176 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Zaterdag 29 October 1904. leiden; dat kan men zien in het Zaailand en aan de Nieuwestad. Vaar spreker's oordeel kunnen deze toe stellen gerust verdwijnen, waarschijnlijk zijn zij in navol ging van grootere steden geplaatst, waar zij allicht meer reden van bestaan hebben. Hier echter zijn zij minder noodig. Spreker is het daarom geheel eens met de opmerking van rapporteurs, dat het wensehelijk zou zijn, deze toestellen te doen verdwijnen. He Voorzitter herinnert er aan, dat deze zaak ook hare geschiedenis heeft. Indertijd werd vaak uit de toen nog aanwezige openbare pompen vuil water gedronken. Vaar hij meent is daarop indertijd in den Raad gewezen en is het gevolg daarvan geweest het op enkele plaatsen aanbrengen van pompjes op de waterleiding. Deze pompjes of fonteinen worden met het begin van den zomer ge opend en met uit® October gesloten. Overigens bepaalt het gebruik dier fonteinen zich niet alleen tot deze ge meente ook op de stations is veelal gelegenheid, drink water op die wijze te bekomen. Daar schijnt men dus ook de behoefte te hebben ingezien. Na wat hierover reeds is te berde gebracht, meent spreker dat het overweging zal verdienen, de Gezond- heidscommissie hierover te hooren. Adviseert deze tot opheffing, dan zal er bij Burgemeester en Wethouders waarschijnlijk geen bezwaar bestaan in dien zin maatre gelen te nemen. Volgno. 124 wordt hierna zonder hoofdelijke stemming onveranderd aangenomen. Volgno. 125. Onderhoud van privaten en water plaatsen. De heer Baart de la Faille wijst erop, dat dit volgno. ook in de sectiën is besproken en voornamelijk delast, welke de urinoirs opleveren. Ook deze inrichtingen werden in dertijd kwistig geplaatst op grond van vermeende be hoefte, evenals de drinkfonteinen. Langzamerhand ismen daarvan teruggekomen en worden zij slechts op enkele plaatsen gcwenscht, zooals bij het station voor de reizi gers en op enkele andere drukke punten. Spreker heeft o. a. kennis genomen van eene klacht, door bewoners van den Grachtswal geuitomtrent het urinoir op den hoek van die straat en Achter de Hoven. Vlak daar tegenover is eene slagerij en nu zal spreker wel niet be hoeven te wijzen op het min wcnschelijke, dat voedings middelen in de nabijheid van eene dergelijke inrichting voor het gebruik worden gereed gemaakt en verkocht. Ainotie van het urinoir acht hij gewenscht. De heer Hijlkema kan den heer Baart de la Faille rnededeelen, dat Burgemeester en Wethouders evenals hij beperking van het aantal urinoirs wcnscheljjk achten en zooveel mogelijk privaten en urinoirs doen opruimen, wat in de laatste jaren met onderscheidene het geval is geweest. Dit kan echter niet overal geschieden, hoe ongaarne men die inrichtingen ook ziet; op sommige plaatsen moeien wel privaten en vuilnisbakken worden gehouden, om grove verontreiniging van straat en gracht te voor komen. Dit geldt ook voor liet urinoir op den hoek van den Grachtswal, waaromtrent de Directeur der Stads reiniging in eene uitvoering rapport verklaarde, dat op ruiming daarvan hem niet wensehelijk voorkwam, omdat er een druk gebruik van gemaakt wordt. Wel zou men deze inrichting misschien naar een andere plaats kunnen overbrengen, doch dan komen de bewoners dier buurten weer met bezwaren, omdat het ook voor hen last oplevert. De heer Duparc weet zeer goed, dat reeds vele uri noirs zijn opgeruimd en toch zijn er nog verscheidene overbodig. Ö.a. dat tegenover den Schouwburg; vaak wordt het door de bezoekers gebruikt vóór zij dezen of de nabijgelegen Harmonie binnengaan ook wel in de pauze, terwijl in beide localiteiten genoeg urinoirs zijn. Dit urinoir zou daarom gevoegelijk kunnen worden weg genomen. Andere dergelijke plaatsen in deze buurt worden ge bruikt voor hier niet te noemen handelingen, bij de po litie echter wel bekend. Spreker zou daarom ia over weging willen geven, deze inrichtingen tot de hoogst noodige te beperken en in het bijzonder die tegenover den Schouwburg te verwijderen. Den hee-r Hijlkema is het uit een vroeger rapport van den Directeur der Stadsreiniging bekend, dat deze het bewuste urinoir daar noodzakelijk acht vooral ook met het oog op de talrijke voorstellingen in de Harmonie en den Stadsschouwburg. Wel is waar heeft do Harmonie eeu behoorlijk getal urinoirs, doch in den Schouwburg is deze gelegenheid allicht niet zoo goed. Daarom dient de publieke inrichting daar ter plaatse te worden be houden, om erger te voorkomen. Volgnos. 