170 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1904. opperen. Doch op één ding is niet gewezendat het laatste plan van Burgemeester en Wethouders alleen dit vóór heeft, dat het goedkoop is. De grond ligt te laag, het moet belangrijk worden opgehoogd. Daarom juist was het oorspronkelijke plan/'0000. hooger; eerst als die kosten worden gemaakt, kan men een voldoend droog terrein verwachten. Wat de beweerde behoefte aan een wandelpark betreft, de daarvoor door den heer Tromp aangevoerde argu menten komen spreker zeer zwak voor. Dit geachte lid stelt het voor, alsof de Prinsentuin een verblijfplaats zal worden voor longlijders, en in het wandelpark de ge zonden zullen rondloopen. Dat is toch zeer overdreven. Maar er is nog een bezwaar, in het park zullen rust banken geplaatst moeten worden en nu herinncre men zich het antwoord, dat indertijd de Verceniging tot bevorde ring van Vreemdelingen verkeer verkreeg, toen zij aanbood, banken in de plantsoenen en wandelingen te doen plaat sen. liet werd afgewezen om dezelfde reden als thans voor het park zou gelden, n,l. zijne afgelegenheid. Meer behoeft spreker niet te zeggen. Tot de inkomsten komende, zegt spreker dat een speci fieke opgave destijds door den Directeur van Gemeente werken is geleverd van de bijdragen, welke van de clubs verwacht kunnen worden. ƒ740.— zal opbrengen. Iedere club kan een kleine bijdrage storten, per club of per lid, dan is er weldra i een aardig sommetje aanwezig en mocht bet geheele bedrag niet gedekt worden toch een gedeelte daarvan, wat niet het geval zal zijn met het bedrag vanhetjaar- ljjksch onderhoud, dat benoodigd is voor het wandelpark. En nu heeft spreker ook nog gehoord van den heer Feddcma dat bij aanneming van het plan „wandelpark" we een zeer drassig park zullen krijgen omdat het lang niet voldoende wordt opgehoogd, terwijl de ophooging en draineering van het sportterrein voldoende geacht kan worden. Maar dan rijst bij spreker nog de vraag, of Leeuwarden meer behoefte heeft aan een wandelpark dan wel aan een sportterrein. Naar zijn inzien is de stad onzer inwoning wel zoo groot, dat een sportterrein een vereischte mag genoemd worden. Het sportterrein aan het Kanaal zal niet behouden kunnen worden, omdat bet voor bouwterrein is bestemd. Spreker vraagt, is het waar wat de heer Ilaversehmidt zcide, dat Leeuwarden geen i behoefte aan een sportterrein heeft? Spreker betwijfelt dit en meent dat wel degelijk een afgesloten sportterrein in een bepaalde behoefte zal voorzien. Daarom zal bij voor het ontwerp van den heer Schoondermark stemmen en beveelt dit plan met warmte aan. De heer Feddema heeft met voordacht tot nog toe zich stil gehouden, hij wilde bij de discussies gaarne eerst de kat eens uit den boom kijken. Vooraf wil hij echter verklaren, dat hier niet sprake is van een plan Schoondermark -Feddema, zooals hier en daar in de stukken staat, maar van een plan-Schoondermarkhij, spreker, was dezen Collega alleen behulpzaam bij de samenstelling der begrooting van kosten. Zelfs verklaarde hij in die dagen van hulp, dat hij het vooralsnog lang niet eens was met den heer Schoondermark. Thans, nu èu de wethouder Hjjlkcmu èn de lieer Schoondermark verklaren dat de aanmaak van een sport terrein de sympathie heeft van de schenkers, is de keus voor spreker niet moeilijk meer. liet bezuinigde plan van een wandelpark biedt het groote nadeel, dat een ge deelte van het terrein komt te liggen (15 cM. -p peil waar nu het hemelwater dat in het park valt, loost op een vijver en deze op het boezemwater, springt