144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1904. liet juiste bedrag dier jaarwedde wordt door Burge meester en Wethouders nader vastgesteld; 11. dat deze wijziging in werking zal treden den 1 Januari 1905. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om Ge- deputeerde Steden dezer provincie, in antwoord op hunne circulaire d.d. 28 Juli 1901, no. (ill, mede te dcelen, dat geene wijziging wordt noodig geacht in dc bestaande in deeling dezer gemeente in statutist rieten voor de algemeene verkiezingen. Hierbij wordt tevens behandeld liet adres, bedoeld bij punt 7 der mededeelingen. Dc beraadslaging wordt geopend. Den heer Jansen is het niet recht duidelijk, wat de bedoeling van dit voorstel is. Blijkbaar slaat het prae- advies op de circulaire van Gedeputeerde Staten naar aanleiding van de vraag van den Minister, ot wijziging noodig wordtgcacht in de bestaandeindeelingdezergcmeente voor Kamer-verkiezingen. Wat het adres betreft, dat heeft zeker betrekking op verandering van indeeling voor de Gemeenteraads-verkiezingen. In het geval, dat het adres een min of meer politieke beteekenis heeft, laat spreker in het midden en zal daar niet verder op ingaan. Maar geheel ongelijk hebben adressanten niet. B. V. de bewoners van Spanjaardslaan en omliggende stratenXoQrdersingel met de Wet- en Bothastraat, Sin gelstraat en Paul krugerstraat, wonende geheel bij en om het Gymnasium, moeten dat Gymnasium en stadhuis passeeren om te stemmen in de Beurs, terwijl de bewoners van het BaadhuisHof- en Gouverneursplein, wonende tegen het stadhuis, weer op andere plaatsen moeten stemmen. Dat is toch werkelijk geen goede verdeeling; wat betreft het in een half uur te kunnen stemmen, zelfs voor de verst afwonenden van de stembureaux, is ook te betwijfelen. De bewoners van de l'aul Kruger straat, die in de Beurs moeten stemmen, zullen met heen en terugloopen en dan nog eenig oponthoud aan het Bureau, dit niet in een half uur kunnen doen. De Voorzitter wcnscht, ook naar aanleiding van liet door den heer Jansen gesprokene, eene enkele opmerking te maken. De Minister heeft in zijne missive alleen het oog' op de stemdistricten voor de Tweede Kamer. Deze stemdistricten nu voldoen vrijwel aan de wet. Wel overschrijdt het getal kiezers soms 1000, doch dit is toe vallig aan verhuizingen enz te wijten en een volkomen gelijke verdeeling is niet te verkrijgen. Adressanten echter hebben blijkbaar het oog op de verdeeling der /kiesdistricten voor gemeenteraadsleden. Te dezen opzichte merkt spreker op, dat de Baad, daarin geen verandering kan brengen. De vaststelling dezer kiesdistricten geschiedt door GedeputeerdeStaten, den Baad gehoord. Dus kan de Baad niet op het adres beschikken. Herziening der regeling moet volgens art. 5, 7e lid, der Gemeentewet geschieden, zoodra vermeerdering of vermin dering van liet getal leden van den Baad noodig is. Tussckentijdsche herziening van de verdeeling in kiesdis tricten is echter niet verbodendochzoo als gezegd, zouden adressanten zich daaromtrent in elk geval tot Gedeputeerde Staten hebben te wenden. Wat het door den heer Jansen geopperde bezwaar be treft, dat is volkomen waar. Maar de wal keert vaak het schip. Er zijn maar enkele geschikte localiteiten beschik baar voor het houden der stemmingen. Waren er meer aanwezig, dan zou in overweging kunnen worden genomen de kiesdistricten weer in stemdistricten te verdeden, wat tot de bevoegdheid van den Baad behoort. Intusschen zou het nog eens nader onderzocht en over wogen kunnen worden. Met het oog hierop stelt spreker voor, het adres der Soc. Dem. Arbeiders partij in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ten fine van prae-advies. Spreker meent overigens het voorstel van Burgemeester en Wet houders te moeten handhaven. Het voorstel wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen, terwijl het adres der Soc. Dem. Arbeiders partij in handen van Burgemeester en Wethouders wordt gesteld ten fine van prae-advies. Alzoo is besloten: aan Hoeren Gedeputeerde Staten in antwoord op hunne circulaire van den 28 Juli 1904 te berichten, dat de Baad vooralsnog geene wijziging noudig acht van de bestaande indeeling dezer gemeente in stemdistricten. aan 12. Voorstel van burgemeester en wethouders om a den heer 1). O. Versteegh te Alkmaar in koop af te staaneene strook grond op bouwblok XV11 ten zuiden van het Nieuwe Kanaal. Overeenkomstig het voorstel wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming besloten aan den heer 14. G. Versteegh, fabrikant, wonende te Alkmaar, in koop af te staan een op bouwblok XVII, ten zuiden van liet Kieuwe Kanaal gelegen, 20 M. breede strook grond, onmiddellijk ten westen grenzende aan het emplacement der stoomzuivelfabriek en zich van de Einmakade X.Z. uitstrekkende tot aan het verlengde der Willem Lode wijkstraat, ter grootte van ongeveer .1400 M!, de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster op te meten, voor den prijs van 3.por c.A., onder de voorwaarden, voor zoover toepasselijk, ge steld bij de „nadere bepalingen betreffende de uitgifte van Bouwterreinen gelegen aan de noordzijde van het Kien we Kanaal", vastgesteld bij Baadsbesluit van 20 October 1903 no. 12 en verder onder de voorwaarden, die burgemeester en wethouders geraden zullen voorkomen. 13. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan den heer J. Koogmans vergunning te verleenen de bestra ting voor zijne panden aan het Noordvliet te doen ver vangen door eene klinkerbestrating en aldaar een smal spoor aan te brengen. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming besloten aan J. Koopmans, fabrikant te Leeuwarden, vergunning te verleenen: 10. om de keibestrating vóór de hem toebehooreude panden aan het Koord vliet, kadastraal gemeente Leeu- j warden, sectie G. nos. 53J0, 4(329 en 2450, te zijnen koste te doen vervangen door eene klinkerbestrating 2o. om in de aldus vernieuwde bestrating en op den wal een smal spoor te mogen aanbrengen op de wijze als op eene bij liet adres overgelegde teekening is aan geduid een en ander op de voorwaarden, omschreven in het betrekkelijk advies van den Directeur der Gemeente werken. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot toekenning van pensioen aan den eervol ontslagen politie-dienaar der 3e klasse J. Trossel. Overeenkomstig het voorstel wordt zonder discussie of' hoofdelijke stemming besloten aan Johannes Trossel, eervol ontslagen politie-dienaar der 3e klasse, met ingang van den le September 1904, een jaarlijksch pensioen toe te kennen van 2(32. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om af wijzend te beschikken op het adres van 8. van der Veen e.a., houdende verzoek tot overneming in eigendom van de straten nabij de Paul Krugerstraat. Overeenkomstig het voorstel wordt zonder discussie of Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 September 1904. 145 hoofdelijke stemming besloten aan adressanten, in ant woord op hun verzoek, mede te deelen, dat tot overneming in eigendom en onderhoud door de gemeente van de straten in de nabijheid van de Paul Krugerstraat, niet kan worden overgegaan. 16. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het adres van den heer G. Jellema, houdende verzoek om kwijtschelding der boete, hem opgelegd- wegens het niet nakomen der voorwaarden van uitgifte van bouwterreinen aan het Nieuwe Kanaal. De beraadslaging wordt geopend. De lieer Baart de la Faille noemt den toestand der bewuste woningen hoogst treurig. Bij de gezondheids commissie zijn klachten ingekomen van de bewoners, voornamelijk over de rioleering. De tegenwoordige be woner van het aan Jellema behoorend huis, de heer Sloep, is niet genegen, door zijn erf een riool te laten leggen. Doch als deze in 19(15 het huis verlaat, staat het niet vast, dat Jellema dit ook zal uitvoeren. 41et hem toch is vaak geen land te bezeilen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders komt spreker dan ook minder geweuscht voorbeter acht spreker het, Jellema eerst kwijtschelding te verleenen, totdat hij in allo opzichten aan zijne verplichtingen heeft voldaan, waartoe grootere verlenging van den termijn, dan Burgemeester en Wethouders voorstellen, noodzake lijk zal blijken te zijn. De heer Beekhuis erkent, dat de toestand van deze woningen veel te wenschen overlaat. Doch de door den heer de la Faille voorgeslagen wijze van handelen komt spreker niet practisch voor. Immers dan zou de heer Jellema nog langen tijd de voltooiing der werken kunnen uitstellen. Beter is het, een korte termijn te stellen, binnen welken de werken moeten zijn voltooid. Hiertegen is trouwens geen bezwaar, als men bedenkt, dat Jellema alles kan afdoen, behalve wat het terrein van den heer Sloep betreft. De heer de la Faille neemt genoegen met den korten termijn van Juni 1905, als men meent, dat daarin de werken kunnen worden voltooid, hoewel hij daaraan twijfelt. Het zal moeieljjk gaan, in Juni e.k. een ver zoek om uitstel opnieuw in overweging te nemen, als het blijkt, dat Jellema ook dan nog niet aan zijne ver plichtingen heeft voldaan. Kog minder gaat het aan, hem dan vrijstelling te verleenen van zijn verplichtingen. De beraadslaging wordt hierop gesloten, en hot voor stel van Burgemeester en Wethouders zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Alzoo is besloten aan den heer G. Jellema te Amsterdam in antwoord op het door hem gedaan verzoek mede te deelen dat de behandeling van het ingezonden adres betreffende eene aan hem opgelegde boete van 1037.12 zal worden aangehouden tot de maand Juni 1905, opdat alsdan zal kunnen worden beoordeeld, in hoeverre door hem het mogelijke wordt gedaan om aan al de hem bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 14 Maart 1903 no. 7, in verband met het Baadsbesluit van 20 Maart 1901 no. 4, opgelegde voorwaarden te voldoen. 