125 en 126 worden hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgno. 127. Onderhoud van torens enz. jaarwedde van den toeziener op de tijdregeling ƒ600.—. De heer Jansen weet, dat in alle sectiën eene vraag is gedaan, niet zoozeer over dezen post (hierover zal la ter moeten worden beraadslaagd), doch naar aanleiding van de aanhangige herziening der tijdregeling in deze gemeente. Het betrof n.l. de kwestie of in de nieuw te stichten Ambachtsschool aan het Kanaal een uurwerk zal worden geplaatst. Spreker hoorde verzekeren, dat inderdaad het plan daartoe bestaat. Indien echter de Voorzitter hem hieromtrent wil inlichten, weet spreker het officieel, we gens diens functie als voorzitter van het Bestuur der Ambachtsschool. De Voorzitter kan den heer Jansen rnededeelen, dat inderdaad op de Ambachtsschool een uurwerk met vier wijzerplaten zal worden geplaatst. De volgnos. 127 -141 worden zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Volgno. 142. Uitgaven ten behoeve van de exploitatie der Gasfabriek 260.292. De heer Schoondermark heeft verleden jaar bij volgno. 140 eene opmerking gemaakt, die hij nu wil herhalen. Ilij gaf toen n.l. in overweging, om den werklieden aan de Gasfabriek Ij uur schoft toe te kennen. Hierover is toen vrij wat gedebatteerd. Iedereen vond het billijk, liet eenige echter, waarop de inwilliging afstuitte, was, dat het niet kon. De heer Jansen heeft indertijd dit bezwaar bestreden, met te zeggen, dat, waar men l uur rust kan geven, licht ook I uur kan worden toegestaan, Maar het stuitte af op het bovengenoemde bezwaar van de Commissie voor de Gasfabriek, dat het onmogelijk kon. Spreker heeft omtrent dit punt bij verschillende Direc teuren van Gasfabrieken geïnformeerd. Een enkele berichtte, dat hij geenc inlichtingen betreffende de fabriek mocht geven aan particulieren. Alleen aan collega's en Com- missiën van andere fabrieken kon hij mededoelingcn doen. Anderen waren meer openhartig en uit hunne gegevens is spreker gebleken, dat inderdaad aan vele gasfabrieken 1.) uur schoft wordt gegeven. Het bezwaar, dat het niet kan, vervalt hierdoor geheel. AVat elders kan, moet hier ook kunnen. Bovendien is het spreker's overtuiging, dat den werkman minstens 1.; uur rust toekomt, om zijne krachten te versterken. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Zaterdag 29 October 1904. 177 De heer Hijlkema meent, dat men deze zaak wel weer kan bespreken, doch men komt daardoor niet verder, liet bezwaar, dat verleden jaar werd aangevoerd, bestaat nog. Het is mogelijk, dat aan vele andere Gasfabrieken 1| uur schoft wordt toegestaan; doch bij de regeling der werkzaamheden aan do fabriek hier ter stede zou liet, naar de Directeur verzekert, stagnatie geven. Bovendien beweert deze ambtenaar, dat de werklieden zelf het niet vragen. Destijds is er besproken, dat de werklieden van 15 November tot 15 Februari 's morgens wel een half uur later konden beginnen; dit jaar treedt die maatregel met 15 November in werking. Het gaat in beginsel minder om langer schafttijd dan wel om korteren werktijd. De heer Schoondermark maakt de opmerking, dat het als verleden jaar gaat. Men komt niet verder. Overi gens heeft spreker het niet doen voorkomen, alsof de werklieden langer rusttijd verzoeken. Alleen het belang van die menschen heeft spreker er toe geleid, dit punt nogmaals ter sprake te brengen. Spreker heeft er reeds vroeger op gewezen, dat het belang der werklieden ook dat van de fabriek is. Geeft men den arbeiders behoor lijk rust, dan kunnen zij weer goed werk doen. Bij de huisdieren houdt men wel degelijk rekening met hun rusteen paard b.v. zal men niet gaan afjakkeren, maar behoorlijk rusttijd geven. Daarom dringt spreker nogmaals aan op 1 uur schafttijd, waar dit aan andere fabrieken ook kan. Aan de Gasfabriek te Utrecht wordt gewerkt van 712 en van 1 ,j6 uur. Daar heerscht dus het begrip, dat na het werk voldoende rust moet worden gegeven, om den werklieden in de gelegenheid te stellen, krachten te verzamelen voor de volgende werkuren. De heer Hijlkema