86 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1004. I. de rekeningen goed te keuren a. die van de Stads-Armenkamer in ontvang tot een bedrag van38.224.951 in uitgaaf - 37.126.68 batig saldo- 1.098.27 j h. die van het Stads-Armlmis in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van12.763.77 H. Ileercn Voogden der Stads-Armenkamer dank te betuigen voor bet gehouden nauwkeurig beheer. 5. Rapport van de Commissie, belast geweest met la t onderzoek van de rekening en verantwoording van den Prinsentuin, dienst 19011. De beraadslagingen worden geopend. De beer Koopmans zegt, dat volgens de verordening op het gebruik en beheer van den Prinsentuin, vastge steld den 16 November 1887 door den gemeenteraad, het fonds der abonnementsgelden en der entree's wordt beheerd door burgemeester en Wethouders. Nu zou hij willen vragen „zijn burgemeester en wethouders ver antwoordelijkheid van dat beheer verschuldigd, zijn ze persoonlijk aansprakelijk, wanneer gelden tot dat beheer beboorende worden vervreemd? De Voorzitter zou willen vragen, wat de bedoeling is van die vraag. „Veronderstel," zegt de heer Koopmans, dat er kas geld is, dan behoort dat gestort te worden in de ge meentekas." Gebeurt dit echter niet, dan is liet mogelijk, dat die gelden verdwijnen op de eene of andere manier, en nu wenscht hij de vraag te stellen, of burgemeester en wet houders daarvoor persoonlijk, solidair aansprakelijk zijn." De Voorzitter wijst op art. 10 van de verordening op het gebruik en beheer van den Prinsentuin, hetwelk bepaalt, dat jaarlijks door burgemeester en wethouders aan den gemeenteraad rekening en verantwoording wordt gedaan van hun beheer van den tuin over het afgeloo- pen jaar. Wanneer nu de raad jaarlijks de rekening en verant woording goedkeurt, schijnt bij mede de verantwoorde lijkheid te dragen. Spreker zou echter de pertinente vraag van den heer Koopmans niet zoo voetstoots dur ven beantwoorden vóór hij een afdoend antwoord kan geven, moet hij eerst studie van de zaak maken. De heer Schoondermark maakt naar aanleiding van de woorden van den Voorzitter bezwaar, om zijne goed keuring te schenken aan de rekening en zou eerst nog de kwestie willen onderzoeken. De Voorzitter zegt, dat hem duidelijk is, welke kwes tie men met de vraag op liet oog heeft. De kwestie behoeft echter in elk geval niet de goedkeuring van deze rekening tegen te houden. Het feit, waarop ge doeld wordt, heeft plaats gehad in 1904. V ij kunnen de kwestie onder de oogen zien en eene afdoende be slissing nemen, wanneer de goedkeuring van de rekening over bet jaar 1904 aan de orde komt. Het doet den heer Koopmans pleizier, dat de Voor zitter hem begrijpt. Wanneer het antwoord ontkennend luidde, zou hij don raad eene motie willen voorleggen. Daarom spijt het hem, dat geen definitief antwoord is gegeven. Hij acht zich daardoor bezwaard om deze rekening goed te keuren. Goedkeuring zoude kunnen worden opgevat alsof de raad het met de tot nog toe gevolgde wijze van handelen eens was en daarvoor is spreker niet te vinden. Wanneer over deze zaak geene verdere inlichtingen worden gegeven, kan spreker niet anders dan deze motie van orde aan den raad voorleggen „de Raad, van oordeel, dat de gelden in beheer bij Burgemeester en Wet houders ingevolge art. 8 der verordening omtrent het beheer van den Prinsentuin, zooveel mogelijk worden gedeponeerd bij den gemeenteontvanger gaat over tot de orde van den dag." Bij acte van 29 Mei 1819 is do Prinsentuin terugge geven aan de stad in vollen eigendom zonder be perkende of bindende voorwaarden. Spreker kan dus constateeren, dat de Prinsentuin be hoort tot de eigendommen van de gemeente. Alzoo zal het beheer moeten plaats hebben als bij andere gemeente-inrichtingen, zooals de gemeentewet voorschrijft. En wanneer we dan zien, dat in art. 204 van de ge meentewet voorkomt, dat alle ontvangsten van de ge meente van welken aard ook op de begrootin°- worden vermeld en in art. 205, dat alle uitgaven, van welken aard ook, er op voorkomen, dan kan het niet anders, of we komen tot do conclusie, dat de ontvangsten en uitgaven moeten loopen door de gemeentekas. Spreker vindt het nuttig en noodig hierop te wijzen om te voorkomen, dat liet fonds wordt gedeponeerd al gebeurt zulks te goeder trouw op plaatsen, waar het niet behoort en niet vei lig is. De Voorzitter wenscht de opmerking to maken, dat, om den weg uit te gaan, dien de heer Koopmans wil, wijziging van de verordening noodig is; burgemeester en wethouders hebben tot nog toe geene aanleidin|r be vonden om een voorstel daartoe te doen, en van "de raadsleden, die daar dikwijls over hebben gesproken, is ook geen voorstel gekomen. 