17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wij ziging der verordeningregelende den- rang, het getal enz. der ambtenaren en werklieden aan de gemeentewerken {gem. blad no. 18 van 1895{bijlage No. 27.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Schcondermark zegt, dat de heer Faber van zijn adres om verbetering van salaris niet veel succes heeft. Als de geschiedenis zijner salarieering wordt na gegaan, blijkt, dat zijn finantiëele vooruitgang bedroevend is. oor 20 jaar aangesteld op ƒ1000.zal hij thans, wordt het voorstel aangenomen, 1700.krijgen. Dat is oogenschijnlijk eene vermeerdering van ƒ700,Doch dan vergeet men, dat hij, tot Hoofdopzichter benoemd, geen particulier werk meer mocht uitvoeren. Daaraan verdiende hij ƒ600ƒ700.— per jaar. Feitelijk was die benoeming dus een finantiëele achteruitgang. Kaar spr's. inzien is dc motiveering der regeling van des hoofdopzichters tractement niet in alle opzichten te verdedigen. In het voorstel is het mooi gezegd, maar er wordt niet veel gedaan. Billijk acht spr. het daarom, den Hoofdopzichter eene personeele toelage te verleenen. Dan is men niet voor zijn opvolger gebonden. Uitstekend ambtenaar als hij is, ging zijn financiëele toestand niettemin niet vooruit. Voor 1905 is op de begrooting 1700.voor zijn salaris uitgetrokken, dus nog niet eens het maximum ad ƒ1800.—. Daarom stelt spr. voor, aan den heer Faber eene jaar- lijksche personeele toelage te verleenen, of hem het maximum van het tractement ad 1800.toe te kennen. De heer van Ketwich Verschuur is het over 't algemeen eens met den vorigen spreker. Aan den heer Faber, in 1881 benoemd tot hoofdopzichter bij de gemeentewerken, is in 1896 de bevoegdheid ontnomen, als architect voor particulieren werken uit te voeren, zonder dat hij daarom op eenige wijze schadeloos is gesteld. Te Sneek heeft men billijker gehandeld; daar heeft in 1903 de gemeente- architect 600.verhooging van jaarwedde gekregen, toon hem verboden werd voor particulieren werkzaam te zijn. Spreker meent dus ook, dat men tegenover den adressant iets heeft goed te maken. Als men het salaris van den Hoofdopzichter vergelijkt met dat van de gewone opzichters, dan blijkt, dat deze zich verhielden: in 1873 als 8 tot 5, in 1896 als 8 tot 6, en volgens het onderwerpeljjk voorstel 15001800 en 10001500) zal dc verhouding zijn als 6 5die verhouding is dus steeds ongunstiger geworden. Indien men nu medeging met het voorstel van den Directeur der Gemeentewerken, om het salaris van dezen Hoofdopzichter te bepalen van ƒ1600ƒ2000, dan zou de verhouding hersteld zijn, die in 1896 bestond. Wellicht is het echter niet raadzaam het maximum zoo hoog te stellen, doch de billijkheid eischt herstel van liet sedert 1896 aan Faber berokkend nadeel. Spreker zou het daarom wonschelijk vinden, de ont- werp-verordening te laten zooals zij is aangeboden, doch den Hoofdopzichter eene personeele toelage te verleenen, waarop ook reeds door Burgemeester en Wethouders in de toelichting tot dit voorstel wordt gedoeld. Het is echter niet aan te nemen, dat de heer Faber elk jaar ƒ600 a ƒ700 met particulier werk verdiend zoude hebben. Dit zou bij weinig bon winst ook wel eens 100 a ƒ200 bedragen hebben. Maar in elk geval dient thans goedgemaakt te worden, wat in 1896 werd misdreven, door hem zonder vergoeding eene bevoegd heid te ontnemen, die hij bij z jne aanstelling wel bezat. Spreker doet daarom het volgende voorstel de raad besluit, aan ion hoofdopzichter bij de gemeente werken K. Ij. Faber eene personeele toelage van ƒ100 'sjaars te verleenen, in te gaan met 1905. Dit amendement wordt ondersteund, en komt dus in behandeling. De heer Haverschmidt vond liet in 189(3 een uitmun tenden maatregel, toen aan directeur en opzichters werd verboden particulier werk te verrichten. Afgescheiden van andere bezwaren ging het toch niet aan iemand, wiens taak is na te gaan of de bouwverordening wordt nage leefd, toe te staan zelf bouwmeester te zijn voor particu lieren. De heer Faber werd echter van die bepaling de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 3