136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1904. kan zijn. En waar nu de heer Jansen er op wijst, dat later voor den grond meer kan worden geboden, wil spreker er attent op maken, dat nog geen prijs is ge noemd; deze zal later moeten worden bepaald, maar men dient niet uit het oog te verliezen, dat deze oprichting van een zwem- en badinrichting niet is eene zaak van persoonlijk, maar van algemeen belang; er is ook een volks-zwembassin bij geprojecteerd. De heer Feddema is zoo vrij nog even op te merken, dat hij geheel terecht de meening heeft uitgesproken,dat de voorkeur nu zal worden overgedragen aan den heer Buskens en nu gaat hctz.i. te ver om te veronderstellen, dat deze uit Rotterdam zal komen om uitsluitend het belang van Leeuwarden te behartigen; we mogen met reden veronderstellen, dat liet hier ook om persoonlijk belang te doen is. Spreker voorziet, dat een voorstel zal worden gedaan om het terrein voor zeer gereduceerdcn prijs af te staan. Het zou als bouwterrein een gemiddelde waarde hebben van ƒ5.—per M- dit zou voor het geheele terrein een belangrijk bedrag opleveren. Er bestaat voorzeker nog groote behoefte aan dergelijk bouwterrein, omdat hoege naamd geen terrein meer beschikbaar is, waar goede ar beiderswoningen kunnen worden gebouwd. I Iet komt spreker daarom voor, dat het niet verstandig is de voor keur nogmaals te verlengen ten name van 1'. G. Buskens. De heer Hijlkema mag niet uit de school klappen, an ders zou hij de som kunnen noemen waarvoor de heer Buskens bij tot standkoming der zaak de concessie over draagt, bet is een gering bedrag. Spreker herhaaltwan neer de Raad nu moeilijkheden in den weg zou leggen, zou de commissie met nog grootcre bezwaren te kampen krijgen. De Raad blijft bovendien volkomen vrij om te zijner tijd al dan niet te verkoopen, hij geeft alleen een voorkeur, doch kan aan den koop alle voorwaarden ver binden, die hij dienstig acht. Spreker betwijfelt, of het terrein voor bouwterrein zou worden gebruikt, daar voor is elders grond genoeg beschikbaar. Ware deze zaak hier niet ter sprake gekomen, dan zou zeker niemand er aan gedacht hebben om juist dit terrein voor bouw terrein te bestemmen. De Voorzitter lean mededeelen, dat burgemeester en wethouders het voorstel in zoover wijzigen, dat de voor keur wordt verlengd tot uiterlijk L .November 19J5. Spreker meent er nog op te moeten wijzen, dat de voor keur gegeven is, omdat in de oprichting van een zwem- en badinrichting een gemeentebelang wordt gezien. En nu, zooals de heer lljjlkema zegt, de zaak zelve belangrijk is gevorderd, komt liet spreker voor, dat de Raad nog wel kan besluiten de voorkeur te laten bestaan uiterlijk tot 1 November 1905. De heer Tromp wil zich voor het voorstel van Bur gemeester en Wethouders verklaren, niet, omdat hij niet gevoelt de bezwaren, die daartegen door de heeren dan sen en Feddema zijn ingebracht, maar omdat hij in de voor keur, in verband met de toelichting van den heer Hijl kema, een groot hygiënisch belang ziet. Aan eene modern ingerichte badinrichting is hier dringend behoefte. We moeten bovendien niet vergeten, dat wij hier te doen hebben met force majeure; hier is geen onwil, maar on macht en waar het geldt de voorkeur ter wille van zoo'n hoogst noodige inrichting, verklaart spreker zich gaarne vóór het voorstel. liet voorstel wordt thans in stemming gebracht en aangenomen met 13 tegen 2 stemmen, die der heeren Jansen en Feddema. Alzoo is besloten de voorkeur, bij Raadsbesluit d.d. 8 Juli 1902 gege ven aan den heer Groenendijk, over te dragen aan den heer P. G. Buskens, architect te Rotterdam, en te verlongen uiterlijk tot 1 November 1905 met uitzonde ring voor den koop van dat deel van het bedoelde per ceelsgedeelte, dat ingevolge Raadsbesluit d.d. 28 Juni 1904 aan de Yereeniging „Eigen Brood bovenal" zal worden overgedragen. 