132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1904. meent, dat in liet praeadvies in plaats van de woorden „werpt een hoogst eigenaardig licht op de gegrondheid hunner klachten" beter werd gelezen „werpt een eigenaar dig licht op hunne klachten". De gegrondheid hunner klacht in deze staat bp spreker vast en het hoogst eigenaardig licht komt, doordat dit uitstraalt van eene hoogst eigenaardige beweging onder de arbeidende klasse, waarmee men vroe ger of later rekening zal moeten houden. Spreker kan dus niet meegaan met burgemeester en wethouders, waar zij de werklieden niet hebben gehoord over de loonsverhooging; want de finantieele kwestie is indertijd wel degelijk gezegd te vallen onder de motie Middelkoop. Spreker meent dus ten aanzien van de con- clusiën van het praeadvies eenige reserve te moeten maken. De heer Lautenbach zal beknopt zijn, omdat hem reeds een deel van het gras voor de voeten is wegge maaid. Spreker zou gaarne een vraag willen doen aan burge meester en wethouders, naar aanleiding van hunne con clusie, „dat voor de juiste beoordeeling eener klacht een „eerste vereischte is, dat de persoon, wien de klacht geldt „de feiten, die tot de klacht aanleiding hebben gegeven „en het tijdstip waarop deze hebben plaats gehad behoor- lijk vast staan, dat daarom aan het adres geen gevolg „kan worden gegeven en dat burgemeester en wethouders „van klachten als de onderwerpelijke alléén konden ken nisnemen, als deze door de betrokken personen rechtstreeks „bij hun collego werden aanhangig gemaakt." W aneer nu een werkman zich vervoegt bij burgemeester en wethouders en hij meent, dat geen recht geschiedt, zijn dan burgemeester en wethouders genegen overleg te plegen met de vakvereeniging Spreker zou op deze vraag gaarne antwoord hebben. Verder zou spreker nog willen vragen als de vereeniging „Ons Belang" soms zich vergist, minder goed op de hoogte blijkt te wezen en eene minder juiste voorstelling der feiten geeft, gaat het dan wel aan te eischen, dat zij altijd in de maat iswelke vereeniging of zedelijk lichaam maakt niet eens een flater, tenzij het een opzettelijke vergissing mocht zijn, daarvan is hier immers geen sprake. liet is burgemeester en wethouders toch bekend, dat de voorbeelden uit het dagelijksch leven talloos zijn, dat het voor een werkman zeer gevaarlijk is, met klachten over zijn baas of zijn directeur te komen. Ifet komt dagelijks voor, dat zoo'n lastig werkman van de baan wordt gejaagd. Is het antwoord op sprekers vraag ontkennend, dan wordt het den werklieden onmogelijk gemaakt voor hunne belangen op te treden en wordt hunne positie verzwakt. De heer Koopmans heeft de notulen van do vergade ring, waarin de motie Middelkoop is aangenomen, nagegaan en vraagt nu: is de motie bindend geweest voor burge meester en wethouders, ja dan neen Spreker zou haast uit het prae-advies opmaken van niet, omdat daarin o.a. voorkomt dat de raad gewild heeft, dat zoo noodig overleg met dc belanghebbenden zou vooraf gaan. Is de bedoeling der motie facultatief geweest, dan hebben burgemeester en wethouders het recht te handelen zooals zij gedaan hebben en heeft de Raad niets met de zaak te maken maar is de bedoeling, dat zij van bindend gevolg zou zijn, zooals uit de notulen is op te maken, dan kunnen zij niets anders, dan zich daaraan houden. De Voorzitter wenscht dadelijk te erkennen, dat de verschillende sprekers, en dat vooral de heer Jansen op een aangenamen zelfs hier en daar op een gemoedelijken toon zjjne bezwaren heeft in het midden gebracht. Terecht heeft hij er ook op gewezen, dat dc vakver- eenigingen vaak veel meer vragen dan kan worden toe gestaan. Dit is volkomen waar, en als men de geschie denis van de bepalingen gemaakt ten aanzien dei- werklieden, sinds ongeveer 10 jaren nagaat, dan zal men zien, dat voor en na heel veel is verbeterd, heel veel is toegegeven, heel veel wenscheu der arbeiders zijn toegestaan, gevraagd en