'70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1904. dat een jongen van zóó slecht gedrag, dat hot getuigschrift hem dient onthouden te worden, niet op de nieuwe school thuis hoort, want hij brengt althans zijn geheele klasse in de war en schaadt de andere leerlingen, die loeren willen, liet komt spreker voor, dat het artikel moet blijven, zooals het is voorgesteld. Do heer Schoondermark besprak de aanteekening op de diploma's van de leerlingen der kweekscholen. Maar hiervoor bestaat een goed motief: die leerlingen zijn van 14—19 jaren oud en vrij in hun doen en laten, want zij worden ingekwartierd bij de burgers; bovendien, dit vergete men niet, zijn zij aanstaande onderwijzers; hier heeft men echter te doen met kinderen van G13 jaar. Daarom is het plaatsen der gedrags-aanteekening op de diploma's van de leerlingen der kweekscholen juist; hier zou ze dit niet zijn en noodeloos hen kunnen drukken. De lieer Haverschmicit heeft weinig aan het gesprokene door den heer Van Ketwich Verschuur toe te voegen. De heer Duparc redeneert aldusOm tot de nieuwe school te worden toegelaten heeft de leerling beslist een getuigschrift noodig, want daarop zal de aanteekening moeten staan, maar dat getuigschrift kan hem worden onthouden, wanneer het gedrag te wenschen overlaat hoe knap de leerling overigens ook is, en daarom wensch ik geen getuigschrift maar enkel een bewijs van be kwaamheid. Spreker meent, dat het bezwaar van den heer Duparc in de practjk niet bestaat, want de laatste jaren wordt den leerling hot getuigschrift, dat trouwens in overleg met den Schoolcommissaris, lid der Schoolcommissie, wordt toegekend, nooit onthouden. De heer Duparc doet opmerken, dat, wat de heer Schoondermark heeft in 't midden gebracht, reeds dooi den Voorzitter is te niet gedaan. De heer Van Ketwich Verschuur zei, dat hij bij onder vinding weet, dat de werkbazen zeer veel prijs op het getuigschrift stellen, en het ontbreken er van zou kunnen leiden tot niet opnemen in ambacht of winkel. Maar het is hier een heel ander gevalhier moeten de kinderen verder onderwijs genieten. Wordt het getuigschrift aan leerlingen geweigerd, dan bestaat er voor hen geen ge legenheid moer om verder te Leeuwarden onderwijs te genieten. Vu zegt de heer ILaverschmidt wel, dat hij meent te weten, dat het geval zich nooit heeft voorge daan. Spreker heeft langere ervaring, hij is 20 jaren lid van de Schoolcommissie geweest, en kan verklaren, dat het geval zich meer dan eens heeft voorgedaan, dat een jongen het bedoeld bewijs niet heeft kunnen krijgen. Gaat de stelling van den heer llaverschinidt door, dan zou spreker Leeuwarden willen gelukwenschen, want dan zouden alle jongens, die de school verlaten, van goed gedrag zijn. Maar dit beweerde de heer ILaverschmidt ook niethet getuigschrift wordt volgens hem toch nooit geweigerd. Dan echter is de bepaling wat men zou kun nen noemen, een wassen neus. Spreker wenscht eindelijk nog mede te deelen, dat hij over deze zaak een gesprek heeft gehad met een der schoolhoofden en deze geheel met hem instemde. Den heer van Ketwich Verschuur is thans één geval in de gedachte gekomen, dat het getuigschrift aan een leerling werd geweigerd; het betrof een jongen die voort durend in opstand tegen zijn onderwijzers was. Voor zulk een geval is de bepaling wenscheljjk; der gelijke leerlingen, die het er op toeleggen hunne leer meesters het leven te vergallen, wil spreker buiten deze school houden dewijl daarvoor geen leerplicht bestaat, heeft men de handen wat vrijer. De Voorzitter is het geheel eens met den heer van Ketwich Verschuur. Wij zijn uitgegaan van het beginsel, dat we de beste kinderen moeten hebben op de nieuwe school dit zijn niet de zeer enkelen, aan wie het getuig- schrift wordt geweigerd. De heer Middelkoop gelooft, dat de moeilijkheid kan worden opgelost, wanneer aan het 4e lid wordt toege voegd, dat voor de daarbedoelde kinderen ook overleg ging van een bewijs van goed gedrag, afgegeven door het hoofd der school waar ze het laatst onderwijs geno ten, werd gevorderd. Dan worden ze op gelijken voet behandeld als de kin- ren, afkomstig van de scholen uit de stad. De Voorzitter zegt, dat zich voor de nieuwe school hebben aangemeld kinderen van alle denkbare scholen iu de gemeente en velen van buiten. Het gaat toch moeilijk van al die kinderen een bewijs van goed gedrag te vragen. De heer Tromp vindt deze bepaling eene onbillijkheid. Daarom had hij hetzelfde willen zeggen, als de heer