4. Idem in zal'cc hel tegenwoordig onderwijzend perso neel aan de burgerdag- en avondschool. De beraadslagingen worden geopend. De heer Jansen kan zich vereenigen met het eerste, tweede en derde gedeelte van het voorstel, maar vat niet, waarom de heeren Bubberman en Baron hun salaris moeten behouden. Spreker vindt dat eene onnoodige royaliteit, omdat zjj worden ontheven van een deel hunner lesuren. De heer Baron is aangeslagen in de 16e klasse van den hoofdei ijken omslag, dus naar een inkomen van 3200ƒ3600, hij behoort dus niet tot het proletariaat en spreker kan er zich minder goed mee vereenigen om zoo iemand zijn salaris te laten behouden. Wanneer het aantal lesuren b.v. tot op de helft vermindert, dient dit met het salaris ook het ge val te zijn. De Voorzitter kan hierop niet anders antwoorden dan dit, dat, wanneer men de stukken leest, blijkt dat deze kwestie wel wat moeilijk is. Over de reorganisatie der school is door den Raad beslist en het salaris ad ƒ700 kan niet worden gesplitst, immers de heeren zijn aange steld voor de burgerdag- ei avondschool. Nu is de dag school opgeheven, het is de vraag of deze kan worden beschouwd als eene inrichting die op zich zelf staat, is dat het geval, dan is de vraag, of de heeren geen aan spraak kunnen maken op wachtgeld. Als de gemeente de heeren niet meer in dienst kon houden, zou zij ver plicht wezen, zedelijk althans, hun wachtgeld toe te ken nen. En nu is het wel waar, dat de regeling op het oogenblik iets schadelijk zal uitkomen, maar, wanneer een der heeren wordt benoemd tot directeur, dan zal deze met de lessen die luj geeft, zelfs boven de 700 komen; de regeling zal dus ten opzichte van dezen geen financieel bezwaar zijn. Eu de ander zal wel het eerste jaar weinig lessen hebben, maar als men zich voorstelt, dat de avondschool belangrijk toeneemt, dan zal deze meer lessen krijgen, zonder dat zijn traktement liooger wordt, in.a.w. als de school wat opgang neemt, dan zul len al spoedig parallelklassen noodig zyu en dan zal blij ken, dat ƒ700 niet te hoog is. De heer Schoondermark vraagt: wanneer wordt de school geopend De Voorzitter antwoordt, volgens de verordening naar hij meent, met l i September, maar er is nog geen tijd te bepalen, er wordt haast gemaakt, maar er moeten nog twee leeraren worden benoemd. Er zal eene oproe ping in de Leeuwarder Courant worden geplaatst op kor ten termijn. De goedkeuring van Gedeputeerde Staten op de salarisregeling is nog niet eens verkregen, deze moet worden afgewacht alvorens eene benoeming der nog ontbrekende leeraren kan volgen en dan moet de inspec teur van het Al. O. nog gehoord worden over de benoe mingen, dus het kan nog wel wat duren. Burgemeester en Wethouders hopen echter in de volgende vergadering eene voordracht te kunnen doen voor de benoeming van nog twee leeraren, en dat, wanneer de aanbevelingen bij rondschrijven worden bekend gemaakt, de leden van den Raad de benoeming dan zullen willen doen. Dan zal nog de rooster van lessen móeten worden j vastgesteld, als alles goed gaat, dan zal de school mis- I schien begin October kunnen worden geopend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Augustus 1904. 