j 172 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1904. De Voorzitter doet opmerken, dat de sluiting van de vaten benzine is verbeterd, waardoor het brandgevaar tot een minimum wordt beperkt. De heer Duparc verwijst den heer Jansen naar de memorie van toelichting. Bij nader aandachtige lezing zal dit hem blijken, liet zal hem trouwens niet onbe kend zijn gebleven, dat, gelijk de commissie in de toe lichting zegt, het in voorraad hebben van meer dan 10 liter benzine, een gevolg is van het meer en meer in zwang komen van twee- en meerwielige motor-rijtuigen, en dat dit moeilijk kan worden tegengegaan, doch ook geen bezwaar kan opleveren, als voorschriften worden gegeven omtrent een reeds algemeen toegepaste volkomen veilige wijze van bewaring van elke hoeveelheid, die zich tusschen 3 en 50 liter beweegt. liet slot van art. 1 voorziet hierin geheel. De industrie heeft zulke grootere vorderingen gemaakt, dat men er in is geslaagd, cone inrichting te ontwerpen, waardoor het bewaren van ben zine in vaten bijna gevaarloos wordt. Art. 1 wordt hierna aangenomen. De lieer Jansen verklaart zich tegen. Art. II. De artikelen 32 tot en met 42 worden vervangen dooi de navolgende bepalingen Art. 32. Met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden wordt gestraft de ondernemer, bestuurder of beheerder van een vereeni- gingslokaal, die dat lokaal voor het houden van openbare vermakelijkheden of van voor het publiek toegankelijke bijeenkomsten gebruikt of laat gebruiken, tenzij lo. enz. 8o. een brandvrij scherm, dat het tooneel van de voor het publiek bestemde ruimten scheidt, z j aangebracht en in altijd bruikbaron toestand worde onderhouden, indien dit een en ander door den Baad wordt voorgeschreven. Naar het inzien van den heer Schoondermark is te weinig rekening gehouden met een paniek. iSub. 8o kan de Baad een brandvrij scherm voorschrijven. Doch in dien dit alleen gebruikt wordt, indien brandgevaar dreigt, zal het juist aanleiding geven tot een paniek. Z. i. moet daarbij de voorwaarde gesteld worden, dat het minstens tweemaal onder de voorstelling gebruikt moet worden, anders schrikt het publiek. Ontstaat er werkelijk brand, dan zullen de bezoekers meeneii, dat volgens gewoonte het brandscherm wordt neergelaten, waardoor de gevreesde paniek wordt voorkomen. Eu liet is juist deze, welke de meeste ongelukken veroorzaakt, vaak meer, dan het vuur zelf. De heer Öuparc zou den heer Schoondermark wel willen vragen, of deze inderdaad gelooft, dat ooit eeuig voor schrift tegen paniek zou kunnen worden vastgesteld I'anick ontstaat daardoor, dat de menschen hun tegen woordigheid van geest verliezen. Daartegen is nu een maal, in welk geval ook, niets te doen. En wat het veroorzaken van paniek betreft, het zal steeds groote moeilijkheid geven, liet bewijs daarvan te leveren. In dien de heer Schoondermark het middel tegen een en ander, althans tegen liet eerste, mocht weten aan te wij zen, zou hij kunnen worden geacht den steen der wij zen te hebben gevonden. at betreft de opmerking omtrent het brandscherm vestigt spreker de aandacht er op, dat liet aanbrengen er van niet imperatief wordt voorgeschreven, maar alléén, indien het door den raad wordt voorgeschreven. Geschiedt dit laatste, dan zal de Baad zeker niet nalaten, daarbij voorschriften te geven in den door den heer Schoonder mark bedoelden zin. De heer Schoondermark vindt den heer Duparc in dezen niet consequent. Deze heeft gezegd, dat de ver ordening op alle vereenigingslokalen toepasselijk zou zijn. Doch als nu A. rvel een brandscherm moet aanbrengen en B niet, dan wordt zij zeker niet gelijkmatig toegepast. De heer Duparc zegt, dat, als in eenig lokaal een brandscherm noodig wordt geacht, de toestand van de lokaliteit daartoe zeker aanleiding zal moeten geven. Verscheidene lokalen, worden zeer weinig, slechts enkele malen in het jaar gebruikt. Aan de eigenaars van deze lokalen zal de Baad dus wel niet spoedig de verplichting tot het maken van een brand scherm worden opgelegd. Er behoeft dus ten dezen op zichte geen onrechtvaardigheid te bestaan. Wat er echter ook van zij, de beslissing behoort in elk concreet geval aan den raad, en deze beslissing zal zeker wel nooit worden genomen dan na rijp onderzoek en gebleken vol strekte noodzakelijkheid. Art. 32 wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aan genomen, en eveneens art. 33 zonder discussie. Art. 34. llij, die anders dan