Verslag van do handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1904.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig
besloten
I. om in koop aan te nemen de gedeelten van den
weg van Cambuur met aangrenzende halve slooten, ka
dastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G nos.
2289, 2287, 40a.), 5614, 5955, 5362 en 6306, elk voor
den prijs van ƒ1.en verder op voorwaarden als Bur
gemeester en Wethouders geraden zullen voorkomen
II. de Cambuurstraat, de Voordvlietstraat en de le
en 2e Cambuurdwarsstraten in eigendom over te nemen
van II. Brouwer, jT. Bijlsma en de erven R. Vermeu
len, onder gehoudenheid van deze tot bijbetaling eener
som van 1024.50;
III. van II. Brouwer, T. Bijlsma en de erven R. Ver
meldende op de overgelegde teekening met blauwe arcee
ring aangeduide gedeelten van den weg naar Cambuur en
aangrenzende halve sloot en de met roode kruisarceering
aangegeven gedeelten terrein samen voor./ 1.in eigen
dom over te nemen, onder de voorwaarden, die Burge
meester en V ethouders geraden zullen voorkomen;
IV. voor verbetering van den weg naar Cambuur
ƒ520.te brengen ten laste van volgno. 119 „Onder
houd van straten enz." der begrooting van uitgaven.
11. Rapport van de commissiebelast geweest met het
onderzoek van de rekening en verantwoording van de
Administratie van de Stads Rank van Leening over 1 DOS.
De heer Koopmans wenscht voor te stellen de goed
keuring van de rekening aan te houden tot na afloop
van de behandeling van de motie door spreker inge
diend betredende de rekening van den Prinsentuin.
Art. 179c van de Gemeentewet is hierbij van toepassing.
De historie van dat artikel brengt meedat wel het
administratief beheer van gemeentelijke stellingen kan wor
den opgedragen aan afzonderlijke commission maar onder
conditie, dat de inkomsten en uitgaven voorkomen op de
geineenterekcning. Spreker stelt daarom voor de behan
deling van de conclusie van het rapport aan te houden
opdat de mogelijkheid bestaat, dat men nog kan overgaan
tot het opnemen van het passief in de gemeenterekening
daar waar het behoort.
De lieer Duparc meent als rapporteur van de commisse
Van onderzoek der rekening te moeten antwoorden op
hetgeen door den vorigen geachten spreker is in het
midden gebracht. Evenmin als zeker een der andere
leden was hij voorbereid op een voorstel gel ijk het onder-
werpeljjke. Spreker is van meening dat, het beheer van
den Prinsentuin en het beheer van de Bank van Leening
twee geheel verschillende zaken zjjn die niets met elkaar
gemeen hebben. De Prinsentuin is een gemeenteeigendom
de Bank van Leening een administratie, die beheerscht
wordt door het Koninkljjk Besluit van 1826.
In hoever aan dat Koninklijk besluit rechtskracht kan
worden toegekendwenscht spreker hier in het midden
te laten maar in ieder geval onderwerpt men zich sinds
jaar en dag in alle gemeentenwaar een gemeentelijke
bank van leening bestaat, aan dat Koninklijk Besluit.
Spreker heeft het woord „passief uit den mond van den
heer Koopmans gehoordvoor het eerst echter is dit het
geval, want de Leeuwarder Bank van Leening heeft I gemeenteontvanger letterlijk niets met de Bank van
zoover spreker bekendnog nooit een passief gehad.
Spreker is op grond van het aangevoerde van meening
dat de raad de rekening gerust kan goedkeurenzonder
dat daardoor maar eenigszins wordt gepraejudieieerd over
de zaak van den Prinsentuin.
„van 19ÜU) luidende als volgtde Stadsbank van Leening
„te Leeuwarden, bestaande uit een hoofd- en hulpkantoor, is
„een gemeentelijke instelling ter voorkoming van armoede,
„welke onder toezicht van Burgemeester en Wethouders
„wordt beheerd door een commissie van administratie".
