74 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1904 Het komt den lieer Baart de la Faille voor, dat dit gedeelte van de stad moet worden verbeterd, liet doet hem genoegen, bij de stukken te zien overgelegd, het raadsverslag van 25 Maart 1902, waarin de beraadslagingen voorkomen, vroeger gehouden naar aanleiding van een dergelijk verzoek. Men heeft toen met slechts eene geringe meerderheid begrepen geen partieele verandering'te moeten aanbrengen, en het hebben van uitgangen niet te moeten toestaan. liet eenige motief, waarop het voorstel van burge meester en wethouders steunt, is, dat een dergelijk ver zoek indertijd ook is geweigerd, liet heeft spreker ver wonderd, dat niet gevolgd is het advies van den woning inspecteur, die zicli op de hoogte heeft gesteld van de toestanden, en die in het inwilligen van het verzoek een begin van verbetering meent te zien van den geheelen toestand daar ter plaatse. Bijkersma en Edeina zul len daar een nieuw gebouw stichten en spreker stelt zich voor een knap gebouw. Burgemeester en wet houders kunnen de rooilijn vaststellen. Spreker wensclit het denkbeeld van den heer l'eddema te ondersteunen en mede te gaan met het advies van den woninginspecteur, die het verzoek wil toestaan. De lieer Haverscliniidt schrijft hot afwijkend inzicht van den inspecteur toe aan diens mindere bekendheid met het karakter van de Torenstraat, een gevolg van zijn kortstondig verblijf alhier. Wanneer ,het waar mocht zijn, hetgeen de heer Fed- dema veronderstelt, dat de gemeente het terrein zou kunnen gebruiken voor vrijmaking van de Üldehove, dan moet men in geen geval beginnen met privileges te verleenen aan deze ruïne, die ze krachtens eene oude overeenkomst thans niet bezit. Meermalen zijn trouwens adressen tot het hebben van uitgang naar dezen Singel behandeld en steeds met ongunstigen afloop voor adressanten, en wat men één weigert kan men een ander niet toestaan. liet zou trouwens uit een oogpunt van orde en veiligheid geen aanbeveling verdienen, wanneer men de bedelaarsherber- gen uit de Torenstraat een uitweg naar den wandelweg toestond. Heeds dit eene argument zou spreker alle aanvragen doen afwijzen. De heer Jansen herinnert aan de aanvragen in 1902 van Drent en van enkele anderen, wat van genoegzame bekendheid is. Spreker heeft bij die gelegenheid een lans gebroken voor het verleenen der gevraagde ver gunning aan Drent, welke vergunning met eene kleine meerderheid werd geweigerd. Later is Kingma met eene aanvrage gekomentoen is zo weer geweigerd. Daarna is Drent nog eens komen aankloppen toen is de aanvraag zonder debat geweigerd. Spreker pleitte indertijd voor het toestaan van de uitgangen, hierbij aanvoerende, dat er een begin moest zijn voor de ver betering en wanneer aan de eerste aanvragers vergun ning voor uitgang en vooruitbouw werd gegeven, spoedig anderen- zouden volgen, waarvan het gevolg zou zijn, dat aan den onoogelijken toestand een einde werd gemaakt. Dit verzoek van Bijkersma en Edema is in de com missie voor de openbare werken geweest, en de reden, dat spreker ook meegegaan is met het door de commis sie uitgebrachte advies is, dat er groot onrecht zou geschieden tegenover de vorige aanvragers, wanneer dit verzoek werd toegestaan. Misschien hebben deze al andere maatregelen genomen, zoodat de indertijd ge vraagde vergunning nu niet meer door hen wordt go- wensclit. Deze overwegingen leiden spreker er toe, om met het afwijzend advies mee te gaan. De heer Baart de la Faille gaat niet met de woorden van den heer Jansen mede. Deze heeft indertijd gezegd, dat hij hoopte, dat wanneer enkele perceelen werden verbeterd, de andere zouden volgen en zoo de lieele toestand beter zou worden. Dat moet inderdaad de be doeling van den raad zijn, dat de toestand van de ge- heele rij woningen aldaar wordt verbeterd. En nu legt spreker er den nadruk op, dat men thans kan beginnen bij het begin, het hoekhuis. De heer Jansen weet niet, of Drent niet reeds andere maatregelen heeft genomenspreker is echter van oor deel, dat de verleening van de vergunning tengevolge zal hebben, dat ook andere mcnschen, die vroeger aan vrage hebben gedaan, die aitnvraag zullen herhalen. Den heer WolfF verbaast de redeneering van den heer Jansen, liet komt spreker voor, dat voor de gemeen schap hetzelfde beginsel moet gelden als voor private personen. Mu is er volgens den bijbel meer vreugde over één zondaar, die zich bekeert, dan over negen en negentig rechtvaardigen, die der bekeering niet van noode hebben. De gemeente is zondaar geweest, zij