164 Verstag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1904. 2. T. F. Schaafsma te Amsterdam 3. S. Swart te Stavoren 4. \Y. Ilelmliolt te Leeuwarden. De uitslag der gehouden stemmingen is, dat 11. Jens- ma met algemeene en Tj. Dykema met IS stemmen worden benoemd. Op S. Swart worden 2 stemmen uit gebracht. De datum van infunctietreding zal door Bur gemeester en Wethouders worden vastgesteld. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aan koop van het Westelijk gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leeuwardensectie G, no. 4430 aan Pietersburen van den heer J'. F. Vergonet. De heer Baart tie la Faille heeft uit de stukken be merkt, dat er in dezen verschil van meening bestaat tusschenden Gemeentelijken-Inspecteur voor lietWoniiigtoo- zicht en den Directeur der Gemeentewerken. De eerste adviseert, om een gedeelte van de sloot over te nemen, de Directeur is daar tegen. Toch hebben beide op het oog eene zeer gewenschte verbetering, waardoor eene goede verbinding met het Zuidvliet zal worden verkregen. De Directeur houdt nog altijd vast aan het oorspronkelijk plan tot verbetering, dat echter op den onwil van eige naren is afgestuit. Uit de toelichting van Burgemeester en Wethouders is spreker niet duidelijk gebleken, of het bezwaar van den Directeur, dat aldaar bjj den tegenwoordigen hygieni- schen toestand arbeiders woningen zullen verrijzen, wel voldoende onder de oogen is gezien. Gaarne zou spreker inlichtingen willen ontvangen, waarom het plan van den Directeur ter zijde is gelegd. Overigens is spreker wel genegen, het voorstel te steunen. De heer Fedtlema komt gedeeltelijk in het vaarwater van den geaehten vorigen spreker. Ook hem is het op gevallen, dat de adviezen van den Inspecteur en van den Directeur, bjj de stukken overlegd, geheel tegen elkander indruischen. Spreker wil verklaren dat hij staat aan de zjjdo van den Directeur der Gemeentewerken; eene partieële over name van deze sloot lijkt hem ongewenseht. liet gevolg daarvan zal kunnen zijn, dat misschien ook partiüele demping plaats zal hebben en zeer zeker zal dan de meest onhoudbare toestand worden verkregen, nl. hier stuk sloot, daar stuk riool, dan weer stuk sloot enz. De bestaande ergerlijke toestand van vervuiling der slooten zal zoodoende nog verergeren. Bovendien zal tot de demping van het onderhavige gedeelte niet kunnen worden overgegaan, alvorens de eigenaar van de achtergelegen ijsbergplaats afstand doet van zijne rechten op onbelemmerde doorvaart. Ook zal nog slechter worden de toestand van vervuiling, waarin de sloot achter Pietersburen zich bevindt; indien niet alle deze misstanden in eens kunnen worden opge heven, zal spreker stemmen tegen elk voorstel tot ge deeltelijke overname. De aanbouw van deze nieuwe buurt strijdt voorts met de verordening op liet bouwen en inrichten van woningen, die in de noodzakelijke breedte en de wijze van inrich ting der toegangswegen duidelijk spreekt, terwijl den Baad toekomt de vaststelling der rooilijn bij den aanleg van een nieuwe straat. Ten slotte, zegt spreker, hoopt hij dat de heer Baart de la Faille, autoriteit op gezondheidsgebied, zich met hem krachtig zal verzetten tegen deze gedeeltelijke over name. De heer Beekhuis zegt, dat de leden zich de lijdeus- geschiedenis zullen herinneren, van het plan tot demping dezer vaart. Indertijd is bij de eigenaren moeite gedaan om hen te winnen voor de demping, waardoor eene mooie verbindingsweg zou worden verkregen, van het Vliet naai de terreinen aan het Nieuwe Kanaal. Dit is destijds afgestuit op de liooge eischen dier eigenaren, waaronder Vergonet ook behoort. De loop van deze zaak is de volgende geweestToen liet adres van Vergonet inkwam om te mogen bouwen werd het om advies naar den Gemeentelijken woningin specteur gezonden. Deze adviseerde, het verzoek toe te staan. Burgemeester en Wethouders achtten het even wel wenschelijk ook den Dir. der Gein. werken te hooren, met het oog op de vroegere dempingsplannen, waarmede de woninginspecteur niet bekend kou zijndiens advies luidde nu in anderen zin. Burgemeester en Wethouders hebben gemeend, zich te moeten scharen aan de zijde van den woninginspecteur daar men zoo althans iets kan bereiken en de hoop bestaat dat langzamerhand ook de andere eigenaren hun belang zullen inzien en genegen zullen zijn op billijke voorwaar den hunne rechten op de vaartr aan de gemeente over te dragen. Hierbij heeft echter bij Burgemeester en Wet houders nooit liet plan voorgezeten, om tot gedeeltelijke demping der sloot over te gaan. Niet den heer Feddema is spreker het eens, dat dit afkeuring verdient. Wat de vraag betreft, of de verordening verbiedt een toegang van slechts lb'; M. te hebben, meent