De Stadsbank van Leening is dus eene zelfstandige
instelling, geenzins eene instelling als b.v. de gasfabriek
waarbij we te doen hebben met een industrieele onder
neming. Spreker vestigt voorts de aandacht op art. 179t
van de Gemeentewet, dat in deze van toepassing is; art.
179c staat geheel buiten de zaak. Er is z.i. niet de
minste reden, om de behandeling dezer rekening aan te
houden.
De lieer Troelstra wenscht op te merken, dat op de
gcmeentebegrooting alle gemeentelijke ontvangsten en
uitgaven moeten voorkomen, maar de ontvangsten en
uitgaven van de Bank van Leening die een bijzondere
instelling is kunnen moeilijk als gemeentelijke inkomsten
en uitgaven worden beschouwd.
De lieer Koopmans heeft liet voorstel gedaanomdat
de rekening van de Stadsbank van Leening de laatste
jaren eeii dificit aanwijst, en er geen vooruitzicht bestaat
dat zulks vooreerst zal veranderen en is dit zoo, dan
wordt de schuld telken jare grooter, zal de Bank telken
jare meer rente moeten opbrengen en financieel lager
zinken. Hoe het dan op den duur moet begrijpt spreker
niet. En wat de opmerking van den heer Troelstra
betreft over de ontvangsten en uitgavenart. 204 en
205 der Gemeentewet behandelen dit punt. Spreker
meent zich te herinneren dat Gedeputeerde Staten hebben
voorgeschreven dat er een post voor moest komen op
de jaarlijksehe begrooting zoowel van ontvang als uitgaaf
en wanneer dat waar is, gaat de stelling van den lieer
Troelstra niet opdat de Bank van Leening een instelling
is, die niets met de rekening van de gemeente heeft
te maken. De post voor de Bank van Leening staat
op de begrooting pro memorie. Nemen Gedeputeerde
Staten aan, dat het altijd een inemoriepost kan blijven
dan geeft dat voorschrift ook niets. Spreker meentdat
er wel iets voor de steliing spreekt, dat de gemeente-
financiën wel degelijk met de financiën van de Bank van
Leening hebben te maken.
De heer Duparc wijst er op, dat de geachte vorige
spreker meent, dat er wel iets voor zijn meening spreekt,
spreker wil er een n vóór plaatsen, zoodat liet wordt,
dat er niets vóór spreekt. Spreker heeft inderdaad geen
andere argumenten gehoord, waaruit zou kunnen worden
opgemaakt, dat de zaak in eenig verband staat met de
gemeenterekening. De zaak van de Bank van Leening
heeft een geschiedenis zooals oude leden van de Raad
weten, verscheidene jaren geleden is er heel wat voor
gevallen over de vraag, of de winst en verlies van de
Bank op de gemeentebegrooting moesten staan. Er werd
toen besloten er een memoriepost van te makenzoowel in
ontvang als in uitgaaf, opdat c.q. de ontvangst ten voor
dode en het verlies ten nadeele van de gemeente zou
komen. Als er inderdaad eens verlies komt zal de
gemeente dat moeten dekken. Maar thans heeft de
De Voorzitter gelooft evenals de heer Duparcdat de
lieer Koopmans mistast, waar hij zich beroept op art.
179c van de Gemeentewet en dat de vergelijking met den
Prinsentuin niet opgaat. De heer Duparc heeft zich
beroepen op het Koninklijk besluit van 1826, spre
ker wil wijzen op art. 1 van het reglement voor de
Bank van Leening te Leeuwarden (gemeenteblad no. 25
Leening te maken.
De Voorzitter wenscht nog oen opmerking te maken.
Spreker gelooft, dat de heer Koopmans het karakter van
de rekening miskent. Het betreft hier alleen rekening
en verantwoording van het bedrag toegestaan voor admi
nistratiekosten.