was volgens den heer Jansen op den verkeerden weg. Zij heeft nu echter gelegenheid om van den weg der dwaling terug te keeren. Meen, zegt de heer Jansen, dat mag niet, dan zou zij inconsequent worden. Spreker kan zich met de consequentie van den heer Jansen niet vereenigen. Hij vercenigt zich daarentegen met het advies van den woning-inspecteur, en gaat dus mede met liet denkbeeld van den heer Feddema en het amendement van den heer Koopmans. liet heeft den lieer Haverschinidt niet verwonderd, zegt de lieer Feddema, dat de Inspecteur van het woning toezicht een dergelijk gunstig rapport heeft uitgebracht, diens verblijf te dezer stede is te kort geweest, dan dat hij de toestanden van deze bedelaarswijk voldoende zou kennen. Omtrent dezen gemeenteambtenaar heeft spreker betere denkbeeldenimmers het zou niet pleiten voor zijn werkkracht, wanneer na een verblijf van bijna een jaar de Inspecteur de Torenstraat niet zou kennenneen, onze inspecteur is volkomen reeds met den woningtoe stand op de hoogte en juist dat feit heeft den heer Prikker diens rapport in de pen gegeven. Met den heer Wolff is spreker het eens, dat de ver anderde houding van den heer Jansen hem een raadsel is. Van principieel voorstander van een bepaalde zaak, wordt men geen tegenstander, alleen omdat de meerder heid van eene vergadering er niet gunstig voor gestemd is. En wanneer het waar is, dat het huis toch eerst daags zal instorten, is dit ecu reien te moer de ge vraagde vergunning te verleenen; immers deze bedelaars- wijk zal niet gemakkelijk verbeterd worden, als slechts aan de zjjde van de Torenstraat de gevels mogen wor den gebouwd. Met hun front naar de Plantage gekeerd, zal hier een ferme burgerwjjk kunnen ontstaan. 1 Lot recht, om den eigenaars geldelijke vergoeding te vragen, lijdt geen twijfel, omdat de Gemeente met privaat eigendom aan. de Moord- en Westzijde grenst aan dit pand; wanneer een privaat persoon daarvan eigenaar was, zou die natuurlijk ook vergoeding eischen. Zoo- voel te meer nu, waar voor verschillende doeleinden de Gemeente ook geld zal moeten uitgeven. Zelfs verklaart spreker nadrukkelijk, de gevraagde vergoeding niet te laag gesteld te willen zien, wijl met de ver gunning tot het hebben van uitgangen enz. de waarde van dit pand belangrijk hooger is dan zonder die. De heer Jansen meent zich geheel gelijk te zijn ge bleven, waar hij zich heeft neergelegd bij de besluiten van den raad. Spreker meent, dat als nu vergunning wordt gegeven, dit indruischt tegen het standpunt, vroe ger door den raad ingenomen. Hij blijft er bij, dat thans geen uitgangen moeten worden verleend aan de Moord- en Westzijde, nu dit herhaaldelijk aan anderen is geweigerd. De heer Van Ketwich Verschuur wenscht een paar woorden te zeggen naar aanleiding van de opmerking Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1904. 75 van den heer Baart de la Faille, dat degenen, die vroeger te vergeefs vergunning hebben gevraagd, weer op nieuw met eene aanvraag zullen kunnen komen, wanneer de thans gevraagde vergunning wordt verleend. Spreker gelooft dat dit onjuist is, wanneer men het motief nagaat, waarom dergelijke aanvragen vroeger zijn geweigerd namelijk, dat het tot windel weg dienende walgedeelte juist op die plaats, waar Drent c.s. wonen, veel te smal is en tc hellend ligt om aldaar uitgangen voor de talrijke zeer kleine woningen toe te kunnen laten. De heer Baart de la Faille wil den geachten vorigen spreker even antwoorden, dat hij zich ook herinnert, dat dit het motief is geweest voor het besluit van den raad, maar hij meent, dat het aan burgemeester en wethouders kan worden overgelaten om uitzonderingen te maken. Spreker gelooft, dat het bezwaar wel te ondervangen zal wezen, door aan de vergunning voorwaarden te verbinden. De Voorzitter wil er op attent maken, dat het besluit van 1858 alleen slaat op dit bepaalde huis. Het amendement van den heer Koopmans wordt in stemming gebracht en aangenomen met 13 tegen 8 stemmen, die der heeren Jansen, Beucker Andreae, Komter, Haverschinidt, Beekhuis, van Ketwich Verschuur, Hijl- kema en Tigler Wijbrandi. Alzoo is beslotenaan L. Bijkersma en L. Edema de gevraagde vergunning te verleenen onder nader door burgemeester en wethouders te bepalen voorwaarden en door adressanten te geven vergoeding. 11. Benoeming van een onderwijzer aan gemeenteschool no. 6'. De uitslag der gehouden stemming is, dat met alge- ineene (21) stemmen is benoemd de heer II. J. Wester huis tc Leeuwarden. De datum van in functie-treding zal door burgemeester en wethouders worden bepaald. 