156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1904.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om tot
den aanleg van een openbaar wandelpark op de kad.
perceelen sectie C nos. 1439, 988 en 989 aan de Span
jaardslaan over te gaan.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verkoop van -t 800 M.'. grond, gedeelte van het kad.
perceel gem. Leeuwarden, Sectie G no. 6018 (bij de 2e
Kanaalbrug) voor het stichten van een steenon gebouw
voor het koken van lak enz.
Al deze stukken zullen in ecne volgende vergadering
behandeld worden.
De heer Boucker Andreae deelt mede, dat het sectie-
onderzoek der ontwerp-gemeentebegrooting voor 1905 is
afgeloopen en dat tot rapporteurs zijn benoemd de lieeren
Tromp, Tigler Wijbrandi en hijzelf'.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van leden can hel stembureau voor de ver
kiezing van leden der Kamer van Arbeid.
De uitslag der gehouden stemmingen is, dat worden
aangewezen de hoeren
S. Jansen,
S. J. van Messel Leden.
I). Lautenbach
1. 'i' w-'n I 'fZ Plaatsvervangende leden.
1'. A. Wilhelmy
2. Benoeming van een onderwijzer aan Gemeenteschool
no. 5. (vacature II. Siersma).
De heer J. Taconis te Tolbert wordt met algemeene
stemmen benoemd.
De datum van infunctietreding zal door Burgemeester
en Wethouders worden vastgesteld.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethoudersom den
heer I'. II. van Eden wederom te benoemen tol geneesheer
directeur van het Stads-Zieken huis voor een tijdvak van 5
jareningaande 1 Januari 1905.
Wordt ingevolge de heden genomen beslissing (zie sub
10 der mededeelingen) tot nader aangehouden.
4. Alsvoren, om aan T. W. Veenstra, weduwe van den
overleden gemeentewerkman O. Ebbenstot wederopzegging
eene jaarlijksehe uitkeering te doen van J 50.—, gerekend
te zijn ingegaan op 1 Juli 1904.
Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig de conclusie van dit voorstel besloten
aan Trijntje Wijberens Veenstra, weduwe Otto Lbbens
tot wederopzegging een jaarlijksehe uitkeering te doen van
ƒ50.—, gerekend te zijn ingegaan op 1 Juli 1904 en
kwartaalswijze telkens voor 1/4 gedeelte te betalen, met
bepaling, dat bjj haar overlijden het bedrag der loopende
maand zal worden uitgekeerd.
5. Rapport der Commissie, belast geweest met het on
derzoek der gemeente-rekening, dienst 1909.
Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt
zonder discussie of hoofdelijke stemming besloten:
I. Goed te keuren de gemeente-rekening over het
dienstjaar 1903, zooals die door Burgemeester en Wet
houders den lvaad is aangeboden tot een bedrag:
in ontvangst van 1,209,254.96
in uitgaaf van1,109,769.56^
en alzoo met een saldo van 96,485.391
II. Burgemeester en Wethouders 's Baads dank te
betuigen voor het deugdelijk en met zorg gevoerd finan-
tieel beheer.
De wethouders hebben tot dit besluit niet medegewerkt.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de
woningen Monnikemunrsfraat nos. 74, 70, 78 en 82, toe-
behoorende aan S. van der Zaag en 1'. Godhelponbewoon
baar te verklaren.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Baart tie la Faille heeft het voorstel met de
meeste instemming begroet, doch bij de stukken gemist
het advies der gezondheidscommissie ingevolge art. 6,
2e lid der Gezondheidswet en art. 18 sub 1 der Wo
ningwet. Wel is waar, bevindt zich bij het dossier een
schrijven van genoemde commissie, waarbij zij Burge
meester en Wethouders op den slechten toestand dezer
woningen wijst en hun verzoekt, zoodanige maatregelen
te nemen, als tot verbetering zullen leiden.
Burgemeester en Wethouders zijn evenwel verder ge
gaan dan de Commissie adviseerde en stellen thans do
onbewoonbaarverklaring van bedoelde woningen voor,
waartoe echter het advies der commissie wordt vereischt.
Daarom stelt spreker voor, de behandeling van het
onderwerpelijk voorstel aan te houden, totdat het bewuste
advies is ingewonnen.
De Voorzitter acht het zeer twijfelachtig, of in het sta
dium, waarin de zaak thans verkeert, het advies der
Gezondheidscommissie nog behoeft te worden ingewonnen.
De eigenaars hebben niet voldaan aan den last van
Burgemeester en Wethouders, om de door hen aangegeven
verbeteringen in de woningen aan te brengen. Nu zegt
het 2e lid van art. 18 der Woningwet„Gelijke (onbe
woonbaar) verklaring wordt uitgesproken, indien 11a het
verstrijken van den ingevolge artikel 14 gestelden termijn
de geüischte verbeteringen niet zijn aangebracht en de
woning dientengevolge ongeschikt ter bewoning is."
