126 Verslag van do handelingen van den gemeenteras
terwijl, zooals gewoonlijk, ook deze pacht indertijd werd
berekend naar 41/2 pCt.
Adressanten hebben evenwel te kennen gegeven, dat
zjj niet genegen waren in die voorwaarden te treden en
zien derhalve van de verlangde overneming af.
Burgemeester en Wethouders geven mitsdien in over
weging, op het adres van den voorzitter en den secretaris
van de vereeniging „Coöperatieve Stoom zuivelfabriek"
alhier in antwoord mede te deelen, dat hun verzoek,
om den bedoelden grond in vollen eigendom te mogen
overnemen, niet kan worden toegestaan.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt hier
toe besloten.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethoudersom aan
den eercol ontslagen politie-dienaar der 2e klasse A. J.
L. Rijnhout een jaarlijksch pensioen toe te kennen ten
bedrage van J' 350.
Overeenkomstig het voorstel wordt zonder hoofdelijke
stemming besloten, aan A. .1. Ij. Rijnhout met ingang
van 1 Augustus 1111)4 een jaarlijksch pensioen toe te
kennen, groot f 850.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethoudersom aan
K. Dijkstra c. s. vergunning te verkenen tol het dempen
der slooten vóór hunne woningen aan den Sticnserweg.
(/ie ook het verslag der vergadering van 11 .Juni 11)01
prh. 00 v. der handelingen).
Conform het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem
ming besloten, op het adres van K. Dijkstra c. s. in
antwoord mede te deelen:
dat, behoudens de rechten van derden, aan adressanten
of hunne rechtverkrijgenden tot wederopzegging toe ver
gunning wordt verleend tot demping van het gedeelte
sloot langs den Sticnserweg, op de teekening gemerkt
A B, onder toezicht van een van Gemeentewege aan te
wijzen deskundige, een en ander op hunne nosten, mits
worde voldaan aan de bij het voorstel van Burgemeester
en Wethouders gestelde voorwaarden.
8. Rapport der commissie behest geweest met het onder
zoek van eene wijziging der gemeente-begrootingdienst
ll)Oi.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming worden de
voorgestelde wijzigingen der gemeentebegrooting, dienst
19U4, goedgekeurd.
Daarop houdt de Voorzitter de volgende rede:
E11 hiermede, Mijne Hoeren! aan het slot gekomen van
onze werkzaamheden voor heden, heeft ook mijne werk
zaamheid in Uw midden voor goed een einde genomen.
Jk zal zeker niet behoeven te verzekeren, dat ik met
toenemende beklemdheid tegen dit oogenblik heb opge
zien en dat, 1111 het uur van scheiden daar is, het mij
zeer moeilijk valt het Voorzitterschap van Uwe verga
dering en daarmede het ambt van Burgemeester van
Leeuwarden neder te leggen, een ambt, dat ik geduren
de een zestal jaren ik durf het zonder zelfverheffing
te verklaren met onverstoorde ambitie heb vervuld.
En al is 1111 de aanleiding tot mijn vertrek eene eer
volle waar ik door liet vertrouwen van onze geëer
biedigde Koningin en van Hare Majesteits Begeering
geroepen werd aan het hoofd der gemeente Arnhem te
staan, dit neemt niet weg, dat ik zeer noode mijn tegen-
woordigen zetel inruim en deze gemeente verlaten ga
die mijdoor het vele goede, dat ik daar zoowel in als
buiten mijn ambt mocht ervaren zeer dierbaar is ge
worden.
Ik heb mij, vooral in de laatste weken, zoo dikwijls
afgevraagd, waaraan ik toch het voorrecht heb te danken
ld van Leeuwarden van Dinsdag 9 Augustus 1904,
gehad, dat ik, die als jong en onervaren vreemdeling
hierheen ben gekomen, slechts toegerust met een weinig,
als provinciaal ambtenaar verkregen, practische kennis en
met geen andere wapenen dan een schat van goede voor
nemens en bedoelingen, mij zóó spoedig heb tehuis ge
voeld, niet alleen te midden mijner nieuwe omgeving,
maar ook in de vervulling mijner ambtstaak, eene taak,
die voorzeker niet tot de gemakkelijkste behoort en die
eischen stelt, waaraan het dikwijls moeilijk valt te vol
doen; en vond ik, bewust als ik mij was van vele tekort
komingen, slecht dit antwoordals ge u hier gelukkig
hebt gevoeld, als ge bevrediging bij uw arbeid, voldoe
ning op uw streven mocht vinden, als uwe zwakke pogingen
ton goede met den gewenscliten uitslag werden bekroond,
als ge in één woord met groote erkentelijkheid moogt terug
zien op uw zesjarig bestuur dan moet hiervoor alleen
en uitsluitend de reden worden gezocht in de u van den
aanvang af betoonde tegemoetkoming, in den u verleen
den steun en de medewerking van allen, hooger en lager
geplaatsten, met wie ge in aanraking kwaaint, in de vriend
schap, de sympathie en het vertrouwen, u geschonken,
waardoor uw pad werd geëffend, vele bezwaren en moeie-
ljjkheden werden uit den weg geruimd.