in het oog dat, terwijl dit boezemwater een hoogte kan bereiken van SU cM. boven Friesch Zomerpcil, een gedeelte van het park noodzakelijk onder water komt te staan. Aan een ondergoloopen park heeft niemand iets, noch de hier genoemde renteniers, noch iemand anders. Een dusdanig aangelegd park wordt maar een half park, een lap-park. Op grond van deze overwegingen zal spreker stemmen vóór het plan Schoondermark. De heer Baart tie la Faille heeft zich in de genoemde geheime zitting voor een sportterrein verklaard. Voor de openluchtspelen moet gelegenheid zijn. Die bestaat voor 't oogenblik voldoende aan het Nieuwe Kanaal, doch langzamerhand zal het beschikbare terrein worden ingekrompen. De paaltjes, waarvan de heer Troelstra sprak, zijn juist noodig geweest, om den hinder van de straatjeugd te koeren. Die zal op het sportterrein door het toezicht worden voorkomen. Spreker heeft met genoegen de per-oratie van den heer Schoondermark gehoord, hij kan de piéteits bezwa ren van sommige leden niet doelen, en ziet niet in, dat cene plaats, waar het leven wordt opgekweekt, die der dooden zal hinderen. Nu hij gehoord heeft, dat de heer Kengers zich met den aanleg van een sportterrein kan vereenigen, zal liij van harte met de argumenten van den heer Schoondermark meegaan. De heer Jansen heeft liet voor en tegen gehoord en zou er De heer Beékhllis hoorde het bezwaar van den heer Feddema over de lage ligging van het terrein waardoor het minder geschikt zou zijn voor wandelingen.g, Doch i met een abnormalen waterstand van U.8U M. boven F. Z. I'. kan men geen rekening houden. Die komt zelden of nooit voor. De mogelijkheid bestaat, dat een enkel gedeelte wat laag ligt en dus zal moeten worden opge hoogd, doch over hut algemeen licht het terrein hoog genoeg. Een enkel woord wil hij nog spreken over de huur die door sommigen nog al hoog wordt geraamd. Vooreerst heeft de Voorzitter reeds aangetoond dat daarvan wel weinig zal komen wegens de geringe tinan- eieelc draagkracht der meeste clubs, maar bovendien wil spreker die hoogu huur niet, daar liet een openbaar ter rein moet zijn, dat ook toegankelijk zal wezen voor die clubs die weinig of niets kunnen betalen. De Voorzitter hoorde den heer Feddema een minder gunstig oordeel uitspreken over de gesteldheid van het wandelparkhet zou worden een moeras enz. Doch spreker vraagt, ligt het terrein nu soms wel onder water? Wat de bewering betreft, dat de clubs wel kunnen en zullen betalen, waarom gaan deze dan niet naar de Ysclub, die een mooi terrein voor de sport beschikbaar heeft. In de praktijk zal blijken, dat slechts eene enkele club iets zal kunnen bijdragen, en als een retributie als voorwaarde werd gesteld zou men alle clubs die niet betalen kunnen, moeten buiten sluiten. Ook is op du ligging van het terrein gelet, daar de directeur aanbeveelt liet voor de verhoogiug hoogst uit getrokken bedrag te besteden. De heer Schüonriermark merkte op, dat de Voorzitter op ecnigszins sarcastische manier over de voorstelling van den aanleg door den heer Feddema sprak. Doch dit lid heeft dan zeker toch geen ongelijk, als hij be- j weert, dat liet terrein moerassig zou blijken te zijn, want de Directeur der Gemeentewerken heeft steeds gezegd, dat het terrein te laag is. Hier is geen sprake dus van groote woorden. Nadat de Voorzitter nog heeft opgemerkt, dat het hier niet de kwestie van de Jigging van het terrein betreft, doch het in hoofdzaak gaat om het bedrag der kosten van aanleg, wordt de beraadslaging gesloten. niets meer aan behoeven toe te voegen. Toch moet hij Het voorstel van den heer Schoondermark wordt in de meening bestrijden, dat het sportterrein als zoodanig geen stemming gebracht en verworpen met 9 tegen 11 stemmen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1904. 