Middelkoop. Wanneer alinea 4 wordt uitgebreid in dien zin, dat een certificaat van goed gedrag moet worden overgelegd van het hoofd der school, die het kind heeft verlaten, dan is de moeilijkheid opgelost. De Voorzitter merkt op, dat daardoor niet is opgelost het bezwaar van den heer Duparc. Het amendement van den heer Duparc wordt in stem ming gebracht en verworpen met 18 tegen 3 stemmen, die der lieeren Duparc, Iljlkema en Troelstra. De Voorzitter zegtdat thans aan de orde komt het denkbeeld-Middelkoopondersteund door den heer Tromp, n.l. dat kinderen van andere scholen ook een bewijs van goed gedrag moeten overleggen. Men kan dit denkbeeld verwezenlijken door aan het slot van ar tikel 4 toe te voegen de woordenen een bewijs over leggen, van het hoofd der school, waarvan zij afkomstig zijn, dat zij zich aldaar goed hebben gedragen. De heer Van Ketwich Verschuur meent, dat er eene lacune in het artikel blijft bestaan, want er is niet voorzien in het geval, dat kinderen niet op school ge weest zju, doch te huis onderwijs hebben ontvangen. De Voorzitter merkt op, dat dit alleen het geval is met kinderen, die huisonderwijs genieten. Ilij herinnert zich echter niet zoolang de Leerplichtwet in werking is geweest, dat dit is voorgekomen. De heer van Ketwich Verschuur zegt, dat het toch mogelijk is o. a. bj ziekte gedurende een of meer jaren. De heer Duparc meent, naar aanleiding van het door den hoer van Ketwich Verschuur in het midden gebrachte, nog te moeten zeggen, dat een geval, zooals door dat geachte lid wördt bedoeld, sinds het bestaan van de Leer plichtwet nooit is voorgekomen. Bovendien voor een enkel geval wordt geen wet gemaakt. Het amendement Middelkoop past geheel in het systeem, dat aan de leer lingen van andere scholen dezelfde eischen moeten wor den gesteld als aan de leerlingen van onze eigen scholen. De heer Wolff meent, dat de school vooral zal bezocht worden door kinderen, die kosteloos onderwijs genieten of een gering schoolgeld betalen. Het zal niet voorko men, dat ouders van dergeljke kinderen dezen huison derwijs kunnen doen geven. Het amendement van don heer Middelkoop, overge nomen door burgemeester en wethouders, om aan het slot van art. 1U toe te voegen de woorden: „eu een „bewijs overleggen van het hoofd der school, waarvan zjj „afkomstig zijn, dat zij zich aldaar goed hebben gedragen" wordt in stemming gebracht en met algemeene stemmen aangenomen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1904. 71 Art. 11 wordt goedgekeurd. Art. 12. De uitreiking van de getuigschriften, bedoeld in art. 1U eu van de diploma's, bedoeld in art. 11, geschiedt in tegenwoordigheid van een commissie uit don gemeente raad, de commissie van toezicht en belangstellenden, bj monde van hot hoofd der school, aan het einde van elk schooljaar, op door de commissie van toezicht door mid del van een of meer dagbladen tijdig bekend te maken dagen en uren. De heer Komter zegt, dat in dit artikel is opgenomen eene verplichting voor de leden van den raad. Het is de vraag of die verplichting, dat eene commissie uit den raad bij de uitreiking der getuigschriften tegenwoordig moet zijn, hier op zijn plaats is. Buitendien komt het spreker voor, dat het nut daarvan zeer gering is, ja niet bestaat. Die verplichting kan zeer lastig zijn, omdat de keuze van de commissie is beperkt tot ongeveer de helft van den raad; burgemeester en wethouders en de leden van de schoolcommissie komen daar al vast niet voor in aanmerking. Er zijn maar enkele leden, aan wie het kan worden opgedragen, en deze geven al of niet aan die opdracht gevolg, naar gelang van hun plichtsgevoel en van den tijd, die zo er voor beschik baar kunnen stellen. Spreker meent, dat, wanneer de leden van de commissie die taak goed willen vervullen, dit zooveel tijd zal kosten, dat ze deze wel aan betere dingen kunnen bestedenwant, wanneer de bedoeling van dat voorschrift is, dat de leden van den raad met den gang van zaken op onderwijsgebied op de hoogte zullen komen, is dit allerminst eene gunstige gelegenheid daarvoor is het beter, dat zij op gewone dagen eens een bezoek aan do school brengen, liet komt spreker dus voor, dat deze bepaling uit het artikel moet worden geschrapt. Bj stelt daarom een amendement voor 0111 uit art. 12 te laten vervallen de woorden „eene commissie uit den gemeenteraad." Het amendement, ondersteund wordende, komt in behandeling. De Voorzitter zegt, dat, wanneer de raad er prjs op stelt, deze verplichting uit het artikel