Dit ge voel stemt tot groote dankbaarheid en wanneer
kan daaraan beter uitdrukking worden gegeven dan opeen
dag als deze, nu onze wegen uiteengaan en ik Uwe ver
gadering verlaat, 0111 daarin niet weer terug te keeren
Allereerst tegenover U, hoeren leden van den Baad,
spreek ik die dankbaarheid uit, waar het mij aan Uwe
medewerking nooit heeft ontbroken, waar ik, ook bij
somtijds diepgaand verschil van meening, steeds de over
tuiging heb gehad, dat mijn persoon en mijn werk door
U werden gewaardeerd, dat het U altijd te doen was om
de aan een goeden gang van zaken zoo bevorderlijke
vriendschappelijke verhouding tot Uwen Voorzitter te
helpen bewaren. Voor de vele blijken van hoogachting
en sympathie, mij Uwerzijds geschonken, ben ik diep
erkentelijk:
E11 wat zal ik zeggen tot U, medeleden van het Dage
lijks Bestuur, aan wier kraehtigen steun en onvermoeide
hulpvaardigheid ik zóó bijzonder veel heb te danken?
ik geloof, dat wij elkander in deze jaren van eendrachtige
samenwerking te goed en te vriendschappelijk hebben
loeren kennen, dan dat het noodig zou zyn in veelheid
van woorden de gevoelens, die mij tegenover U bezielen,
te vertolken.
E11 als onze samenwerking resultaten heeft gehad, als
onze voorstellen doorgaans met instemming van de meesteu
altijd met waardeering vaii de aan de voorbereiding ten
koste gelegden arbeid en moeite werden ontvangen, moet
dan daarvoor niet voor een overwegend deel worden dank
geweten aan de ambtenaren, die 011s ter zijde staan en
wier bijstand, bovenal voor den Burgemeester, zoo vol
strekt onmisbaar is.
De geachte secretaris, in wiens optreden ik mij heb
verheugd en die aanvankelijk blijkt voor zijne taak vol
komen berekend te zijn, boude mij ten goede, als ik de
ambtenaren gedenkende, in de eerste plaats den naam
van zijn voorganger, mr. Bergsma noem, wiens ervaring
en welwillendheid mij bij het zetten der eerste schreden
op de burgemeestersloopbaan van zoo onschatbaren dienst
zijn geweest. Bast hiervoor een woord van welgemeen-
den (lank, alle ambtenaren en beambten, hoogere en lagere,
willen zich wel verzekerd houden, dat ik hun ijver en
belangstelling, de mij verleende hulp en toewijding steeds
in erkentelijke herinnering zal houden.
I11 dankbare herinnering zullen voorzeker ook bij 111 jj
blijven de ingezetenen dezer goede stad uit eiken kring,
die mij nooit hebben laten gevoelen dat ik geen geboren
Fries ben, die mij integendeel als een der hunnen hebben
ontvangen en begroet en die, niet alleen in blijde om
standigheden, maar ook in zeer droeve dagen, aan mijn
vrouw en mij de sprekenste bewijzen hebben gegeven
van een gehechtheid en een deelneming, die 111 j steeds
met groote ingenomenheid van het verblijf in hun midden
zullen doen getuigen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Augustus 1904. 137
Ik heb hier niet veel meer bij te voegenaan alle
gedachten en gewaarwordingen, die zich thans in mij
verdringen, is het mij onmogelijk uitdrukking te geven;
ik zou die niet onder woorden kunnen brengen, die de
warmte weergaven van de gevoelens, waarmede ik voor
de laatste maal tegenover U allen sta.
Laat mij dus ten slotte mij en mijn gezin met aan
drang mogen aanbevelen in Uw aller vriendschappelijk aan
denken; van mijn kant geeft ik U de stellige verzekering,
dat ik de gemeente Leeuwarden en hare ingezetenen,
hare belangen en haar bloei steeds met groote voorliefde
zal blijven gadeslaan, dat ik de jaren alhier doorgebracht,
die ik tot de gelukkigste mijns levens reken, nimmer zal
vergeten! (Applaus.)
De heer Duparc zegt hierop het volgende
In de laatstvorige vergadering werd door U, mijnheer
de burgemeester, aan de Baadsleden dank toegebracht
voor den gelukwensch, dien ik U met Uwe benoeming
tot Burgemeester van Arnhem mocht aanbieden. Thans
is het hun beurt, U dank te betuigen voor de waardeerende
woorden, zooeven door U tot hen gericht.