171 die der lieeren Troelstra, Beueker Andrea', Duparc, Wil- helmij, Oosterhoff, Lautenbaeh, Beekhuis, Ilaversehmidt, Tromp, van Ketwich Verschuur en Tigler Wijbrandi. Daarna wordt het voorstel van Burgemeester en Wet houders aangenomen met 16 tegen 4 stemmen, die der lieeren Koopmans, Schoondermark, Jansen en Feddema. Alzoo is besloten tot den aanleg van een openbaar wandelpark op het terrein aan de Spanjaardslaan, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie C. nos. 1439, 988 en 989, met inbegrip thans van de vereischte toegangen aan de zijde der Span jaardslaan en de Bleekerstraat vooreen bedrag van/' 14430. een en ander nader in de stukken omschreven en gelijk op de bijgevoegde teekening is aangeduid. 8. Aksvoren der Commissie voor het ontwerpen van straf 'verordeningen tol wijziging der verordening tot voor ziening legen en bij brand bijlage no. 24). De beraadslaging wordt geopend met het houden van algemeene beschouwingen. De heer Jansen heeft mot genoegen gezien, dat dooi de onderwerpelijke wijziging de veiligheid der bezoekers van schouwburgen en andere vereenigingslocalen nog beter zal worden gewaarborgd dan reeds thans geschiedde. Dit is bij de vaak groote opeenhooping van het publiek van groot belang. In de toelichting van het ontwerp tot wijziging der verordening tot voorziening tegen en bij brand wordt herhaaldelijk gewezen op het rapport van de brandmees ters in deze gemeente en met belangstelling werd door hem kennis van dat rapport genomen. In dat rapport wordt ten eerste de Schouwburg be sproken. Tot zijn groote verbazing ontdekt spreker daarin echter eene groote tegenstrijdigheid. Nadat is gecon stateerd, dat aan de voorschriften is voldaan, een nieuwe uitgang gemaakt, nooddeuren aangebracht, enz. leest men daar letterlijk „Het is ons bij onze inspectie dan ook niet opgevallen dat voor vermeerdering der veiligheid bij de bestaande inrichting van het gebouw nog maat regelen kunnen worden aanbevolen, en is in de Schouw burg naar 't ons voorkomt al het mogelijke gedaan." „Niettemin zijn wij van gevoelen, zooals ook vroeger „reeds door ons werd te kennen gegeven, laatstelijk nog „bij aan U gerichte missivê, dat de Schouwburg ook nu „nog is gebleven een gevaarlijke plaats, die voor een „talrijk publiek niet meer toegankelijk gesteld moest „worden." Wat moet men nu van dit rapport denken Spreker was de kluts kwijt. In één adem wordt de Schouwburg een veilige en een gevaarlijke plaats van vereeniging genoemd. In de Harmonie ontbreken volgens het rap port lantaarns, zijn de stoelen niet vast, en de zittingen daarvan niet glad genoeg enz., doch in den Schouwburg niets van dat alles. Dadelijk daarop echterNiettemin enz. en het vernietigend oordeel. Dit nu is spreker een raadselhet is alsof de Schouw burg afgemaakt moet worden. Het gevolg kan zijn, dat die inrichting eenvoudig wordt gesloten. Doch laat men voorzichtig te werk gaan en eerst zoo noodig nog een nieuw onderzoek instellen. Dan kan men beter oordee- len dan nu, na dit voor spreker onbegrijpelijk rapport. De Voorzitter doet den heer Jansen opmerken dat in elk geval de Baad een bijzonder besluit zal moeten ne men, om den Schouwburg ongeschikt te verklaren. De heer Duparc wijst er op, dat de Commissie voor de Strafverordeningen, naar aanleiding van het rapport der