te schrappen', burgemeester en wethouders zich daar niet tegen zullen verzetten. Spreker wil alleen doen opmerken, dat de bepaling niet nieuw is, ze dagteekent van 1896, toen de openbare les is afgeschaft en uitreiking van het getuig schrift daarvoor in de plaats is gekomen; om daaraan eenigen luister bj te zetten is voorgeschreven, dat eene commissie uit den raad er bj tegenwoordig zal zjn. De heer Duparc doet opmerken dat, zooals reeds door den voorzitter is gezegd, deze bepaling de vroegere bepaling heelt vervangen. Die openbare les van vroeger duurde van 912 uur. En dat was een groote last voor de loden van don raad, wanneer zj bj zoo'n gelegenheid 2 a 3 uren per dag in de school moesten doorbrengen. Thans echter is het eene kwestie van een half uur. liet „kleedt" inderdaad, als leden van den raad bj de uitreiking tegenwoordig zjn. Voor het hoofd der school is het bepaald aangenaam, ook eens een of meer leden van den raad in de school te zien. Spreker is er daar om voor, de bepaling af te schaffen. De heer Van Ketwich Verschuur gaat geheel met den gedachtengang van den heer Duparc mede. Het is ge bleken, dat de hoofden der scholen er prjs op stellen; wanneer een of meer leden van den raad, die hiervoor zjn aangewezen, de plechtigheid bijwonen, geeft dat daaraan eenig decorum. De heer Komter zal het debat niet rekken. Het eenige, wat tegen zjn voorstel wordt ingebracht is, dat de aan wezigheid der leden van den raad het hoofd der school aangenaam zou zjn. Er zullen wel zulke hoofden zjn, maar anderen zjn er niet bepaald op gesteld. Doch ook al zouden zj er op gesteld zjn, dan is dit nog geen reden om de leden van den raad er mede te belasten. Die plechtigheid van vroeger droeg een heel ander karakter, toen kreeg men inderdaad een kijkje op den gang van het onderwijs, men zag verschillende onderwijzers werken. Nu bepaalt het zich louter tot uitreiking van getuig schriften. Wel duurt dat op zich zelf maar kort, maar men moet er dikwijls voor uit zjn werk loopen. Er pleit niet genoog voor, om van de leden van den raad deze opoffering te vragen. Het amendement, in stemming gebracht, wordt ver worpen met 15 tegen 5 stemmen, die der heeren Wolff, Tromp, Middelkoop, Jansen en Komter. Artikel 12 en de volgende artikelen worden achter eenvolgens ongewijzigd goedgekeurd. Daarna wordt het ontwerp in zjn geheel vastgesteld. Aldus is besloten vast te stellen de volgende ver ordening VERORDENING ter uitvoering van de verordening tot regeling van het Openbaar Lager Onder wijs in de gemeente. Art. 1. Om op de scholen der eerste, der tweede en der derde klasse te worden toegelaten, moeten de kinderen den leeftijd van zes, om op de school der vierde klasse te worden toegelaten, dien van twaalf jaren hebben bereikt. Kinderen, die binnen de eerstvolgende drie maanden en, wat de scholen der eerste klasse betreft, die in den loop van het kalenderjaar na de in het volgende artikel bepaalde tijdstippen dien leeftijd zullen hebben bereikt, kunnen, onder goedkeuring van de commissie van toe zicht op het lager onderwijs, mede worden toegelaten. Art. 2. Het schooljaar begint: voor de scholen der eerste klasse den Dinsdag, volgende op het einde der zomervacantie voor de scholen der tweede, der derde en der vierde klasse den eersten Maandag in de maand Mei. Zj, die kinderen verlangen te hebben toegelaten, doen daartoe aangifte bj de commissie van toezicht op het lager onderwijs, in het voor hare vergaderingen bestemde lokaal, voor de scholen der eerste klasse in de maand Juni, voor de andere scholen in de maand Maart, op jaarlijks door de commissie vast te stellen en, doormid del van een of meer dagbladen, tjdig bekend te maken dagen en uren. Bj de aangifte voor do scholen der 2e klasse b en der 3e klasse kan worden opgegeven de school, waai de belanghebbenden de kinderen bj voorkeur wenschen te zien geplaatst. Na afloop van de in hot 2e lid van dit artikel ver melde termjnen, regelt tdo commissie do toelating der kinderen op de onderscheidene scholen, met inachtne ming, zooveel mogeljk, van de wenschen der aangevers. Z j is echter bevoegd ten allen tijde de oorspronkelijke regeling te wijzigen. De commissie geeft van de door haar gemaakte regeling schrifteljk kennis aan de hoofden der scholen, ieder zoo vel hem betreft. Deze deelen do toelating op gelijke wijze deii belanghebbenden mede. De belanghebbenden moeten zich aan de beslissing der commissie onderwerpen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 4