137 De heer Schoondermark wenselit te vragen, wanneer de benoeming ingaat. De Voorzitter antwoordt„met 1 September." Den heer Feddema is het uit de stukkon gebleken, dat het gevoelen van verschillende autoriteiten niet strookt met dat van burgemeester en wethouders. De Coinmié- sie van Toezicht op liet middelbaar onderwijs schrijft „zoo min als de directeur gecontinueerd kan worden als „hoofd van een deel der school, evenmin kan men de „leeraren in het teekenen voor een deel in hunne betrekking „bestendigen. Immers van dezen is al het werk aan de „dagschool weggevallen, terwijl de aard hunner betrek- „king aan do avondschool geheel zou veranderen. „Wij inoenen derhalve in overweging te moeten geven „aan den gemeenteraad voor testellen aan de heeren J. „van der Heide, J. Bubberman en S. Baron, als leeraren „aan de burgerdag- en avondschool, uit hoofde deze als „zoodanig heeft opgehouden te bestaan na de opheffing „der dagschool en de geheele wijziging der avondschool, „een eervol ontslag uit hunne betrekking te verleenen." „En do Voorzitter van den pensioensraad schrijft: „dat het naar mijne meening het eenvoudigst zou zijn... „indien aan J. Bubberman en S. Baron bij de opheffing „der dagschool te Leeuwarden eene wedde werd toegekend „in evenredigheid met hun verdere taak en overigens „niets gedaan werd." Het komt spreker naar aanleiding van het advies der commissie voor, dat niet zoon'n groote haast behoeft te worden gemaakt, ook, omdat de Voorzitter zelf heeft medegedeeld, dat van den aanvang van den cursus nog hoegenaamd niets bekend is, en dat het verstandiger is de zaak aan te houden tot burgemeester en wethouders komen met een voorstel tot benoeming van leeraren, omdat dan de vraag onder de oogen kan worden gezien, of niet één leeraar zou kunnen worden benoemd voor hand- en lijnteekenen. Spreker gelooft niet, dat voor het teekenonder wijs twee leeraren noodig zijn, samen op eene jaarwedde van ƒ1400, een bedrag, dat nog al de moeite waard is. Wil de Raad voor het teekenonder wijs ƒ1400 besteden, dan is het beter, dat dit in één hand is dan in twee. Er staat wel in de veror dening, dat er één leeraar voor het handteekenen en één voor liet rechtlijnig teekenen zijn moet, maar dit sluit niet uit dat deze vakken kunnen onderwezen worden door één leeraar. En spreker is het met den heer Jansen eens, dat het niet aangaat, dat nu de taak der leeraren zoo belangrijk wordt ingekrompen, het traktement gelijk blijft. Eén leeraar toch zal alle teekenlessen kunnen geven voor 1000 of misschien voor 700. De Voorzitter, wil, nu een idee van verdere strekking aan de orde komt, doen opmerken, dat er moet zijn een leeraar voor handteekenen en een voor rechtlijnig teeke nen. De commissie gaat daarmee accoord en het komt spreker voor, dat dit op grond der verordening niet anders kan, dat deze vakken dus niet in één hand kunnen komen. De iinancieele bezwaren worden te breed uitgemeten. Zooals reeds is gezegd, als een der leeraren wordt belast met het directeurschap, krijgt deze volgens de ver ordening reeds een traktement van f 700, spreker meent zelfs ƒ730. Spreker gelooft, dat het voorstel van den heer Feddema op een verkeerd pad leidt en alles in de war zou sturen, lijj meent, dat de voorstellen hoogst noo dig nu moeten worden aangenomen. Het eerste punt betreft het ontslag van leeraren, die op liet oogenblik tijdelijk werkzaam zijn, dit kan toch ook niet blijven traineeren. Spreker kan niet inzien, dat uit stel eenig nut zou hebben. Wat aangaat het idee, aangegeven