Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1004. De heer Schoondermark "doet opmerken, dan die be paling alleen slaat op verlof, terwijl in het voorgestelde art. 25 wordt gesproken van ontstentenis, ongesteldheid, afwezigheid of andere verhindering. Stel nu, dat hij ongesteld is, en niet zegt, dat hij ongeschikt is zijne betrekking waar te nemen, dan loopen de zaken in de war en aan wien dan de schuld. Om zoo iets te voor komen, wil spreker, dat den directeur de verplichting wordt opgelegd om schriftelijk kennis te geven. Hij stelt dus voor om tusschen het eerste en tweede lid van het voorgestelde artikel, een nieuw lid in te voegen, luidende als volgt „AVanneer de directeur niet aanwezig kan zijn, geeft hij daarvan onverwijld schriftelijk kennis aan Burgemees ter en AVethouders en aan den opzichter". Het amendement ondersteund wordende, komt in be handeling. Den heer Hijlkema komt het voor, dat die bepaling bepaling onnoodig en ook lastig uit te voeren is. Zij heeft alleen betrekking op het geval van ongesteldheid; maar nu meent spreker, dat wanneer een directeur een opzichter onder zich heeft en hij is ongesteld, dat hij dan zal zeggen, „dat en dat moet ge doen" en dan moet de opzichter dat toch uitvoeren. Hier is het echter eene heel andere kwestie, n.l. of de opzichter geschikt is den directeur bij meer langdurige ontstentenis te vervangen. AYat aangaat de minder belangrijke gevallen, die de heer Schoondermark op het oog heeft, men kan in eene verordening of instructie niet alles tot in de kleinste bijzonderheden voorschrijven. Spreker gelooft, dat men volgens het voorstel van den heer Schoondermark iets zal scheppen wat heel moeielijk uit te voeren is. De heer Duparc gelooft, dat men dit aan de praktijk moet overlaten. De instructie voorziet reeds in het geval van afwezigheid en, volgens het nieuwe art. 25, wordt voorzien in het geval van ontstentenis enz. Men moet niet vergeten, dat, als een van de in art. 25 bedoelde gevallen zich voordoet, het personeel van de gasfabriek geen oogenblik zal dralen met er kennis van te geven aan de commissie voor de gasfabriek, en dan zullen Burgemeester en AVethouders zeer zeker wel de noodige maatregelen nemen om in de zaak te voorzien. De heer Schoondermark merkt op, dat de heer Duparc spreekt van de praktijk, maar wanneer we te doen had den met een gewoon geval dan waren deze debatten niet ontstaan. De ervaring, de praktijk leert ons juist deze instructie te wijzigen. Immers, we hebben een directeur, aan wien we precies moeten aanwijzen, wat hij heeft te doen. A an de door spreker voorgestelde bepaling is alleen gezegd, dat het nut er van niet wordt ingezien, maar het verkeerde er van is nog niet kenbaar gemaakt. De heer Komter merkt op, dat het eenige motief, waarom hij het amendement heeft gesteund dit is, dat, wanneer er zoo'n schriftelijk stuk bestaat er tevens bewijs is van het oogenblik, waarop de verantwoordelijkheid voor den gang van zaken is overgegaan. De opzichter toch vervangt den directeur niet op diens verantwoorde lijkheid, maar treedt zelfstandig op, en nu komt het spreker voor, dat het van groot belang is, dat geconstateerd kan worden het juiste moment, waarop de overgang van de leiding der zaKen heeft plaats gehad. Nu kan het geval zich voordoen, dat de directeur niet kan schrijven, maar het is onmogelijk met dergelijke gebeurlijkheden rekening te houden. De Voorzitter doet opmerken, dat zooals straks reeds door hem is gezegd art. 24 van de instructie voorziet in hetgeen met het amendement wordt beoogd. In andere gevallen van verhindering dan door afwezigheid zal het den directeur dikwjjls onmogelijk zijn om te schrijven. Indien in zoodanige gevallen eene kennisgeving noodig wis, zou liet rationeel zjjn den opzichter liet doen daarvan op te dragen; maar den directeur eene verplichting daartoe op to leggen, waaraan lijj in een aantal gevallen toch niet kan voldoen, acht spreker niet noodig en niet praktisch. De hoer Duparc bemerkt tot zijn genoegen, dat de oorzitter geheel zijn gevoelen deelt. Spreker meent, dat waar men het sinds de invoering van do Gemeentewet, na langer dan een halve eeuw het heeft kunnen stellen met de bepalihg, dat de burgemeester bij afwezigheid wordt vervangen door den oudsten wethouder enz., men het voorstel van Burgemeester en AVethouders gerust kan aannemen. De heer Tromp wenscht met een enkel woord te motiveeren, waarom hij het amendement van den heer Schoondermark ondersteunt. Spreker meent, dat hier hedenmiddag officieel onwil is geconstateerd bij den di recteur der gasfabriek, en waar dit vaststaat, acht hij de voorgestelde bepaling toch wel zeer slap. 11ij meent, dat met het oog op dit speciaal