Hier is geen sprake van het advies der gezondheids
commissie, zooals bij het le lid van het artikel. Trouwens
die commissie is oorspronkelijk wel gehoord, blijkens de
overgelegde missive evenals de Gemeente-Woninginspec
teur, en daarna is last gegeven tot het aanbrengen van
verbeteringen in de woningen. Aan dien last is niet
voldaan en evenmin zijn de woningen ontruimd. Bur
gemeester en Wethouders meenden, dat het schrijven der
commissie d.d. 12 Juli 1.1. voldoende was, en dat niet op
nieuw haar advies behoefde te worden gevraagd. Men
bedenke voorts, dat het hier een sedert kort ingevoerde
wet betreft, die thans voor de eerste maal, wat de onbe-
woonverklaring betreft, wordt toegepast. Het dageljjksch
bestuur is overigens genegen, de behandeling uit te stellen
en te overwegen, of het noodig is het advies der
Gezondheidscommissie in te winnen.
De heer Baart de la Failie zegt, dat de opvatting van
den Voorzitter niet de zijne is. De wet spreekt duidelijk
genoeg en laat geen twijfel toe. Art. 6 sub 2 der Ge
zondheidswet en art. 18 Woningwet eischen beide over
legging van het advies der Gezondheidscommissie bij het
nemen van besluiten als hier wordt voorgesteld.
Naar spreker's meening kan hier geen kwestie van
overweging zijn 0111 het advies der commissie in te win
nen, waar de wet zoo duidelijk overlegging daarvan
eiseht.
De Voorzitter meent, dat het hier misschien niet de
juiste plaats is, 0111 over deze kwestie te twisten, daar
liet hier een wetsinterpretatie betreft.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 October 1904.
157
De heer Wolff wenseht, 1111 de Voorzitter zijn denkbeeld
bljjft handhaven, aan het door den heer de la Faille
aangevoerde nog iets toe te voegen. De gang van zaken
is als volgt geweest. Burgemeester en Wethouders hebben
de eigenaren aangeschreven om verbeteringen in de
bedoelde woningen aan te brengen. Daarbij is art. 14
der Woningwet gevolgd en het advies der Gezondheids
commissie, de verbeteringen aanwijzende, in afschrift over
gelegd. De eigenaren hebben binnen den gestelden termijn
niet voldaan aan het besluit van Burgemeester en Wet
houders. Daarna is gevolgd het voorstel aan den Raad
tot onbewoonverklaring in overeenstemming met het
bepaalde in art. 18 der wet.
Burgemeester en Wethouders hadden ook een anderen
weg kunnen volgen en art. 46 der Woningwet toepassen,
n.l. verbeteringen aan de panden doen toebrengen voor
rekening der eigenaren.
Doch dan is liet ook buiten twijfel, dat hot advies van
de Commissie, dat bij een besluit van den Baad tot
onbewoonbaarverklaring, ingevolge art. 18, 6de lid aan
den bewoner van het pand en aan den eigenaar moet
worden overgelegd, een ander advies is dan het bedoelde
bij art. 14 en dat dus de commissie over het voorstel
van Burgemeester en Wethouders aan den Baad tot
onbewoonbaarverklaring op nieuw moet worden gehoord.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
mogelijk bij nadere overweging zullen komen tot een
andere opvatting of het in elk geval nadzaam zullen
achten, het advies der gezondheidscommissie in te win
nen. Daarom wenseht spreker het voorstel tot later aan
te houden.
De heer Duparc is het geheel met den heer Wolff eens.
liet is, volgens spreker duidelijk, dat de in liet 1 e lid van art.
18 gestelde verplichting, 0111 de gezondheidscommissie te
hooren, ook geldt voor het geval van het 2e lid.
De Voorzitter herhaalt, dat Burgemeester en Wethou
ders de kwestie gaarne nader willen overwegen en dan
is zijn voorstel tot aanhouding ongetwijfeld aannemelijk.
Hierna wordt besloten, dit punt der agenda tot nader
aan te houden.
7. Alsvoren, omtrent het verzoek der afd. Leeuwarden
Neen Nooit!" van de Ned. Vereeniging tot afschaffing
van alcoholhoudende dranken, om toekenning van subsidie
uit de gemeentekas.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt
zonder discussie of hoofdelijke stemming besloten
aan adressant in antwoord te doen weten, dat zijn
verzoek, om op de begrooting eene som als subsidie aan
de Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van alco
holhoudende dranken uit te trekken, wordt gewezen van
de hand.