1 en vorige jare is het beheer van den Prinsentuin ook ter sprake gekomen, maar eene afwachtende houding aangenomen, in verband met het juist ingediende ont werp tot wijziging der gemeentewet met betrekking tot de bedrijven. Spreker leest niet in de motie van den heer Koop mans, dat de verordening moet worden gewijzigd. Zoo als zij daar ligt schijnt zij in strijd met de bestaande verordening. De heer Koopmans ziet niet in, dat zijne motie in- druischt tegen de verordening of daarmede strijdt, in de verordening wordt wel iets bepaald omtrent'het beheer, maar dat belet niet, dat de raad do wenschc- lijkheid uitspreekt, hoe bij een onderdeel van dat beheer geregeld wenscht te zien. Wijziging der verordening is daarvoor vooralsnog niet noodig. O De heer Duparc meent, dat, als de motie wordt aan genomen, burgemeester en wethouders daaraan moeilijk behoorlijk uitvoering zullen kunnen geven. Immers, de gemeenteontvanger beheert alle gelden van de gemeente voor zoover zè op de begrooting voorkomen. Het gaat echter niet aan, den gemeenteontvanger, wiens borgtocht niet met het oog op de invordering van andere gelden is geregeld, te belasten met het beheer van zoodanige gelden. Toen verleden jaar bij de behandeling van de reke ning van den Prinsentuin over 1902 dit punt werd bespro ken, werd door spreker in herinnering gebracht, dat hij sinds jaar en dag bezwaren had geopperd tegen de gevolgde w ij ze van liet financieel beheer van den Prinsentuin doch steeds alléén was blijven sfaan. Met het oog evenwel op het bij de tweede kamer aan- hangig gemaakt ontwerp tot wijziging van de Gemeente wet, meende bij toen echter dat men de zaak na zóó veel jaren nog wel één jaar zou kunnen laten rusten. 1 erugkomende op de motie, zegt spreker, dat het niet goed zou wezen om aan burgemeester en wethouders een verplichting op te loggen, die ze toch moeilijk kunnen nakomen. De vergadering is bovendien niet op de zaak voorbereid; spreker zou daarom de stemming willen hebben aangehouden tot een volgende vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1904. 87 De heer Lautenbach verkeert in dezelfde positie als de heer Duparc. Spreker heeft de motie gesteund om meer licht te ontvangenhij wenscht met den heer Duparc mee te gaan, om de zaak te verdagen dan kan men deze ondertusschen nagaan en bestudeeren. De heer Duparc stelt thans voor, de behandeling dei- motie van den heer Koopmans uit te stellen dat een volgende vergadering. De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders dit voorstel overnemen. Spreker stelt voor met de be handeling van de rekening voort te gaan, daar de goed keuring daarvan z.i. onafhankelijk is van het antwoord, dat op de vraag van den heer Koopmans moet worden gegeven. De heer Feddema wenscht eene vraag te doen. De aanleiding tot de vraag van den heer Koopmans is ge legen in het feit, dat pl.m. 3000.van de gelden van den Prinsentuin ia den boedel van Gratama zijn. Hij wenscht nu te vragen, of de goedkeuring van de reke ning al dan niet verband houdt met dit feit. De Voorzitter zegt, dat de heer Feddema goed ver staan heeft, dat naar sprekers gevoelen daardoor de eventueele aansprakelijkheid van burgemeester en wet houders niet wordt uitgesloten. De heer Beekhuis is het tot zijn spijt niet geheel met den voorzitter eenshet komt hem voor, dat dit punt wel degelijk van overwegend belang is. Wanneer de raad do rekening goedkeurt, dan sluit dat in zich goed keuring van het beheer van burgemeester en wethou ders en van de wijze waarop het saldo is belegd. Daar om geeft spreker in overweging ook dit punt aan te houden, tenzij de raad direkt zou willen uitspreken, dat ze de verantwoordelijkheid van burgemeester en wethou ders wil dekken. De heer Schoondermark stelt voor de zaak op het oogenblik af te doen, en mocht blijken, dat burgemeester en wethouders verantwoordelijk zijn, dat dan de raad j die verantwoordelijkheid op zich neemt. De heer Jansen wil de rekening van den Prinsentuin heden wel goedkeuren, al zou daarmee in verband staan de aansprakelijkheid van den Raad voor mogelijke schade. De heer Koopmans noemt het „te goeder trouw" en daarom gaat spreker mede met het gesprokene door den heer Schoondermark. De