geval de puntjes op de i moeten worden gezet. Daarom meent hij zijn stem aan het amendement te moeten geven. De heer Troelstra doet opmerken, dat men niet uit het oog moet verliezen, dat het zwaartepunt van het voorgestelde artikel ligt in de 2o alinea, n.l. in de ver plichting den directeur opgelegd om den opzichter op do hoogte te stellen van den gang van zaken. Daar komt het op aan. De bepaling van het eerste lid staat ook al in het bestaande artikel 25. Nu staat in het amen dement alleen, dat de directeur, wanneer hij niet aanwezig kan zijn schriftelijk bericht moet zenden, maar dat niet aanwezig kunnen zijn sluit niet alles in. De directeur toch woont bij de fabriek, wanneer hij ongesteld is, is hij dus niet afwezig, hij kan zich zoo gevoelen, dat hij niet op het fabrieksterrein komt, maar hij is dan toch aanwezig en dit amendement voorziet alleen in het geval van afwezigheid. De directeur mag niet afwezig zijn zonder verlof. En overigens wanneer bij ontstentenis enz. er geen directeur is, voorziet de door Burgemeester en AVethouders voorgestelde bepaling daarin. Spreker kan niet inzien, waarom de directeur juist bij afwezigheid bericht moet zenden. Immers, hij mag niet afwezig zijn zonder verlof, dus dit zal altijd bekend zijn. De heer Feddema juicht het idee van den heer Schoon dermark van harte toe. liet is gebleken, dat de directeur van de gasfabriek niet denzelfden weg wil bewandelen als de gascommissie en ondanks herhaald aandringen heeft de directeur niet willen doen wat vau hem gevraagd werd, en daarom is het noodzakelijk in de instructie vast te leggen, wat hij moet doen. Spreker wijst op een der andere hoofdambtenaren in de gemeente en wel op den opperbrandmeester. Deze is verplicht, wanneer hij de stad uitgaat, hiervan kennis te geven aan burgemeester en wethouders of den burgemeester, maar óók aan zijn adjunct. Daaruit blijkt, dat hij erkent, dat er een plaatsvervanger voor hem is. AVanneer zoo'n verplichting aan den directeur wordt opgelegd, dan straalt daarin door, dat hij erkent dat hij iemand heeft om hem te vervangen. Elke afwezigheid ook die hem bindt aan zijn huis, is evengoed afwezigheid als wanneer hij zich buiten de gemeente bevindt. Het komt den heer Beekhuis voor dat tegenover den opzichter in de bepaling van het amendement wel eenig gevaar schuilt. Immers, de instructie van den opzichter zegt, dat hij den directeur bij afwezigheid enz. van dezen vervangt. De opzichter, weet dus beslist zeker, dat hij den directeur moet vervangen. Maar wanneer het amendement wordt aangenomen en dus wordt bepaald, dat de directeur aan den opzichter schriftelijk mededeeling moet doen van zijn afwezigheid, zal de opzichter eene Verslag van de handelingen van don gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1904. 85 afwachtende houding aannemen en zoolang hij geen bericht heeft ontvangenin onzekerheid verkeeren. Wanneer het artikel wordt aangenomen, zooals het door burgemeester en wethouders is voorgesteld, dan treedt hij onmiddellijk op, dan toch heeft hij geen tijding af te wachten. De heer Tromp wenscht op te merken, dat de bezwaren van den laatsten spreker tegen het amendement theore tische bezwaren zijn. Immers, stel, dat de directeur bericht geeft aan burgemeester en wethouders dan kan de opzichter gemakkelijk door dezen per telefoon worden gewaarschuwd. Spreker heeft zich verklaard voor het amendement van den heer Schoondermark, maar na de daartegen gemaakte objecties meent hij, dat het beter is dit aldus te redigeeren Indien de directeur niet in staat is persoonlijk zijne werkzaamheden te verrichten, geeft hij hiervan onverwijld schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders. De heer Schoondermark neemt dit amendement over. Het amendement van den heer Schoondermark vervalt derhalve. De heer Troelstra acht het haast niet de moeite waard maar hij wenscht toch nog een kleine opmerking te maken, wat betreft de vergelijking, die de heer Feddema maakte tusschen den opperbrandmeester en het geval, dat wij hier behandelen; dit is lang niet hetzelfde. De opperbrandmeester toch heeft geen verlof noodig voor afwezigheid. Gaat hij de stad uit, dan deelt hij dat mede aan wien in rang op hem volgt, en wanneer hij langer dan 2 dagen gaat aan burgemeester en wethouders. Hier is de zaak geheel andersgaat de directeur de stad uit voor minder dan 8 dagen, dan heeft hij verlof noodig van den voorzitter der gascommissie. Stel, dat de directeur b.v. voor 8 dagen de stad uitgaat, en de voor zitter der gascommissie hem hiertoe verlof verleent, dan zal hij volgens het amendement ook nog mededeeling moeten doen aan den opzichter en aan burgemeester en wethouders; spreker