in het buffet met aanhoorigheden of in het tot woning ingerichte gedeelte van een ver- eenigingslokaal petroleum of spiritus brandt of in ecnig licht- of kooktoestel voorhanden heeft, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vijfentwintig gulden. De heer Koopmans acht het wenschelijk, dat in dit artikel eenige verandering worde gebracht. Petroleum is een gevaarlijke brandstof; de meeste branden ontstaan door het gebruik daarvan. Nu wordt voorgesteld, het gebruik in het buffet toe te staan. Daarom stelt spre ker voor, in plaats van „anders dan in het butt'et met aanhoorigüeden te lezen „in een vereenigingslocaal." Dit voorstel wordt ondersteund en na eenige discussie tusschen de hoeren Wolff, Duparc en Tromp aangeno men met 11 tegen 7 stemmen, die der heeren Troelstra, Beucker Andreae, Duparc, Beekhuis, Wolff, Menulda en Van Ketwich Verschuur. Artt. 35, 3(j en 37 worden onveranderd aangenomen. Artikel 38. llij, die van het oogenblik, waarop eeii vereenigings- lokaal Yoor de bezoekers is opengesteld totdat zy dit hebben verlaten, het onbelemmerd gebruik der gangpa den, toegangs- of gemeenschapsdeuren, nooddeuren, uit gangen of trappen door het innemen van een staanplaats of door het plaatsen van eenig voorwerp verhindert, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfentwin tig gulden. De heer Schoondermark wijst er op, dat in deze ont- werp-verordening niets is bepaald omtrent het werpen met serpentines. Toch is dit in vereenigingslokalen veel gevaarlijker dan rooken. De heer Duparc zegt, dat door den heer Schoondermark reeds aan de veroraemngscommissie was gewezen op de wenschelijkheid eeuer bepaling tegen het werpen met serpentines. De commissie gaat hierin gaarne met hem mede. De bepaling zal echter niet op haar plaats zyn Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1904. 173 in art. 33. In dit artikel toch worden alléén voorschrif ten gegeven voor hem, die openbare vermakelijkheden houdt of laat houden in eenig bij de verordening bedoeld vereenigingslokaal. Eerst in de artt. 3840 is sprake van de bezoeken van het publiek. Deze artikelen leenen zich nu echter niet bijzonder goed voor de inlassching van de gewenschte verbodsbepaling. liet best zal zjjn om er een nieuw artikel, na art. 40, op te nemen. De heer Wolff heeft zich het verbod om te rooken als volgt voorgesteld Als vereenigings lokaal is te beschouwen de zaal waai de bijeenkomst gehouden wordt, en dat daar sommige plaatsen, bijv. dicht in de buurt van décors, door den Burgemeester aangewezen worden, waar niet gerookt mag worden. Immers ook blijkens de interpretatie nog onlangs bij de behandeling der Drankwet gegeven is lokaal of localiteit niet het geheele gebouw, doch de zaal waarin drank wordt toegediend. Die opvatting omtrent de betee- kenis van het woord lokaal, schijnt intusschen blijkens het thans door den heer Duparc opgemerkte, de commissie voor de strafverordeningen niet te dcelen. Doch zijn dan de verbodsbepalingen omtrent het rooken niet te imperatief? Nadat nog eenige discussie is gevoerd over het arti kel waarin het verbod tot het werpen mot serpentines zal moeten worden geplaatst, en de heer Schoondermark heeft verklaard, dat het hem onverschillig is, waar dit geschiedt of dat het in een afzonderlijk artikel wordt opgenomen, wordt de verdere behandeling der ontwerp verordening geschorst. De Voorzitter wenseht, indien niemand meer in de openbare vergadering het woord verlangt, de beraadsla ging een oogenblik in geheime zitting voort te zetten. De heer Fetldema zegt, dat hij vooraf door den Voor zitter in kennis is gesteld, wat deze in de geheime zit ting wil behandelen. En ofschoon spreker bij die me- dedeeling genoegen nam met 's Voorzitters bedoeling, is hij gedurende de vergadering tot andere inzichten gekomen. Het punt dat in de geheime zitting zal worden behan deld betreft het wegloopen van ier van het terrein der Gemeentereiniging in de Potmarge. Spreker ziet niet in, dat ecnig belang bij behandeling in openbare zitting wordt geschaad. De Voorzitter wijst den heer Feddeina er op, dat hij krachtens art. 43 der Gemeentewet bevoegd is, de deuren der vergaderzaal te doen sluiten, indien hij het noodig keurt. Hierna wordt nog behandeld: 9. Rapport tier Commissiebelast nul het onderzoek der geloofsbrieven van den heer A. D. Beerends, benoemd tot l'ul van den Gemeenteraad. Overeenkomstig het rapport wordt besloten de geloofs brieven goed