ongevraagd. Spreker wil in de eerste plaats herinneren „en" zegt spreker, „daar stoffen burgemeester en wethouders nu niet op" dat in 1893 de gemeentewerklieden zijn opgenomen in de pensioen-verordeningdaardoor heeft men tevens een zeker cachet op hen gedrukt, daardoor zijn zij geworden beambten van dc gemeente. Later zijn nog onderschei dene verbeteringen aangebrachtzoo worden de werk lieden nu door burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen, eene instructie is in het leven geroepen, waarbij den werklieden geld wordt toegestaan, wanneer ze voor langen tijd ziek zijn, en dat zij op kosten van de gemeente zullen kunnen deelnemen inliet ziekenfonds „Eendracht maakt Macht." Er is voldaan aan het ver zoek van de werklieden der gemeentereiniging, dat de werktuigen hun van gemeentewege zouden worden ver strekt. Er is eene regeling van werktijden gemaakt, spreker meent, dc gemiddelde werktijd is 10 a 10| uur, wat werkelijk niet te hoog is. Spreker weet wel, dat het moeite heeft gekost het drie ploegenstelsel in te voeren, maar de meeste leden weten, waarom dit zoo lang geduurd heeft. Spreker voert dit een en ander aan om aan te toonen, dat burgemeester en wethouders steeds een open oor hebben gehad voor de wenschen en klachten der ge meentewerklieden, wanneer die gegrond waren. Maai de werklieden houden niet op met vragen, heeft de heer Jansen gezegd en dat is inderdaad het geval. Zoo hebben ze in het vorige jaar weer (i wenschen geuit, die door den heer Jansen gememoreerd zijn en nu meent deze, dat aan sommige dezer wenschen wel kan worden voldaan. Spreker had gaarne gezien dat de heer Jansen ook de op elk punt gemotiveerde beslissing van burge meester en wethouders had voorgelezen. Zeker, ieder had wel een pensioenverordening kunnen krijgen, maar waarom, vraagt spreker, aan de werklieden meer voor deden toe te staan dan aan andere beambten. Spreker meent, dat zoo'n verordening 10 ets. kost, stelt men zooveel prijs op het bezit er van, dan kan men er toch een koopende werklieden doen immers ook uitgaven hunne vereeniging betreffendezij contri- bueeren daar zeker voor dit zijn van die dingen, die men vraagt om maar te vragen. Spreker herhaalt, dat hij verwacht had, dat de heer Jansen ook had voorgelezen, wat burgemeester en wet houders hebben geantwoord. J Let komt hem voor, dat de genomen beslissingen goed en juist zijn. Wanneer men de memorie van toelichting leest van „Ons Belang," komt er b.v. ten aanzien van overuren bij de stadsreini ging in voor, dat ook voor de tonnenbezorgers of reini gers eene vaste werktijd wenschelijk is. Maar die menschen hebben geen te zware dagtaak en hoe vlugger ze werken, hoe eerder het werk gedaan is. liet streven schijnt te zijn overuren te maken, maai de directeur heeft zeer juist aan lien, die er op uit waren overuren te maken, het overwerk niet willen opdragen, maar heeft dit opgedragen aan anderen. Zulke dingen moet men weten om een juist oordeel te kunnen vellen. Eu nu zal spreker niet verder over de (3 vragen uitweiden. Maar hij wil toch even opmerken, dat we hier niet te doen hebben met eene zuivere vakvereeni ging, die alleen ten doel heeft de belangen der werk lieden te behartigen, maar tevens met eene politieke vereeniging, die niet zal ophouden te vragen, dan wan neer aan al hare wenschen is voldaan. De vereenis-ing O O „Ons belang" is tevens eene sociaal-democratische ver eeniging en wij weten wat het streven dier partij is. Zij zou, naar de sociaal-democratische idee o.a.ten slotte opvragen het beheer en het bestuur der gasfabriek. Spreker meent, dat zoo lang wij nog de zoogenaamde kapitalistische maatschappij hebben, met dat streven rekening moet worden gehouden bij het uiten van grieven en wenschen der vereeniging „Ons Belang". En dan nog ietshet verzoek, dat op het oogenblik wordt behandeld, is niet gedaan door „Ons Belang", zij heeft er nu anderen voor gespannen. Het is ingediend -- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1904. 