8. Prae-advies van de Commissie voor het ontwerpen
van strafverordeningen in zake de adressen betreffende de
9 uur-winkelsluiting (bijlage no. 25).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Schoondermark leest in het begin van het
praeadvies de volgende zinsnede voor
„Evenals de Kamer van Koophandel en fabrieken, wier
door den Voorzitter ingewonnen advies bij de stukken is
gevoegd, willen wij gaarne verklaren, dat vóór een ver
vroegde winkelsluiting 's avonds veel, zoo niet alles valt
te zeggen."
De commissie erkent dus, dat vervroegde winkelsluiting
een nuttige zaak zou wezen. Spreker voor zich is
overtuigd, dat indien te 9 uur 's avonds de winkels door
allen worden gesloten, niemand schade lijdt. Niet onbe
langrijk zou het dan verkregen voordeel zijn de bedienden
en tevens ook do winkeliers zouden 1 a 1uur
vroeger vrij zijn. Doch er is een bezwaar en wel uit
een wettelijk oogpunt. De vraag is n.l. gerezen, of de
Baad, bevoegd is, eene verordening op de winkelsluiting in
het leven te roepen. Uit een praeadvies van de commissie
voor strafverordeningen te Amsterdam omtrent de ouder-
werpelijke kwestie is gebleken, dat de geleerden het
hierover niet eens zijn. De een acht den Baad wèl be
voegd, de ander bestrijdt deze meening. Bij deze onder
scheiden opinies vraagt spreker, of de Baad niet wel
zou doen, gegeven de onbetwistbare voordeelen, eene
verordening op de winkelsluiting vast te stellen. Bij
overtreding zal de rechter moeten beslissen of de ver
ordening rechtskracht heeft of niet, 111. a. w. of de
Gemeenteraad zijne bevoegdheid is te buiten gegaan, ja
dan neen.
Wat de winkeliers betreft, 76 pCt. vau lien is vóór
eene verordening als bedoeld. Niemand is op zich zelf
tegen vervroegde winkelsluiting. Eén winkelier, uit
ingezonden stukken in de Leeuw. Ct. wel bekend, is
alleen tegen den dwang, dien de verordening zou opleggen.
Maar spreker vraagt, of dan de groote meerderheid door
de kleinst mogelijke minderheid gedwongen mag worden.
Spreker denkt niet, dat zijne denkbeelden ten deze van
veel invloed zullen zijndoch hij heeft gemeend zijne
meening te moeten uiteenzetten.
De heer Wühelmij zal niet do vraag bespreken of de
Baad in dezen bevoegd is tot het vaststellen eener veror
dening. Dat laat hij over aan lien, die daarover beter
kunnen oordeelen. Hij wenseht er echter op te wijzen,
dat het practisch onmogelijk zal blijken te zijn, do Leeu
warder winkeliers 0111 9 uur hunne zaken te doen sluiten.
Wat toch is het geval: Des Donderdagavonds komende
marktschippers, die van weer en wind afhankelijk zijn,
vaak laat nog hunne bestellingen opgeven aan de winkeliers.
Des Zaterdagsavonds staat men voor eenzelfde feit; dan
doen de ingezetenen, die vaak laat hun dagtaak hebben
geëindigd, tot in den na-avond hunne inkoopen.
Juist met het oog hierop acht spreker het goed gezien
van de commissie voor strafverordeningen, om geene
dwingende bepalingen voor te dragen. De winkeliers
hebben waarlijk al genoeg te kampen met de tijdsom
standigheden en de onderlinge scherpe concurrentie.
Laat men dien ingezetenen 1111 niet gebieden Sluit uwe
zaak op dat uurDergelijke bepaling vindt spreker in
deze afkeurenswaard.
Den heer Lautenbach gaan de belangen van den win
kelier ten dezen opzichte bijzonder ter harte.
Kan het wel anders, waar spreker tot do door ver
vroegde winkelsluiting getroffenen zou belmoren, terwijl
hij tot die uitgebreide categorie van winkeliers behoort,
welke zonder bedienden werken.
Doch dit daargelaten, meent spreker, in flagranten strijd
met den heer Wilhelmij, dat de marktschippers hunne
bestellingen, in plaats van des Donderdagsavonds, gemak
kelijk des Vrijdagsmorgens konden verrichten.
Zij doen veelal eerst hunne eigen zaken aan het schip
af en dan gaan zij de bestellingen brengen.
Het particulier iniatief kan hier niet redden, concurentic
en sleur beletten dat. Dit geldt eveneens voor het win
kelend publiek op Zaterdagavond. De winkelier is een
voudig aan de gemakzucht van het publiek overgeleverd.
De werkmansvrouw komt zaterdagsavonds om 9 uur kalm
den winkel binnen, 0111 hare inkoopen te doen. Dat is
eenvoudig sleur, terwijl vele dames, die den ganschen
dag schier niets verrichten, in hetzelfde euvel vervallen.
In de meeste gevallen zou het evengoed een paar uur