heer Koopmans is tegen dit voorstel. Hij kan niet begrijpen hoe er thans nog leden van den Raad zijn te vinden die voorstellen om den zaak direct af te doen. Hot verschil is nog niet opgehelderd. Spreker wensclit, en hij heeft gehoord, dat de Yoor- zitter ook wel dien weg op wil, dat er meer licht opgaat over deze zaak en de leden van den raad gelegen heid zullen hebben over de zaak na te denken, om daarna eene beslissing te nemen. De heer Hijlkema gelooft, dat het beste is precies te zeggen, hoe de geschiedenis is van deze zaak. Burgemeester en wethouders hebben het beheer over den Prinsentuin in art. 10 van de verordening op het gebruik en beheer van den Prinsentuin staat, dat zij daar van jaarlijks rekening en verantwoording doen aan den Raad. Die rekening en verantwoording gaat naar eene commissie, die door den raad wordt benoemd. Deze j onderzoekt de rekening en doet het voorstel om ze goed te keuren. Aan het slot der rekening staat, hoe het saldo belegd is rekening courant bij gebroeders Gratama, spaarbankboekjes, kasgeld. Keurt de raad nu de reke ning en verantwoording goed, dan keurt zij meteen goed de wijze van geldbelegging ook voor 't volgend jaar. Nu heeft sinds 1887, van welk jaar af wij in rekening courant staan met den heer Gratama, de Raad de reke- j ning telkens aldus goedgekeurd en dus ook deze wijze j van geldbelegging. Zijn nu burgemeester en wethouders verantwoordelijk? Spreker beweert, dat wanneer men deze rekening, die loopt over 1903, goedkeurt, men met een goedkeurt de belegging der gelden op dezelfde wijze in 1904. Immers bij het afsluiten der rekening op 31 Dec. 1903 is het saldo aldus belegd! Spreker kan niet inzien, waarom de raad deze reke ning thans niet zou vaststellen, tenzj de raad, thans met de wetenschap, dat de belegging bij Gebr. Gratama onsolied is, van den gewonen regel zou willen afwijken, iets wat spreker niet mag aannemen. Had een lid van den raad bedenking tegen de wijze van geldbelegging, dan had hij bij de behandeling van 't rapport der com missie omtrent de rekening en verantwoording in zake den Prinsentuin, zijn stem destijds moeten doen hooren. Een voorstel om op andere wijze het saldo te beleggen werd echter nooit gedaan. De Vcorziiter is er, na de sprekers gehoord te hebben vóór, óók de beslissing over de rekening aan te houden. De heer Beekhuis heeft de meening uitgesproken, dat burgemeester en wethouders door goedkeuring dei- rekening bij een eventueel tekort zouden zijn gedechar geerd, de heer Hijlkema, dat die goedkeuring in zich sluit goedkeuring van de wijze van belegging der kas gelden. Spreker heeft geen besliste overtuiging; daarom wenscht hij ook het uiterst welwillend voorstel van de heer Schoondermark niet te aanvaarden, hij wenscht de zaak aan te houden om burgemeester en wethouders in de gelegenheid te stellen een onderzoek in te stellen en zoo noodig advies in te winnen over de vraag, in hoeverre burgemeester en wethouders aansprakelijk zijn voor de aanwezigheid van het geheele saldo. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de behande ling van de rekening en verantwoording van het beheer over don Prinsentuin tot eene volgende vergadering aan te houden. 6. Rapport van de Commissie, belast geweest met het onderzoek van de rekening der d.d. schutterij, dienst lOO'l. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten I. de rekening goed te keuren in ontvang en uitgaaf tot een bedrag van 3688.15 II. den schuttersraad dank te betuigen voor zijn nauwgezet beheer. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders: a. tot het doen van af- en overschrijving van en op posten der gemeente-begrooting b. tot versterking van de daarin aangewezen posten der gemeentebegrooting beide diëtist 1903. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen. 8. Rapport der commissie belast geweest met het onder zoek van een voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere wijziging der begrootingdienst 1903. Heeft ter visie gelegen om heden te worden afgedaan. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig de conclusie van het rapport besloten I. het voorstel goed te keuren en de balans der be grooting nader vast te stellen als volgt Inkomsten1,234,345.41| Uitgaven-1,234,345.41 Waarschijnlijk saldo nihil. II. Goed te keuren en vast te stellen het overgelegde ontwerp-besluit. Hierop sluit de voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 4