133 door den Bestuurdersbond, den bond van winkelbedien den enz. Nu is bij spreker de vraag gerezen of deze ver zoeken niet ter zijde hadden moeten worden gelegd. Spreker herinnert aan de bepaling van art. 8 der Grondwet, luidende als volgt „leder heeft het recht verzoeken, mits schriftelijk, aan „de bevoegde macht in te dienen. „Elk verzoek moet door den verzoeker onderteekend „zijn. Onderteekening uit naam van anderen kan alleen „geschieden krachtens schriftelijke bij het verzoek over gelegde volmacht. „Wettig bestaande lichamen kunnen aan de bevoegde „macht verzoekschriften indienen, doch alleen over onder- werpen tot hunnen bepaalden werkkring behoorende." En nu vraagt sprekerzal eene vereeniging als de Winkelbediendenboud, en hoe die vereeuigingen meer mogen heeten, geacht kunnen worden zich hier te bepalen tot hunnen werkkring Y Spreker kent niet de statuten van den Bestuurdersbond en weet ook niet, of „Ons Belang" zich bij den Bestuurdersbond heeft aangesloten. II ij weet niet of die Bond wel is een wettig bestaand lichaam. Maar burgemeester en wethouders hebben gemeend deze vraag ter zijde te moeten stellen en een uitvoerig advies aan den Raad te moeten geven, zooals zij dan ook hebben gedaan. En dan, wat betreft de motie Middelkoop, spreker heeft die ook nagelezen, alsmede de daarover gevoerde discussie. Daarover heerschte heel wat verschil van gevoelen, zelfs gaat de heer Tromp zoo ver, dat men volgens die motie de werklieden ook moet hooren over de salarissen, die ze gaarne willen hebben. De motie- Middelkoop was ook socialistieh getint, liet begin was toch een motie Melchers, welke werd bestreden dooi den heer Middelkoop. Deze heeft toen eene motie voor gesteld, waarmee de heer Melchers zich kon vereeuigen. De discussion daarover waren zeer verward. Spreker, die eerst van oordeel was, dat de motie tamelijk on schuldig was, heeft zich ten slotte tegen de motie verzet. Maar als de bedoeling was, zooals de heer Jansen straks zei, dan was ze vrijwel onschuldig. Spreker kan zich voorstellen, dat een fabrikant zijne werklieden raadpleegt, wanneer er dingen in zijn fabriek verbeterd kunnen worden, wanneer het belangstellende werklieden zijn. Dat zal ieder patroon doen, die wel is met zijne onder geschikten. Maar burgemeester en wethouders hebben in do eerste plaats den betrekkelijken directeur te raad plegen, en niet de werklieden doen zij dat, dan onder mijnen zij het gezag, en dat moet, vooral tegenwoordig, hoog worden gehouden. Burgemeester en wethouders zullen dus nooit buiten den directeur om handelen, zy zullen dezen altijd hooren over klachten. En dan kan spreker mededeelen, dat, als iemand wordt voorgedragen voor ontslag, daartoe nooit wordt overgegaan, vóór dat de betrokken persoon is gehoordburgemeester en wet houders laten hem in de vergadering komen, en laten hem daar volkomen zich uitspreken en dan is het nog wel gebeurd, dat ofschoon er alle reden was voor ont slag, burgemeester en wethouders hebben beslistlaten we het nog maar eens aanzien. Spreker meent zich te herinneren, dat het ook wel eens is gebeurd, dat een door den betrokken directeur toegepaste schorsing door burgemeester en wethouders is ingetrokken. Spreker gelooft dus en hoopt, dat de Raad overtuigd zal zijn, dat de gemeentewerklieden, die toch ook op den voorgrond moeten stellen niet den klassenstrijd, maar dat ze zijn ambtenaren, wier plicht het is mede te wer- tot den goeden gang van zaken met eerbiediging van het gezag, rechtvaardig behandeld worden. Het deert burgemeester en wethouders niet, wanneer de bij „Ons belang" aangesloten werklieden bij den Raad komen, of dit door anderen laten doen om zich te beklagen over hunne handelingen en hunne houding ten aanzien hunner verzoeken. Zij zullen voortgaan met de belangen der werkli in het oog te houden, evenals die der overige ambtena ren, niet meer en niet minder. Een rechts! reeksche