76 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1904.
daar de heer Tromp zelf' in de vergadering van 27
October omtrent de noodzakelijkheid, om een nieuw
ziekenhuis te bouwen, ernstigen twijfel had uitgesproken.
Burgemeester en wethouders meenden derhalve de bereids
gedane stappen nader tot de verpleging van lijders aan
besmettelijke ziekten te kunnen beperken.
Nu was het bekend, dat de vereeniging „Medicorum
Vinculum" zoowel bij hot Diaconessenhuis als bij de
gemeente had aangedrongen op stichting van een zieken
huis voor besmettelijke patiënten. Of het de bedoeling
was twee zoodanige ziekenhuizen te zien verrijzen, is
niet gebleken, maar in elk geval lag het voor burge
meester en wethouders voor de hand, dat zij mot het
Diaconessenhuis de afgesprongen onderhandelingen zouden
heropenen, nu evenwel beperkt tot de verpleging van lijders
aan besmettelijke ziekten. Indien toch het Diaconessenhuis,
natuurlijk met geldeljjken steun van gemeentewege, een
barak wilde oprichten, groot genoeg om daarin alle zoo
danige patiënten, die buitenshuis verpleegd moesten worden,
zou het bekende groote bezwaar vervallen, gelegen in de
bediening van een hulpziekenhuis op aanmerkeljjkon
afstand van het hoofdziekenhuis verwijderd.
De bekende wisselingen van het Bestuur van het
Diaconessenhuis hebben geruimen tijd aan het heropenen
der onderhandelingen in den weg gestaan een nieuwe
aanleiding ontstond hiertoe echter, toen het Bestuur ver
gunning verzocht om eene kleine barak te mogen bouwen.
Ondershands is toen dezerzijds gepolst, of liet Bestuur
ook genegen was eene grootere inrichting te maken, vol
doende aan de behoeften ook voor verpleging van ge
meentelijke patiënten.
liet Bestuur bleek intusschen ook hiertoe niet bereid,
zoodat de quaestie van het hulpziekenhuis van meet af
aan onder de oogen moest worden gezien.
Blijkens het rapport van de Commissie van Beheer
acht de Geneesheer-Directeur als minimum daarvoor
noodig 28 a 32 bedden in vier vertrekken, twee voor
tien en twee voor vier a zes patiënten en raamt hij hier
voor de kosten op pl. m. /250UÜ, welk cijfer echter
laag voorkomt, als voldaan zal worden aan den cisch
van ten minste 35 M; ruimte per patient.
Betalende patiënten, voor wie toch afzonderlijke ver
trekken zullen noodig zijn, vallen hier natuurlijk buiten.
De vraag rjjst, welke uitbreiding de door den Ge
neesheer-Directeur gedachte inrichting nog zal moeten
ondergaan, wil zij ook voor klasse-patienten kunnen
dienen. De kosten zullen het bedrag van 25000 dan
nog aanmerkelijk overtreffen, nog ongerekend de kosten
van bediening en van bezoldiging van het, toch zeker
noodige, inwonend personeel.
Wettigt nu de ervaring het doen van zoodanige uit
gaaf, ja zelfs is de behoefte aan een ziekenhuis, zooals
H.II. medici dat wenschen, dringend gebleken?
Voor het antwoord op deze vraag moeten enkele sta
tistische opgaven dienst doen.
In de laatste tien jaren (18941903) zijn, mazelen
uitgezonderd, aangegeven 279 gevallen van besmettelijke
ziekten, of gemiddeld 28 per jaar. Daarvan zijn in het
hulpziekenhuis verpleegd 77 patiënten, of gemiddeld bijna
8 per jaar. liet hulpziekenhuis was in gebruik gedurende
582 dagen, of gemiddeld nog geen twee maanden per
jaar, terwijl het getal verpleegdagen 1205 bedroeg, zoo
dat gemiddeld twee patiënten tegelijkertijd werden ver
pleegd.
In dit tienjarig tijdvak waren twee gunstige jaren,
1898 en 1899, waarin het hulpziekenhuis niet is in ge
bruik geweest, drie ongunstige jaren, 1895, 1896 en 1903,
waarin resp. 13, 12 en 29 patiënten in het luilpzieken-
huis werden gepleegd gedurende 81, 104 en 173 dagen.
De vijf overige jaren waren deze cijfers drie a zeven
patiënten en gemiddeld 45 dagen.
1903 is dus van de laatste tien jaren verreweg het
ongunstigste geweest, maar nu moeten toch twee vragen
worden gedaan vooreerst, of liet bestaande hulpzieken
huis, waarvan gaarne wordt erkend, dat liet niet aan de
tegenwoordig gestelde eischen beantwoordtnietdank
zij de toewijding van den Geneesheer-Directeur en het
Ziekenhuis-personeel, in dat ongunstige jaar tot geenerlei
klachten van de zijde der verpleegden heeft aanleiding
gegeven? En ten tweede, of men een enkel ongunstig
jaar bij hot besluiten tot eene zóó groote uitgaaf als
maatstaf mag aannemen?