spreker, dat deze in ontkennenden zin moet worden beantwoord. De verordening verbiedt niet het bouwen van huizen die geen goeden toegang hebben. Indertijd heeft een belang rijke verbouwing plaats gehad van de Tonslagerij. Een groot gedeelte daarvan is ingericht tot arbeiderswoningen doch de toegang tot deze aan Oldogalileün is zeker niet meer dan een nieter breed. Daartegen verzette de ver ordening zich niet. Nog een enkele opmerking wenscht spreker te maken. De heer Baart de la Faille vreesde, dat dit plan de toestand van Pietersburen nog zal ver ergeren. Dit is echter niet het geval, want het geprojecteerde huis komt op een geheel vrij terrein. Terwijl dus de toestand niet slechter zal worden en de verordening het bouwen niet verhindert kan door aanneming van het voor stel van Burgemeester en Wethouders een begin met eene zeer wenscheljjke verbetering worden gemaakt. De heer Baart de la Faille dankt voor de nadere in lichtingen, die in het voorstel ontbraken. Eene parti- eole demping was trouwens niet te verwachten van Bur gemeester en Wethouders. De Baad zal wel doen, om deze gelegenheid aan te grijpen ten einde verbetering in den ongunstigen toestand te kunnen aanbrengen. Spreker meent thans het voorstel te kunnen steunen. Den heer Wolff viel het op, dat op een enkel stuk uit het dossier eene aauteekeniug was gemaakt van art. 5 der Woningwet. Volgens dat artikel kan de vergun ning tot het oprichten of geheel of voor een gedeelte vernieuwen van een gebouw alléén geweigerd worden op grond, dat aan de bestaande voorschriften met be trekking tot gebouwen niet wordt voldaan. Nu maakt de heer Feddema de opmerking, dat ten opzichte van de breedte van den toegangsweg de verordening niet wordt nageleefd, terwijl de wethouder van openbare werken, de heer Beekhuis, meent, dat de verordening hieromtrent niets bepaalt en de vergunning dus op dien grond niet kan worden geweigerd. Deze laatste haalt als voorbeeld aan de bouw van arbeiderswoningen aan de Tonslagerij, welke ook een zeer nauwen toegang heeft aan üldegalileën. Doch bij spreker rijst twijfel, of de redeneering van den heer Beekhuis hier wel zich op een goed voorbeeld beroept of n.l. de bouw niet heeft plaats gehad, vóór do betrekkelijke verordening bestond. Hoe dit zij, indien de opvatting van den heer Feddema juist is dan zal spreker zich tegen het voorstel van Bur gemeester en Wethouders verklaren. De Wethouder spreekt wel de hoop uit dat nu Vergonet genegen is de vrij groote eischen van Burgemeester en Wethoudersin te willigen, de andere eigenaren ook zullen toegeven, omdat wanneer een schaap spreker mag hier wel zeggen het zwarte over den dam gaat, de andere ook volgen doch in dit geval kan dit wel eens een illusie blijken, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1904. 165 De heer Jansen verkeerde, toen hij de stukken had gelezen, in grooten twijfel, omtrent hot standpunt dat moest ingenomen worden inzake dit onderwerp, zoowel de Inspecteur als de Directeur hebben motieven voor hunne meening aangevoerd, en beider meeningen zijn nog al goed gemotiveerd. Toen heeft spreker zich afgevraagd, met terzijdestelling van beide rapporten, wat is de beste weg om tot demping van de sloot en verbetering van den gcheelen toestand te komen. De heer Feddema zegt, dat de achter Pietersburen ge legen sloot door de demping van de onderhavige minder zal worden, maar die beide slooten zijn reeds zoo ver vuild, dat het eenvoudig niet erger kan, en de achtersloot van Taconis, door demping van de sloot op het Vliet richtende, niet minder kan worden dan ze thans is. Spreker wil wel verklaren, dat hij zich thans schaart aan de zijde van den Woning-inspecteur. Men zal bij aanneming van het voorstel in elk geval een stap zetten op den goeden weg. Spreker acht het aangehaalde voor beeld van de verbouwing van de Tonslagerij een goed voorbeeld daar heeft de verbouwing plaats gehad zonder dat de ingang is verbreed. De verordening zal Vergonet ook niet kunnen beletten daar ter plaatse te bouwen. Daarom acht spreker het gewenscht, de zaak te nemen zooals ze is, en het voorstel van Burgemeester en Wet houders te steunen. De heer Beekhuis kan bevestigen, dat de bouw van arbeiderswoningen aan de Tonslagerij eerst na tot stand koming van de vigeerende verordening heeft plaats ge had. De heer Fedtlema acht het wenschelijk, eerst de kwes tie uit te maken, of de bouw door Vergonet te onder nemen, volgens de bouwverordening zal kunnen plaats hebben, of juister of de bepalingen dezer verordening niet verbieden den aanleg eener nieuwe buurt, waarnaar de toegangsweg onvoldoende is. Do heer Beekhuis geeft lecture van het 5e lid der bouwverordening (gem.olad no. 6 van 1888), luidende Waar de breeuce