te keuren en den heer Beerends toe te laten als lid van den Gemeenteraad. De Voorzitter wenseht nog met de leden te raadplegen over den dag, waarop de begrooting voor 1905 zal wor den behandeld, daar zij nog in deze maand moet worden vastgesteld. Hij acht a.s. Zaterdag 29 Oct. of Maandag 31 d.a.v. het meest geschikt. Wordt besloten, de begrooting op 29 Oct. e.k. te be handelen. Hierna verkrijgt nog de heer Duparc het woord om te spreken over een punt vreemd aan de orde van den dag. Spreker herinnert er aan, dat toen aan het einde dor jongste raadsvergadering do heer Koopmans zou overgaan tot de toelichting van zijn motie betreffende vervroegde winkelsluiting, spreker plaats nam in de bijna onmiddel lijke nabijheid van den heer Koopmans, ten einde dezen des te beter te kunnen verstaan. Onder anderen tee- kende hij toen terstond op de door den heer Koopmans gebezigde woorden, dat diens motie was gegrond op waar heid en recht, hij vertoont hierbij het stuk papier, waarop de aanteekening was gesteld. Spreker meende, als rap porteur van de verordeningscommissie, tegen die uitdruk king te moeten opkomen, niet om haar zelve, maar om dat daarin lag opgesloten, dat de commissie door haar praeadvies zou hehben getoond geen waarheid en recht te willen. Het door hem gesprokene vond hij terug in de aanteekening van 's Baads verslaggever, gelijk dat in het den leden reeds toegezonden gedrukt verslag is ver meld. Wat gebeurde echter later? De verslaggever deed hem twee dagen na de raadsvergadering een briefje toekomen, dat hij voorleest, inhoudende, dat de heer Koopmans zijn laatste speech eenigszins had gewijzigd, zoodat sprekers repliek, waarin tegen de genoemde woor den was opgekomen, nu ook eenigszins zou moeten wor den veranderd. Spreker meende echter hiertoe niet te moeten over gaan. De genoemde woorden waren nu eenmaal dooi den heer Koopmans in openbare vergadering gesproken en daarvoor behoorde lijj nu verder voor te staan. Wel is waar heeft ieder lid van den raad, gelijk in elke ver gadering, volkomen recht het door hem gesprokene voor het officieel verslag hier en daar te wijzigen, niet echter om woorden, die tot ernstige repliek hebben aanleiding gegeven, geheel weg te laten, zooals door den heer Koop mans was geschied allerminst waar het woorden als do genoemde betreft. Op verzoek van spreker had onze Secretaris de wel willendheid, den heer Koopmans over de zaak te onder houden en in overweging te geven, de door hem geschrapte woorden alsnog in zijn rede te doen vermelden, daar spreker zich anders verplicht zou rekenen, in de openbare raadsvergadering op de zaak terug te komen. Hij was daartoe echter ongenegen, daar, gelijk hij beweerde, de genoemde woorden door hem niet waren gebezigdIs het dan echter niet zeer vreemd, vraagt spreker, dat de heer Koopmans, toen spreker hem over die woorden had terechtgewezen, daartegen niet onmiddellijk is opgekomen. In zekeren zin echter doet de door den heer Koopmans gevolgde wijze van handelen spreker genoegen. Spreker wil er het bewijs inzien, dat de heer Koopmans latei- heeft begrepen, te ver te zjjn gegaan. Ware hij toen echter slechts tot spreker gekomen, om ook zijn repliek niet in het verslag te doen opnemen, spreker zou zonder aar zelen aan het verzoek hebben voldaan, te meer omdat men niet van het papier aflezend niet voor elk gebezigd woord ten volle aansprakelijk kan worden gesteld. Spreker zou de zaak nog hebben laten rusten, indien het geval als het ouderwerpeljjke zich niet ook vroeger wel had voorgedaan. Hij hoopt echter, dat het thans voor de laatste maal zal zijn geweest. De heer Koopmans wenseht er op te wijzen, dat de heer Duparc niet onmiddellijk in zijne nabijheid is gaan zitten. Eerst naderhand heeft deze woordelijk gezegd dat spreker de Heer Koopmans hier ooi' al een*gebruikt had de woorden „waarheid en récht" doch deze zijn thans niet doorspreker gebezigd, liet gehoor of de phantasie heeft den Heer Duparc parten gespeeld. Die phrase zou hier trouwens geheel misplaatst zijn want spreker merkte juist op dat door do rede van den Heer Duparc nog evenmin beslist was of de gemeenteraad het recht had tot de 9 uur winkelsluiting. De Secretaris heeft de bewuste woorden ook niet ge hoord, verschillende raadsleden welke spreker vroeg verklaarden hetzelfde en wat de Verslaggever betreft, deze kan soms iemand vreemde gezegden in den mond

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 6