeft aangeduid als geen ernstige inenschen te zijn, daarvan zegt hij, dat zulks niet ge heel juist is: hij heeft gevraagd of bij het voorstel wel de noodige ernst heeft voorgezeten? Toen de heer Duparc hedenmiddag interrupteerde, antwoordde spreker niet: in het Nieuwe Kanaal wordt gevischt," doch vmet het N. Kanaal wordt gevischt," als lokaas. Zijn gedachtengang was, dat, waar de gemeente in 20 jaar 6 ton vermeerdering van schuld zag ontstaan en niettemin de uitgaven de inkomsten overtreffen, het overschietende geld stellig aan den verkoop van bouw terrein was te danken. De heer Troelstra heeft wel gezegd, dat nimmer voor gewone uitgaven was geleend en dat nooit cenige aan merking was gemaakt over zijn finantieel beleid. Spreker Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Maart 1904. 53 weet dat niet, maar veronderstelde, dat de gunstige finan- tieele toestand, op boven aangehaalde wijze verkregen, dienst moest doen als lokaas aan den hengel voor het abattoirvraagstuk en vandaar de aangehaalde uitdrukking daar vischt .men mee." De heer Troelstra heeft erkend, dat de H. O. in de laatste jaren is verhoogd; dat zal nog meer geschieden, als men op den ingeslagen weg voortgaat. Spreker had overigens van den wethouder van financiën eene meer afdoende bestrijding verwacht, liet is gemakkelijk tc zeggenheb toch vertrouwen In den goeden afloop en zie de zaken toch wat lichter in. De heer Troelstra gelooft niet aan sprekers mede- deelingen. Spreker had van don heer Troelstra, don man, zóó jaren lang finantieel wethouder, den man, zóó door kneed in finantieele zaken, heel iets anders verwacht dan alleen de mededeeling dat hij sprekers opgaven ongelooflijk vindt. Gaat bij den heer Troelstra geloof boven wetenschap Bij den spreker gaat in dezen weten schap boven geloof en dat had hij van den heer Troelstra ook verwacht. Van harte hoopt hij, dat na de stemming over het voorstel de ingezetenen kunnen zeggenGelukkig, deze drinkbeker is ons voorbijgegaan! De heer Komter meent, in tegenstelling met den heer Troelstra, dat wel degelijk direct moet worden afgeschre ven op de oprichtingskosten en dergelijke. In den regel schrijft men deze kosten het eerst af. Dat 2 pCt. afschrijving op de gebouwen te veel zoude zijn, kan spreker bezwaarlijk toegeven, daar het hier werkplaatsen betreft, die niet alleen veel te lijden heb ben door het gebruik, maar waarvan ook belangrijke veranderingen en verbouwingen binnen niet te langen tijd noodig zullen blijken, zoodat do gemiddelde duur van dergelijke gebouwen op niet meer dan 50 jaar kan worden gesteld. Dat 8 pCt. afschrijving op machinerieën, en werktuigen te veel zoude zijn, is door den heer Wolff niet aange toond. Spreker is met ijs- en koelmachines eenigszins bekend en weet, dat deze aan veel slijtage onderhevig zijn. Dat nieuwe vindingen, die bezuiniging en verbete ring aanbrengen op dit gebied, nog te wachten zijn is vrij zeker; dat men deze niet zou toepassen, omdat men niet behoeft te concurreeren, kan niet worden toegegeven. Laat men een vijftal jaren wachten dan is de ervaring hier te lande grooter en vooral over de financieele uit komsten kan met meer zekerheid worden geoordeeld. De heer Troelstra wenscht niet met den heer Koop- mans in een finantieel debat te treden. Deze doet zich voor als financieele specialiteit. Welnu, spreker feliciteert dan den Raad met die aanwinst. Eindelijk nog het volgende aan het adres van den heer Middelkoop. Als zijne beschouwingen en becijfe ringen do juiste waren en in toepassing moesten worden gebracht, dan bestond er nog geen enkel abattoir in ons geheele land De beraadslaging wordt gesloten en in stemming ge bracht het le lid der gewijzigde voorstellen van rappor teurs luidende lo. te besluiten tot oprichting van een gemeentelijk abattoir. Dit wordt verworpen met 14 tegen 9 stemmen. Tegen stemden de hecren van Ketwich Verschuur, Wilhelmv, Oosterhoff, Jansen, Komter, Schoondennark, Feddema, Lautenbach, Feitz, Middelkoop, van Messel Menalda, Koopmans en Tromp. Voor de hecren ITaverschmidt, Beucker Andrese, Beek huis, Troelstra, Duparc, ITijlkema, Tigler Wijbrandi Wolff en Baart de la Faille. De Voorzitter zegt, dat hierdoor de andere vier daaraan ondergeschikte punten komen te vervallen, en sluit de vergadering. Stoomdrukkerij van C. Jongbloed Az., Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 11