Gij hebt terecht gewezen op het vele in ie laatste zes
jaren in onze gemeente tot stand gebracht. Hebt gij
daarbij den steun, de medewerking en de sympathie van
den raad ondervonden, dan moogt gij dit voor een niet
gering deel toeschrijven aan de goede voorbereiding,
vooral ook door U, aan de voorstellen die de raad had
te behandelen. Daardoor werd zijn taak niet weinig
vergemakkelijkt. En heersehtc er soms verschil van
gevoelen, dit nam niets weg van de waardeering, die de
voorstellen zelve verdienden.
I11 de zes jaren, die gij aan het hoofd van het bestuur
van Leeuwarden stond, heeft de raad U leeren kennen
als een man van vele en veelzijdige gaven en talenten
en daarbij werd door U een werkkracht ten toon gespreid,
die even als in Uwe vroegere ambtelijke betrekking het
geval was geweest, weldra spreekwoordelijk was geworden.
Dit alles zal nu ten goede komen aan het meer groote
Arnhem. Zeker, - gij spraakt het reeds uit, - zult gj daar
nog wel eens denken aan de raadsleden met wie gij zes
jaren lang nuttig hebt samengewerkt voor de belangen
van onze gemeente en hare ingezetenen. Daarin zal voor
U een rijke bron van zegen zijn gelegen en dit zal ten
gevolge hebben, dat gij mot voldoening op de hier afge
legde baan zult terugzien.
Evenmin zullen de raadsleden L' vergeten, niet weinig
ook de goede leiding hunner beraadslagingen.
Thans is het oogenblik van scheiden gekomen. Dit
woord wekt altoos een weemoedig gevoel oji, zoo ook 1111.
Maar ook na onze scheiding zullen wij in zekeren zin
vereenigd blijven.
Arnhem en Leeuwarden toch zijn slechts deelen van het
groote gemeenschappelijke vaderland.
G j ginds, wij hier, zullen ook verder met al ons ver
mogen blijven arbeiden, in het belang niet alleen van
onze gemeente, maar, waar het noodig mocht zijn, ook
in dat van het vaderland en van het daaraan op het nauwst
verbonden Oranje-huis.
Blijven ook te Arnhem de noodige krachten U gegeven
tot dit alles werkzaam te zijn en zóó U te kwijten van
de taak, nog belangrijker dan ze hier was, U opgelegd.
Zooals wij hier te samen zijn, wenschen wij U en mede
f we echtgenoot ook in alle andere opzichten alle moge
lijke zegen en voorspoed toe. (Applaus).
De heer Troelstra zegt ongeveer het volgende:
Ik had niet het voornemen, mijnheer de Burgemeester,
in deze vergadering een afscheidswoord tot l' te richten.
Ik had dit morgen willen doen, in engeren kring, wan
neer gij voor het laatst de vergadering van het dage-
lijksch bestuur zult presideeren. Maar 1111 ge van deze
plaats ook ons wethouders in het bijzonder hebt toege
sproken, nu wil ik ook namens mijne collega's enkele
woorden toevoegen aan de hartelijke en waardeerende
woorden, door den nestor dezer vergadering namens den
raad, U toegesproken.
Door II is gezegd, dat ge hier zijt gekomen met een
schat van goede voornemens en bedoelingen. (Jus wet
houders in het bijzonder bleek het al spoedig, dat ge
tevens een man waart met een zeer helder verstand, met
groote werkkracht en even grooten werklust, waardoor
ge U in zeer korten tijd in alles wist in te werken en
van alles op de hoogte te stellen. Gedurende de zes
jaar, dat ge aan 't hoofd dezer gemeente hebt gestaan
viel er veel en velerlei te doen. Welnu, onder die
omstandigheden, en niet van anderen bepaald het werk
uit de handen te j nemen, wist ge zelf' mede krachtig de
handen uit de mouw te steken, waar dit voor een goeden
gang van zaken noodig was.
Zoo bleek het al spoedig, dat ge waart de rechte man
op de rechte plaats en is het geen wonder, dat ge zooeven
kondet spreken van steun en tegemoetkoming, U zoo
ruimschoots verleend.
Zoo hebben ook wij wethouders l' hoogelijk leeren
waardeeren en waar we U met leedwezen zien vertrekken,
mag Arnhem zich verheugen met Uwe benoeming tot
burgemeester.
En nu nog een bijzonder woord van dank voor Uwe
medewerking 0111 de vergaderingen van het dagelijkseh
bestuur zoo aangenaam mogelijk te maken. Joviaal en
prettig was steeds de geest die er heersehtc en dit maakte
inderdaad het werk lichter en aangenamer.
Moogt ge elders veel terugvinden van het goede, dat
ge volgens Uwe verklaring hier hebt genoten en onder
vonden liet ga L' in Uw verderen loopbaan weljong
als ge nog zijt en met Uwe talenten en eigenschappen
zal die nog wel niet gesloten zijn. Hoe dit zijn moge,
van harte wenschen wij U toe heil, zegen en voorspoed
Applaus
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.