raadpleging van de vakvereenigingen kan daarbij echter niet worden toegezegd. De heer Hijlkama is het geheel eens met het door den vorigen spreker gesprokene, maar wenscht daar nog iets aan toe te voegen. De bestuurdersbond heeft niet te klagen, dat geen notitie van zijn klacht is genomen. Integendeel, de bijlage, waarin de zaak is behandeld, be wijst voldoende, dat er behoorlijk attentie aan zjjn be zwaren is geschonken. Wat de eerste klacht betreft, spreker meent, dat de motie Middelkoop duidelijk spreekt van het wijzigen van imfructien. In de eerste plaats komt het aan op de motie zelf, zooals die luidt en niet op hare toelichting en waar nu geen wijziging in eenige instructie heeft plaats gehad, spreekt het van zelf, dat de werklieden niet zjjn gehoord. Nu is de vraag gesteld door den heer Koopmans, of de motie bindend is voor burgemeester en wethouders. Ook al ware dat het geval, dan hadden do werklieden toch niet behoeven te worden gehoord, omdat, zooals gezegd, geenc wijziging heeft plaats gehad. De heer Jansen wil verder gaan en rekening houdende met dc bedoeling der motie, wil hjj, dat met de werklie den ware behandeld de toe te kennen loonsverhooging, maar j dat gaat niet, dat zou onmogelijk zijn. De directeuren doen elk jaar een voorstel omtrent liet toe te kennefi loon, j dit komt in de vergadering van burgemeester en wethou ders, zoo noodig in die van de betrekkelijke raadscom missie, liet wordt dan vast gekoppeld aan de begrooting en de leden hebben dan indirect gelegenheid er hun ge voelen over kenbaar te maken. Wat punt 2 betreft, het doet spreker genoegen van den heer Tromp te hooren, dat deze hierin geheel met burgemees ter en wethouders meegaat, liet ligt toch voor de hand, dat een persoon zelf zijn belangen bij burgemeester en wethouders kan behartigen beter dan wanneer dat ge schiedt door intermediair van eene vereeniging. liet blijkt uit de kwestie-Bommerson, dat eene vereeniging zich niet altijd juist op de hoogte stelt. De Voorzitter heeft mede gedeeld en spreker wenscht dit te herhalen, dat de werklieden gerust met klachten bjj burgemeester en wet houders kunnen komen, waar de zaak op eenvoudige wijze ..ordt besproken. Burgemeester en Wethouders vragen tevens het oordeel van den betrokken directeur en kunnen dan zeer gemakkelijk een conclusie trekken. Ju een stad als Amsterdam b.v. daar is gemakkelijk met eene vereeniging zoo'n zaak te behandelen, maar het getal der gemeentewerklieden is hier niet zoo groot, dat ieder geval niet gemakkelijk door burgemeester en wet houders kan worden onderzocht. Spreker gelooft, dat het verkeerd zou wezen van taktiek te veranderen en ook 1 niet in liet belang van de werklieden zelf. Wat betreft de (i wenschen, die door don heer Jansen zijn uiteengezet, de bezwaren daartegen zijn destjjds zóó breedvoerig uiteengezet en besproken, dat het een herha ling zou zijn om daar nog eens op terug te komen. Wat aangaat een vaste werktijd voor de tonnenbezor gers, spreker is het volkomen eens met den Voorzitter, dat dit geen aanbeveling zou verdienen liet zou dan een systeem worden om overuren te maken. Dat die menschen geen te zwaren dienst hebben volgt uit de werkstaten, waaruit blijkt, dan hun werktijd gewoonlijk eindigt te 43i4 a 5 uur, hoogstens half zes. Zij hebben het zelf geheel in hun macht hunne werkzaamheden te regelen. Van- neer zij hun dagtaak hebben volbracht, hebben ze nog een mooien avond voor zich zelf. Als slottirade voert de heer Jansen aan, dat men gevoel moet hebben voor de minder bedeelden. Daarin ligt op gesloten, dat burgemeester en wethouders dat niet zouden hebben. Om nu te blijven bij de werklieden van do 1 stadsreiniging, spreker heeft vóór zich staten van de ver diensten van deze werklieden in een 15 tal groote steden. Deze bedragen gemiddeld voor de aschlieden 9.22, te Leeuwarden f 9.75 voorde tonnelieden 9.30, te Leeu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 3