De lieer Koopmans constateert, dat de heer Duparc
hetzelfde zegt als hij, n.l. dat de gemeente bet eventueel
verlies van de Bank van Leening moet dragen. Spreker
meent dat er dus wel eenige grond is voor zijne be
wering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juni 1904.
99
De heer Duparc kan de zaak niet los maken van het
geen er aan is voorafgegaan. En nu beweert de heer
Koopmans, dat spreker hetzelfde heeft gezegd als hij.
Geheel ten onrechte. Spreker heeft gezegd, dat verlies
van de Bank casu quo zou komen ten laste van de
gemeente, wat doet dit echter af aan de rekening van
de administratie van de Bank van Leening. Deze betreft
alléén kosten van beheer over een afgesloten dienstjaar,
maar raakt niet liet wezen van de Bank van Leening.
De heer Troelstra zegt, dat het natuurlijk moeilijk is
zich alles te herinneren, wat indertijd is voorgevallen,
maar hij meent, dat het betrof de kwestie, of de Bank
van Leening inhaerent was met de gemeenteadministratie,
en toen is uitgemaakt, dat ze eene afzonderlijke instelling
was met eigen administratie. Er werd echter gezegd
de gemeente is toch verantwoordelijk voor schade, b.v.
als de bank geheel wordt opgedoektdan komt een even
tueel verlies ten laste der gemeente. Zoover zijn we
echter nog niet en daarom wordt de op de gemeente
begrooting voorkomende post van verlies uitgetrokken
voor memorie.
De heer van Metsel begrijpt niet waarin de heer
Koopmans het verband zoekt tusschen deze conclusie en
de kwestie van den Prinsentuinen de behandeling wil
uitstellen tot na die zijner motie, ingediend in ééne dei-
vorige vergaderingen.
Daar spreker in die vergadering niet aanwezig was,
zou hij gaarne daaromtrent worden ingelicht.
De Voorzitter leest de motie voor die toen door den
heer Koopmans is ingediend.
Het voorstel van den heer Koopmans werd thans in
stemming gebracht en verworpen met 16 tegen 2 stemmen
die der heeren Koopmans en Middelkoop.
Hierop wordt zonder hoofdelijke stemming overeen
komstig de conclusie van het rapport besloten de rekening
goed te keuren.
VII. De heer Koopmans vraagt en verkrijgt het woord
voor een onderwerp vreemd aan de orde van dag.
Hij stelt deze vraag: „Is van de zijde van autoritei
ten, ter zijner tijd, te wachten een voorstel tot wijziging
der verordening omtrent de keuring van vleesch enz.,
zoodanig dat de bestaande vleeschkeuring worde ver
beterd
De Voorzitter kan den heer Koopmans antwoorden,
dat eene wijziging van de verordening op de keuring
van vleesch, viscli en vruchten tot dusverre bij de com
missie voor de strafverordeningen niet aanhangig is.
De heer Koopmans zegt, dat in de memorie van ant
woord op het rapport van de commissie van rapporteurs
betreffende het voorstel tot stichting van een abattoir
door burgemeester en wethouders het volgende is me
degedeeld
„Voor de beoordeeling der zaak meencn wij er nog
„op te moeten wijzen, dat, indien niet tot oprichting,
„wordt besloten, ongetwijfeld de vraag aan de orde komt,
„of de bestaande bepalingen omtrent de keuring van
„vleesch, viscli enz. niet behooren te worden gewijzigd
„in dien zin, dat de vleeschkeuring worde verbeterd.
„Dit van den kant van authoriteiten. En van de zijde
„der slagers het volgende. In hun adres aan den Raad
„komen voor dat met betrekking tot het hygiënisch be-
„lang valt op te merken, dat ook zonder een abattoir
„eene praktische keuring zeer goed kan worden inge
voerd, dat adressanten het zelf op prijs zouden stellen,
„indien de verordening regelende de keuring van vee en
„vleesch zoodanig werd gewijzigd, dat inderdaad ieder
„stuk vee aan keuring onderworpen werd." Dat is de
grondstelling geweest, waardoor spreker tot zijne vraag
kwam. 1
De Voorzitter merkt op dat nu de heer Koopmans
de aandacht op deze zaak heeft gevestigd, burgemeester
en wethouders ze zeker onder de oogen zullen zien en
zoo noodig de gezondheidscommissie er over zullen hoo-
ren. Spreker meent echter dat de zaak reeds bij de ge
zondheidscommissie aanhangig is.