12. Benoeming van drie onderwijzeressen aan gemeente school no. 11. De uitslag der gehouden stemmingen is, dat worden benoemd le. Mej. S. P. Kaadersma te Akkrum met 17 stem men, terwijl 4 stemmen worden uitgebracht op Mej. F. Posthuma te Leeuwarden 2e. Mej. A. I. van Dijk te Leeuwarden met alge- meene (21) stemmen; 3e. Mej. S. M. van Urk te Bathmen met 1(1 stem men, terwijl 4 stemmen worden uitgebracht op Mej. B. Oosterling en een van onwaarde is. De datum van infunctie-treding zal door burgemeester en wethouders worden bepaald. De heer Beucker And rem verlaat de vergadering. Thans komt aan de orde als 12 bis. Voorstel van de curatoren van het gymnasium te Leeuwarden om gedurende de vacatureontstaan door de benoeming tot rector van Dr. H. F. Th. Ringnalda de lessen aan de beide laagste klassen van hel gymnasium op te dragen aan den heer J. H. Leopold. Daar spoedige voorziening noodig is, komt dit voorstel thans reeds in behandeling. De uitslag der gehouden stemming is, dat met algo- meene (20) stemmen is benoemd J. II. Leopold. Alzoo is overeenkomstig het voorstel besloten. 13 Rapport van de commissie, belast geweest met het onderzoek van een verzoek van het bestuur van het Nieuwe Stads-Weeshuis om machtiging tot af- en overschrijving op de begrootingdienst 1903. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt, over eenkomstig de conclusie van het rapport, de gevraagde machtiging verleend. 14. Rapport van de commissie, belast geweest met het onderzoek van een verzoek van de commissie van Beheer over het Stads-Zielcenhuis om machtiging tot af- en over schrijving op de begrootingdienst 1903. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt, over eenkomstig de conclusie van het rapport, de gevraagde machtiging verleend. XIII. Do heer Tromp vraagt en verkrijgt het woord over een onderwerp vreemd aan de orde van den dag. Hij wenscht aan den Voorzitter de vraag te richten hoe of het staat met het onderzoek omtrent het hulp ziekenhuis voor besmettelijke ziekten. Hij doet die vraag in het volle vertrouwen, daarmee niet onbescheiden te zijn. Wat toch is het geval? '24 iebr. 1903 hield spreker zijn interpellatie over den onhoudbaren toestand, waarin dit ziekenhuis verkeerde. Toen werd hem door den Voorzitter de toezegging ge daan, dat de zaak zou worden onderzocht en dat het effect van dat onderzoek zou worden medegedeeld aan den Raad. 17 Maart 1903 kwam een adres van adhaesie in van de omwoners van genoemd ziekenhuis. 9 Juni 1903 verklaart de burgemeester op een vraag van Dr. de la Faille, dat het advies van den Directeur van het Gem. Ziekenhuis was ingekomenluidende bouw van een nieuw ziekenhuis voor besmettelijke ziek ten met 4 vertrekken en 25 a 30 bedden. Raming van onkosten f 25.000. De commissie van beheer van liet Stads-Ziekenhuis had bij missive van 15 Mei 1903 geadviseerd tot den bouw van een nieuw ziekenhuis met annex een gebouw voor verpleging van besmettelijke zieken. Raming 150,000 a 200.000. De plannen verkeeren echter nog in een staat van wording. 27 Oct. 1903 was de zaak nog niets gevorderd, er werden toen onderhandelingen gevoerd met het Diaco- nessenhuis en het St. Bonifacius Hospitaal. Middelerwijl was ingekomen een adres van adhaesie van de Vereeni- ging „Medicoruin Vinculum" alhier, genomen met alge- meene stemmen. Zooals spreker in den aanvang zeide, hij meent dat, waar thans weer bijna oen half jaar verloopeu is, zonder dat men iets van de zaak hoorde, het niet ongepast kan worden gevonden, wederom op een antwoord aan te dringen. De Voorzitter zegt, dat de heer Tromp hem reeds ge- ruimen tijd geleden kennis gegeven heeft van zijn voor nemen om te iuterpelleeren, zoodat hij gelegenheid heeft gehad met de wethouders te overwegen, welk antwoord op de gestelde vragen zou worden gegeven. Voor dit antwoord gaat spr. terug tot de vergadering van 27 October 1903, waarin hij mededeeling deed van de aanstaande conferentie met de Besturen der particu liere Ziekenhuizen. Deze conferenties hebben kort daarop plaats gehad en terwijl het St. Bonifaeiusgesticht, hoewel zeer welwillend ten opzichte van het verzoek gestemd, geen definitief antwoord inzond, werd 8 December van het Bestuur van het Diaconessenhuis het bericht ontvangen, dat het zich niet bereid kon verklaren met de gemeente eene overeenkomst aan te gaan betreffende de verpleging der stads-patienten. Die mededeeling trof burgemeester en wethouders minder dan wellicht anders het geval zou zijn geweest,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 6