Houdt men zich aan de gemiddelde cijfers, dan achten
burgemeester en wethouders den bouw van een hulpzie
kenhuis, dat aan de straks genoemde minimum-eischen
beantwoordt, niet door de gebleken behoeften gewettigd.
Maar, is vroeger door den heer Tromp gezegd, als de
bestaande gelegenheid beter was, dan zou de behoefte
grooter blijken, dan zouden de geneesheeren hunne pa-
tienten eerder in het hulpziekenhuis doen opnemen.
Spreker vraagt, of ook in gemeenschappelijke verple
ging zou worden toegestemd en of die meerdere toevloed
ook onder cijfers zou zijn te brengen.
Doch gesteld, eene betere inrichting had bjj het getal
stadspatienten nog eens een gelijk getal andere verpleegden
in het hulpziekenhuis doen opnemen, dan nog komt men
slechts tot een getal van 15 a 16 patiënten per jaar, of,
naar de statistiek der laatste tien jaren,
1 a 2 roodvonklijders,
4 a 5 lijders aan febris typhoïdea,
1 a 2 typhus,
8 a 9 diphtheritis.
Waartoe nu ten minste 4 lokalen met 32 bedden?
Nu zegge men niet: de statistiek over de laatste tien
jaren moge gunstig zijn geweest, wie waarborgt datzelfde
resultaat voor het vervolg? Want zal al hetgeen in den
laatsten tijd, ook door den wetgever, op hygiënisch
gebied is verricht, eenig doel treffen, dan mag men met
grond voor de toekomst nog gunstiger statistieken ver
wachten.
Burgemeester en Wethouders komen dus, na herhaalde
beraadslaging tot de slotsom, dat zij op dit oogenblik
met het doen van een voorstel, als door den geachten
interpellant wordt gewenscht, niet verantwoord zouden
zijn. Zij zijn op grond van de gebleken behoefte, niet
doordrongen van de noodzakelijkheid eener zóó groote
uitgaaf, als de oprichting van een nieuw ziekenhuis voor
besmettelijke ziekten zou vorderen. Bij het steeds krach
tiger blijkend streven naar beperking der gemeente-uit
gaven, een streven, tot verwezenlijking waarvan zjj ook
gaarne het hunne bijdragen, meenen zij zich voorshands
van het doen van een daartoe strekkend voorstel te
moeten onthouden.
Do heer Tromp dankt den Voorzitter voor de uit
voerige inlichtingen. Dat hij teleur gesteld is, laat zich
begrijpen, want zoo ooit een misstand is gebleken te
bestaan, dan is het wel hier. En de directeur van het
Ziekenhuis èn alle andere medici hier ter stede zijn het
er over eens, dat deze toestand onhoudbaar is, omdat
deze in strijd- is met de meest elementaire eischen, die
men kan en moet stellen, en dat het geene overdreven
berichten van medische zijde alleen zijn, volgt wel daaruit,
dat de Directeur van gemeentewerken, na sprekers
interpellatie in het vorig jaar, hem spontaan feliciteerde,
omdat ook hij den toestand zóó ellendig slecht en onver
antwoordelijk achtte, dat men hoe eer hoe beter liet krot
moest opruimen.
Dat „Medicorum Vinculum" tegelijk ook gevraagd
had om barakken voor lijders aan besmettelijke ziekten
bij het Diaconessenhuis en St. Bonifacius hospitaal, spruit
daaruit voort, dat men niet de een kan vragen en de
andere passeeren, en allerminst omdat men hier liefst
3 barakken zou willen hebben. Eén barak, maar dan
een goede, is ons meer dan voldoende.
Spreker wil gaarne beamen, dat de begrooting van den
Directeur van het Stads Ziekenhuis niet overdreven is,
want Prof. Talma heeft hem bericht, dat eene stad als
Leeuwarden een barak voor besmettelijke ziekten behoort
te hebben, waarin plaats is voor 32 a 40 bedden.
En wanneer men dan op grond van financieele be-
wjK-S
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 12 April 1904.
77
zwaren zoo n toestand handhaaft, vindt spreker dat een
heele durf.
De Voorzitter heeft aan de hand der statistiek trachten
te bewijzen, dat met het oog op de weinige geval
len waarin van het hulpziekenhuis gebruik wordt
gemaakt, eene zoo groote uitgave niet gewettigd was.
Evenals bij eene vorige gelegenheid betoogt spreker, dat
die statistiek allerminst als maatstaf mag •worden ge
nomen, omdat men slechts in alleruiterste gevallen zich
verantwoord acht, een patient naar de tegenwoordige
miserabele inrichting te zenden.
Men moot zijn eigen praxis kennen en iets van die
der collega's om te weten, hoe er gekonkeld en getran
sigeerd moet worden in geval van besmettelijke ziekte,
alleen omdat er geene voldoende gelegenheid hier ter stede
bestaat om te isoleeren en alles ten koste van meerder
infectiegevaar. In één woord, de toestand zooals die
thans bestaat, is eene schande voor de gemeente Leeu
warden.