van de straat of de Kade met liet „water minder dan 3 meter bedraagt, mag geen nieuw „gebouw worden gesticht, dan op een afstand van 6 „meter van liet tegenover staand gebouw, muur of schut- llet geldt hier, zegt spreker, wel degelijk den aanleg eener nieuwe buurt of straat; aan den eerlang te maken straat staat nog geen enkel huis, en laat ons nu toch geen nieuwe misstanden scheppen, waar de verordeningen zulke uitstekende bepalingen bevatten. Wanneer eens in deze nieuwe buurt brand mocht ont staan, dan kan geen brandspuit of slangcnwagen deze perceelen bereiken en de bewoners zullen alsdan geheel opgesloten zijn. De heer Beekhuis gelooft, dat de redeneering van den heer Feddema niet opgaat, Hier wordt geen nieuwe j straat gemaakt, doch het betreft den bouw van een enkel huis. Het art., door den heer Feddema aangehaald, is hier dus niet van toepassing. Als eene buurt wordt uitge breid, zonder dat daarbij eene nieuwe straat wordt gemaakt, heeft men met deze bepaling niets temaken. Het moge te betreuren zijn, dat gevallen als deze zich kunnen voor doen, doch de verordening voorziet er niet in. Hierna wordt de beraadslaging gesloten en tot stemming overgegaan. De uitslag hiervan is, dat het voorstel wordt aangenomen met 15 tegen 5 stemmen, die der hoeren Wilhelmij, Koopmans, Schoondermark, Feddema en Wolff. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ver koop van eene plek grond grootpl.m. 800 M*., voorbij de 2e Kauaalbrug, aan \V. Wie ling a. Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming besloten aan Wijbren Wielinga te Leeuwarden in koop af te staan eene plek grond, doel uitmakende van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie G. uo. 6J88, gelijk op de teekening met roode argure is aange duid, ter grootte van ongeveer 89 J cA., de juiste grootte nader door een landmeter op te meten, tegen den prijs van f I.- per cA., onder nader door Burgemeester en Wethouders te stellen bedingen, de kosten van overdracht te dragen door den kooper, welke koop en verkoop zal worden aangegaan onder de opschortende voorwaarde, dat door den kooper worde verkregen de krachtens de Hin derwet vereisciite vergunning tot het oprichten op gemeld perceel van eeu steeuen gebouw, bestemd tot het koken van lak e. a. Art. 4a der verordening tot aanvulling der bouwver ordening luidt „Bij die aanvragen moeten de volgende bepalingen in „aebt worden genomen „a. De afstand tusschen de rooilijnen van de aan de „wegen en straten te stichten gebouwen moet ten minste „tien meter bedragen, waarvan ten minste vijf meter „moet worden bestraat. Daar de straat met het water breeder ziju dan 1U M. missen deze bepalingen (lus nier liuune toepassing. De heer Feddema wijst op alinea 1 van art. 1 dei- bouw verordening van 1888: bij het aanleggen van eene nieuwe straat of buurt moeten aan de straten de afmetingen worden gegeven, welke dooi den Gemeenteraad voor ieder bijzonder geval worden voorgeschreven;" vborts op art. 1 der bouwverordening van 1898: „met hechtenis enz. wordt gestraft hij die bij den aanleg van eene nieuwe buurt of straat bouwt of doet bouwen, ten zij, tengevolge van zijn daartoe strekkend verzoek, de rooilijn voor de te stienteu gebouwen en de breedte, de richting, het peil en de rioleering der aan te leggen wegen en straten door den Gemeenteraad zijn vastgesteld enz." en tenslotte op het bepaalde bij litt. n van art. 4 dier- zelfde verordening, „uat de toegangen tot de wegen oi straten onoverdekt moeten zijn" enz, ■j. Prue-advies van J) urge meester en Wethouders inzake een adres van den Bond van Inspecteurs van Gemeentelijke Politie in Nederland betreffende het vaststellen van een pensioen-regeling voor de Weduwen en Weezen van Politie- Inspecteurs. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt over oenkomstig de conclusie van dit prae-advies besloten, aan den adressant te berichten, dat, zoo to eeniger tijd van gemeentewege tot eene pensioenregeling van weduwen en weezen van Gemeenteambtenaren wordt overgegaan, daar by ook op hunne belangen zal worden gelet. 6'. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de woningen Monnikemuarstraal nos, 1, 76', 78' en 82, toe- behoorende aan 8. van der Zaag en P. Godhelp, onbewoon baar te verklaren. Conform de conclusie van dit voorstel wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming besloten, over te gaan tot de onbewoonbaarverklaring van genoemde woningen, met last om binnen zes maanden, te rekenen van den dag, waarop de tijd van 3D dagen tot voorziening van dit besluit by Gedeputeerde Staten is verstreken of het besluit tot onbewooiibaarverklaring is gehandhaafd, de woningen te doen ontruimen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 2