door den Voorzitter van den pensioensraad, dat heeft alleen betrekking op de regeling van het pensioen, maar heeft met de regeling van het onderwijs niets te maken. Spreker kan mede deelen, dat burgemeester en wethouders na breedvoe rige discussies tot de slotsom gekomen zijn, dat aan de heeren Baron en Bubberman geen ontslag moest worden verleend, omdat de burgeravondschool blijft bestaan en dus slechts een deel van hun taak wordt opgeheven, niet hunne geheele taak. Het is hetzelfde, als dat b.v. iemand aan een school morgen en avonduren had en een van deze beide werden geschrapt. Spreker moet dan ook bepaald ontraden, op het idee van den heer Feddema in te gaan. De heer Schoondermark merkt op, dat in art. 3 der verordening staat, dat de directeur een jaarlijksehe toelage geniet van ƒ250. „Wanneer een der leeraren nu direc teur wordt, krijgt hij dan een traktement van 950", vraagt spreker. De Voorzitter antwoordt, dat een der heeren zijn trak tement van /'700 behoudt, tenzij hij volgens de verorde ning meer kan krijgen. Wanneer b.v. de heer Baron belast wordt met het directeurschap, dan krijgt hij volgens de verordening ƒ60 per jaar en per wekeljjksch lesuur; rekent men op 8 lesuren dan wordt dat 8 x ƒ60 ƒ480 -f- ƒ250 als directeur, te zamen 730 en niet 250 hoven de ƒ700. Hij krijgt dus ƒ700, tenzij hij volgens de ver ordening meer zal krijgen. „Dat is het geval met den hoer Baron", zegt de heer Schoondermark, „maar wanneer een der andere leeraren directeur wordt, dan staat er toch duidelijk, dat hij 250 geniet boven zijn traktement." En dan wou spreker nog vragen, wie den directeur benoemt. De Voorzitter doet den heer Schoondermark opmerken, dat in het voorstel staat: „de heeren J. Bubberman en S. „Baron onder eervolle ontheffing uit hunne betrekking van „leeraar aan de opgeheven burgerdagschool, te continüeeren „als leeraren, onderscheidenlijk in het handteekenen en in „het lijnteekenen aan de burgeravondschool zulks voorloo- „pig op de door ieder hunner genoten jaarwedde van 700 „op welk bedrag zjj aansspraak houden, totdat hen krachtens „de bij raadsbesluit van 26 Juli 1.1. vastgestelde regeling, „een gelijke of hoogere bezoldiging toekomt." Wat betreft de tweede vraag, de directeur wordt benoemd door den Raad. „IJ neemt aan, mijnheer de Voorzitter" zegt de heer Tromp, „dat de heer Baron benoemd wordt tot directeur maar blijft de heer Bubberman dan ook een traktement van ƒ700 genieten?" De Voorzitter antwoordt toestemmend en grondt deze hooge bezoldiging op het stellige vermoeden dat spoedig parallel-klassen noodig zullen zijn. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel wordt in stemming gebracht en aangenomen, met 13 tegen 2 stemmen, die der heeren Feddema en Jansen. Alzoo is besloten met ingang van 1 September e.k. lo. mej. AI. Al. E. Roelants en den heer H. Siersma, benoemd onderwijzer aan gemeenteschool no. 12, eervol te ontheffen uit de hun bij raadsbesluiten resp. van 12 December 1899 en van 9 Augustus 1898 tot wederopzegging opgedragen tijdelijke betrekkingen van leerares aan de burgerdrti/school en van leeraar aan de burgeri/uj/- en «iwn/school 2o. den heer D. A. G. Vastenou eervol te ontheffen van de waarneming der hem bij raadsbesluit van 27 Augustus 1901 aan de burgerdag- en avondschool opge dragen lessen, welk raadsbesluit sedert stilzwijgend werd gecontinueerd. 3o. aan den heer J. van der Heide een eervol ont slag te verleenen als leeraar en waarnemend directeur

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 5