De heer Koopmans houde echter burgemeester en
wethouders ten goededat na de beslissing omtrent het
abattoir niet aanstonds stappen in de door hein bedoelde
richting zjjn gedaan.
De heer Baart de la Failie deelt mede, dat terstond,
nadat het voorstel tot stichting van een abattoir in den
Raad was verworpenin de gezondheidscommissie de
vraag ter sprake is gebrachtzullen wij de zaak van de
vleeschkeuringdie een van de voornaamste beweegre
denen is geweest voor het voorstel tot stichting van een
abattoir, en die zoo lang aanhangig is geweest, terstond
weer ter hand nemen.
Het sprak van zelf, dat dit onderwerp der commissie
het levendigste belang inboezemdemaar zij heeft gemeend
uit deferentie voor het besluit van den Raadhet niet ter
stond aan do orde te moeten stellen spreker kan intusschen
den heer Koopmans de verzekering gevendat de commis
sie in dezen diligent blijft en alle aandacht aan de zaak
blijft wijden en binnen een niet verwijderd tijdstip ze
weer aan de orde zal stellen.
De heer Koopmans dankt voor de gegeven inlichtingen.
VIII. De heer Middelkoop vraagt en verkrijgt het woord
voor een onderwerp vreemd aan de orde van den dag.
Deze memoreert, dat op 26 April j.l. door den Raad
het besluit is genomen tot het leggen van rails op het
terrein der gasfabriek. Tot nog toe heeft spreker niet
gemerkt, dat aan het besluit uitvoering is gegeven, ter
wijl sinds 6 a 7 weken zijn verloopen. Hij meent, dat
het thans de beste tijd is om het werk uit te voeren,
de gasfabrikage zal in dezen tijd wel het geringst zijn.
Spreker zou daaromtrent gaarne worden ingelicht.
De Voorzitter antwoordtdat onmiddellijk na het raads
besluit tot aanleg van rails op het terrein der gasfabriek
aan den directeur is opgedragen voorwaarden van aan
besteding in te dienen, als termijn binnen welken deze
moesten zijn ingediend werd l Juni gesteld. Toen ze op
dien datum niet waren ingekomenis de directeur ont
boden in de vergadering van Burgemeester en Wethouders
en is na ampele besprekingen den directeur voor voldoening
aan de opdracht tot 15 Juni tijd gelaten.
De heer Middelkoop hoopt dat dit ook zal gebeuren
Er is nogal eenige afstand tusschen een belofte van den
directeur en de nakoming daarvan. Deze zaak heeft eene
heele lijdensgeschiedenis gehad, het heeft ongeveer een
jaar gekost, voordat de directeur de teekeningen heeft
ingediend. Toen spreker nog lid van de gascommissie
was, is den directeur gevraagd om eene situatieteekening
van de fabriek en de terreinen. Ook toen heeft hij do
belofte afgelegd dat te zullen doen, maar spreker meent,
dat die belofte nog niet is nagekomenterwijl het meer
dan een jaar geleden is. Spreker hoopt dat de directeur
ditmaal in afwijking van zijn gewone manier van doen,
zijne belofte zal nakomen.
De Voorzitter wil hierop antwoorden, dat het onder
houd met den directeur op 1 Juni hem doet veronder
stellen, dat de directeur zich niet zal blootstellen aan
wat van njet-inzending het gevolg kan zijn.
De lieer Middelkoop dankt voor de gegeven inlichtingen.
Hierop sluit de Voorzitter de vergadering.