De heer Baart de la Faille sluit zich over het algemeen
aan bij zijn collega Tromp.
Toch meent hij te moeten opmerken, dat de toestanden
en behoeften ecnigzins zijn veranderd sedert den aanvang
van de aanhangige kwestie, door het voornemen van het
Bestuur van het Diaconessenhuis, dat weldra zal worden
uitgevoerd, om nl. bij die inrichting een barak te bouwen
voor besmctteljjke zieken. Daardoor kunnen alvast
patiënten, die zich aldaar aanmelden uit de stad en van
buitendus ook klassepatientenworden gebaat. Zjj
komen dus in mindering van stadspatienten, en van
eventueele katholieke patiënten, die niet in het Bonifacius-
gesticht kunnen worden verpleegd.
En, terwijl het hem nu evenals den heer Tromp
voorkomt, dat de statistiek door den voorzitter ten beste
gegeven over het voorkomen van besmettelijke ziekten
hier ter stede gedurende de laatste jaren, geen juist
beeld geeft van den werkelijken toestand, aangezien ook
bij meent, dat dit getal in werkelijkheid grooter is, en
daarmede de behoefte aan een isoleergebouw, zoo gelooft
hij, dat, met het oog op de te stichten barak van het
Diaconessenhuis, wellicht eene inrichting van stadswege,
op ietwat bescheidener schaal, dan die door den heer
Tromp aangegeven, aan de behoefte zou kunnen voldoen.
liet is daarom, dat hij burgemeester en wethouders
nog eens in ernstige overweging geeft, een dergelijk
jilan nog eens nader onder de oogen te zien, en een
dienovereenkomstig voorstel aan den raad aan te bieden.
De Voorzitter begrijpt, dat de beide vorige sprekers
door het gegeven antwoord zijn teleurgesteld. Dit ant
woord is echter na rijpe overweging door burgemeester
en wethouders vastgesteld en daarop zullen zjj dus niet
kunnen terugkomen.
Eene vereenvoudigde inrichting, zooals door den heer de
la Faille thans wordt aanbevolen in verband met de oprich
ting van eene barak door het Bestuur van het Diacones
senhuis, zou trouwens niet aan de wenschen van 1I.I1.
medici beantwoorden. Want op de barak van het Dia
conessenhuis valt niet te rekenen. Deze bevat slechts
twee kleine ziekenzalen en is, als spreker goed is inge
licht, alleen bestemd voor patiënten, bjj wie eene be
smettelijke ziekte wordt geconstateerd na hunne opname
in die inrichting.
De barak van het diaconessenhuis brengt dus gecnerlei
wijziging in de door den Geneesheer-Directeur genoemde
minimum-eischen, die in zjjn advies nauwkeurig zjjn
omschreven. Een ziekenhuis met 12 bedden, acht deze
voor Leeuwarden bepaald onvoldoende, terwijl ten minste
35 M J ruimte per patient door hem dringend noodig
wordt geacht.
Als men nu in aanmerking neemt, dat, volgens eene
globale berekening van den Directeur der Gemeente
werken, een gebouw, waarin die ruimte op 25 M1 werd
gesteld, per bed 1025,kosten zou, dan kan men eenigs-
zins nagaan, welke uitgaaf met den bouw van een hulp
ziekenhuis, dat aan het kenbaar gemaakte verlangen vol
doet, zou zjjn gemoeid.
Tot het voorstellen om zoodanige uitgaaf te doen,
achten Burgemeester en Wethouders zich niet gerechtigd.
De heer Tromp moet nog even op de zaak terug
komen, na de woorden van Dr. de la Faille. Deze zeide,
dat de omstandigheden thans veranderd waren op grond
van den bouw van een barak door het Diaconessenhuis.
Aangezien spreker was medisch lid der commissie vaii
voorbereiding bjj den bouw van dat barakje, kan lijj
hier met absolute zekerheid zeggen, wat do voorzitter als
een vermoeden uitte, n.l., dat dit isoleergebouw slechts
uitsluitend zal dienen ten behoeve van gevallen van
besmettelljjke ziekten, welke in het Diaconessenhuis
mochten ontstaan.
De toestand is onveranderd en daarmede onze eisch.
Waar de commissie van beheer over het Stads Zieken
huis niet schroomt voor te stellen een uitgave van 1 "g
ii 2 ton, ten einde de ziekenhuis verpleging alh'ier te
verbeteren, begrjjpt spreker in 't geheel niet, waarom
burgemeester en wethonders weigeren een uitgave daar
voor aan te vragen ten hoogste van '/s a '/o van dat bedrag.
De Voorzitter moge zeggen dat wjj in het teeken der
bezuiniging staan, dat is geen motief. Spreker heeft ook
ten deze zjjn best gedaan, om mede te bezuinigen, waar
mogelijk was, doch slechts met het doel om daardoor
gelden disponibel te kunnen stellen, waar het geldt eene
nuttige en noodzakelijke uitgaaf.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
Stoomdrukkerjj. C. Jongbloed Az. Leeuwarden.