brandmeesters, deze ontwerp verordening heeft inge diend. Ze is echter volstrekt niet in 't bijzonder tegen den Schouwburg gerichtzij is ontworpen met het oog op alle plaatsen van vereeniging waar openbare vermakelijkheden enz. worden gegeven. Bij de Verordenings Commissie bestaat allerminst een parti-pris tegen den Schouwburg. Integendeel, zij wil openlijk verklaren, dat de eigenaar inde laatste jaren niet alleen veel heeft gedaan,om het verblijf in dit gebouw op alle wijzen te veraangenamen, maar ook om het brandgevaar aldaar tot een minimum te be perken. Het gevaar van sluiting hangt den Schouwburg even min als eenig ander lokaal, boven het hoofd, uit kracht van de verordening zooals ze daar ligt. Slechts bij Raads- besluit kan de sluiting zooals uit art. 37 dui delijk blijkt worden bevolen. Alleen in spoedeischende gevallen waar het gewoonlijk kermis tenten betreft, treedt de burgemeester handelend op. Er behoeft dus niet de minste vrees te bestaan voor een bevel tot sluiting in een der gevallen van den burgemeester, zooals in eenige an dere plaatsen in den laatsten tijd is voorgekomen. Dat intusschen ook in den Schouwburg nog niet alles geheel in orde is, blijkt uit het rapport van het College van brand meesters. Het is echter zelfs mogelijk dat de eigenaren van an dere plaatsen van vereeniging als de Verordening in werking is getreden, meer zullen hebben te verbeteren, dan de eigenaar van den Schouwburg, welke maatregelen evenwel ook worden voorgeschreven, absolute zekerheid zal er nooit bestaan, dat er geen brand kan plaats hebben. Gelijk elke verordening van dezen aard, is haar doel alléén, om zooveel mogelijk gevaar te voorkomen. De bestaande Verordening was daartoe niet in alle opzichten voldoende, van daar het voorstel tot verscherping dei- bepalingen. De heer Jansen heeft, behalve omtrent den Schouwburg, ook opmerkingen over andere lokalen in het rapport ge lezen, o.a. over het Volksgebouw. Deze opmerkingen waren gegrond en het is in het belang van de gebouwen, en de veiligheid van het publiek dat de fouten zijn aan gewezen en verbetering daarvan wordt bevolen, maar geene frappeerde hem echter zoo, dan de eerst door hem geciteerde. De heer Duparc herhaalt, dat, omdat de brandmeesters zich meer in het bijzonder sterk uitlieten, omtrent den Schouwburg „deze in de toelichting is genoemd, doch alle andere localiteiten in dezelfde mate door de verordening zullen worden getroffen, lleeds heeft een belanghebbende tot spreker gezegd: „Wat zal ons dat een kosten veroor zaken Het is zeer goed mogelijk, dat de eigenaar van den Schouwburg minder kosten zal hebben te maken dan de eigenaren van andere lokalen. De algemeene beraadslaging wordt gesloten en tot de behandeling der artikelen overgegaan. Artikel 1. A rtikel 22bis wordt gelezen Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden wordt gestraft hij, die, tenzij in een inrichting, als is bedoeld in artikel 2, no. IV, der hinderwet, een hoeveelheid benzine, hetzjj ten verkoop, hetzij tot eigen gebruik voorhanden heeft a. van meer dan vijftig liter b. van meer dan drie liter, anders dan, in metalen kannen of vaten, voorzien van een inrichting, die het ontploffen belet, hetzij in het reservoir van een twee- of meerwielig motorrijtuig. liet trof den heer Jansen dat thans zal worden toege staan 50 liter benzine in huis te hebben terwijl vroeger slechts 10 liter geoorloofd was. Is dit soms voor do houders van automobilen vraagt spreker Het brand gevaar wordt er door vermeerderd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 5