begrijpt niet, waarvoor dat nu nog noodig is. Nu is het amendement door den heer Tromp wel anders geredigeerd, maar spreker kan niet inzien, dat dit eene verbetering is. Het zal nu worden gelezen: „wanneer de directeur niet in staat is" enz. Dit is weer heel iets anders. AVanneer hij niet in staat is, kan hij misschien ook niet schrijven. Het is geheel en al overbodig, het is direct bekend wanneer de directeur zijn werk niet kan verrichten. Bovendien het past niet in het kader van voorschriften omtrent het verleenen van verlof en bij den aanhef van het artikel. De heer Tromp merkt op, dat de heer Troelstra het door hem ingediende amendement niet goed heeft gehoord, althans hij verminkt het op onrustbarende wijze. Hij heeft het oog op gevallen, waarin de directeur zijn kamer moet houden, b.v. bij eene lichte ongesteldheid, wanneer hij de verantwoordelijkheid voor den goeden gang van zaken niet kan dragen. In die gevallen moet hij on middellijk schriftelijk kennis geven aan Burgemeester en AA'ethouders, niet tevens aan den opzichter, dit geschiedt door het intermediair van Burgemeester en AVethouders. Spreker heeft nog niet gehoord, waarom die aanvulling niet noodig zou zijn. De discussion over hot amendement worden gesloten. Het eerste lid van het artikel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het amendement van den heer Tromp, in stemming gebracht wordt verworpen met 11 tegen 5 stemmen, die der lieeren Feddema, Schoondermark, Jansen, Tromp en Komter. De heer AVolff heeft intusschen de vergadering verlaten. Het amendement van den heer Duparc tot wijziging van liet 2e lid wordt door Burgemeester en Wethouders overgenomen. De heer Schooiulermark zou vóór tot stemming over het 2e lid wordt overgegaan, willen vragen, hoe aan het artikel uitvoering zal worden gegeven, zijns inziens is het een voorschrift op papier. Spreker zegt, dat aan den directeur de verplichting wordt opgelegd om den opzich ter op de hoogte te brengen, maar hoe zullen de gas commissie of Burgemeester en AA cthouders controleeren, of dit werkelijk geschiedt. De heer hijlkema zegt, dat we eene instructie hebben voor den opzichter, om te kunnen zien, wat deze moet doen. AVanneer nu de gascommissie twijfelt, of wel de opzichter met al die werkzaamheden wordt belast, kan zij dezen bij zich kunnen laten komen, om na te gaan, of zijne werkzaamheden zijn in overeenstemming met zijne instructie. AVcl is het met onwillige honden slecht hazen vangen, maar de directeur weet nu tenminste, dat hij verplicht is den opzichter in alle zaken in te wijden en die verplichting stond tot dusver niet vast. De gascom missie zal het wel kunnen controleeren, zij weet nog niet hoe ze dat zal precies doen zal, maar zij zal een wakend oog houden, opdat do directeur zijne verplichting nakomt; daarop kan de raad gerust zijn. De heer Schoondermark dankt voor de gegeven in lichtingen en voegt daaraan den wensch toe, dat do gascommissie in het vervolg bij dienstweigering spoediger zal optreden. De heer Koopmans is het eens met den heer Schoon dermark, dat dit voorschrift mooi op papier is, maar het is niet voor uitvoering vatbaar, in instructies van andere ambtenaren komt zoo'n bepaling ook niet voor. AVio toch zal constateeren of de directeur aan die verplichting voldoet? Het kan ook zijn, dat de opzichter den gang van zaken niet zal snappen, en dan is uitvoering onmo gelijk. AVil men wijziging, dan zou men artikel 21, het artikel, waar alles om draait moeten wijzigen. Daar zou men echter nog niet verder mee komen. Spreker houdt dus vol, dat het voorschrift onuitvoerbaar is en tot veel persoonlijke kwesties aanleiding zal geven. De heer Hijlkema is van oordeel, dat de gascommissie de terechtwijzing van den lieer Schoondermark, dat zij vroeger had moeten optreden, niet verdient. Immers, wanneer de gascommissie niet in staat is handelend op te treden, wendt zij zich tot burgemeester en wethouders. Yan nalatigheid van de gascommissie is geen sprake, zij wou ook niet te haastig wezen, om den raad niet onnoo dig met dergelijke onverkwikkelijke zaken te veimoeicn. Het 2de lid wordt thans in stemming gebracht en aangenomen met 15 tegen 1 stem, die van den heer Koopmans. Artikel 25 is dus vastgesteld als volgt De directeur wordt bij ontstentenis, ongesteldheid, af wezigheid of andere verhindering vervangen door den opzichter. De directeur is verplicht den opzichter op de hoogte te stellen van den gang van zaken aan de fabriek en van het bedrijf in zijn vollen omgang. 4. Rapport van de Commissiebelast geweest met het onderzoek van de rekeningen van de Stads-Armenkamer en van het Stads-Armhuis, dienst 1903. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 3