vindt dit in theorie heel mooi, doch 'men moet in de eerste plaats met de eischen der praktijk rekening houden. Als de Directeur der gasfabriek van oordeel is, dat er stagnatie zal ontstaan, kan de Commissie het moeielijk doordrijven. In de fabrieken, waar de door den lieer Schoondermark bedoelde regeling bestaat, kan dit waarschijnlijk zonder bezwaar worden ingevoerd. Wat elders wél gaat, kan daarom hier nog wel op allerlei locale bezwaren stuiten, die navolging ongewenscht doen zijn. De lieer Schoondermark vindt de werktijden in de in structie vermeld. De lieer Duparc hoorde van den lieer Schoondermark, dat 1.1 uur schafttijd voor de werklieden der Gasfabriek o.a. in Utrecht bestaat. Daar is de fabriek zooveel groo- ter en niettemin wordt het bezwaar, dat het niet kan daar niet gevoeld. Spreker is van oordeel, dat, als de werklieden naar en van hun dikwijls ver afgelegen wo ning moeten loopen, 1 uur te weinig is. Niet zoozeer om minder werktijd als om de werklieden cenigo rust te doen genieten na hun middagmaal, kan spreker geheel met het denkbeeld van den heer Schoondermark meegaan. De bóer Hijlkema meent er op te moeten wijzen, dat de Gascoinmissie zich in beginsel volstrekt niet tegen langoren schafttijd verzet. Zelfs wil spreker hieromtrent volgaarne nogmaals overleg plegen met den Directeur. De heer Duparc neemt gaarne acte van deze bereid verklaring, om alsnog de mogelijkheid te overwegen. Wat betreft het z.g. bezwaar, dat het niet „kan", herinnert spreker aan een vorigen Directeur der Gem. werken hier ter stede, die placht te zeggen: Alles kan". Als de Directeur der Gasfabriek nog eens ernstig over de ge- wensehte regeling nadenkt, zal hem denkelijk blijken, dat ook hier „willen" is „kunnen." De heer Oosterhoff heeft niets tegen een nader onder zoek, maar meent er toch op te moeten wijzen, dat de lieeren Duparc en Schoondermark niet hetzelfde wenschen; de eerste verlangt meer rust voor de werklieden, de an dere wenscht meer tijd voor hun middagmaal. Dit nu is gebleken niet noodig te zijn, want spreker heeft van dcu Directeur vernomen, dat de werklieden veelal eeni- gen tijd vóór het werk weer begint, bij de Gasfabriek aanwezig zijn. liet schijnt, dat het huis hun op dat uur van den dag niet veel aantrekkelijks biedt. Althans zij haasten zich, om het te verlaten. Spreker laat de wen- schclijkhcid van langer rust in het midden, maar meende toch hierop te moeten wijzen. De heer Schoondermark vraagt en verkrijgt met toe stemming der vergadering voor de derde maal het woord. De toezegging van den heer Hijlkema om in overleg te treden met den Directeur, doet hem hopen en vertrouwen, dat het bezwaar van niet „kunnen" zal wegvallen. Als de laatstgenoemde ambtenaar blijft bij zijn opinie, laat hem dan bij die Directeuren in de leer gaan, waar het wél kan. De heer Hijlkema meent, dat het moeielijk van de Commissie is te vergen, dat zij in deze op dergelijke manier tegen den Directeur zou optreden, liet moet bl ij ven bij overleggeen pressie, daar ten slotte de Direc teur de verantwoordelijke persoon is voor den richtigen gang der werkzaamheden aan de fabriek. De Voorzitter zegt, dat volgens de bestaande voor schriften de instructie voor de werklieden der Gasfabriek door den directeur wordt vastgesteld en aan de goedkeu ring van Burgemeester en Wethouders is onderworpen, de commissie voor de Gasfabriek gehoord. De directeur is verantwoordelijk voor den gang van zaken eu hij kan het best beoordeelen wat noodig is en wat kan en wat niet kan. Als deze nu pertinent verklaart, dat iets wat op zich zelf wensehelijk is, voor dcu goeden gang van zaken niet toegestaan kan worden, dan gaat het voor Burgemeester en Wethouders of de Commissie niet aan te zeggen „het kan wel" en op deze wijze in te grijpen. Wie zou er overigens niet vóór wezen, om den werk lieden anderhalf uur schafttijd te geven. De heer Jansen kan zich refereeren aan het door de heereu Schoondermark eu Duparc gesprokene. Hij wenscht enkel nog een woord te spreken over onderdeel G van dit art, „Aflossing van schuld". De eerste aflossing vol gens de nieuwe finaneieele regeling heeft in 1903 plaats gehad. Jaarlijks wordt 2.) pCt. afgelost. Nu is sprekers vraag wordt hiermede bedoeld 2j pCt. van liet oorspronkelijke dan wel 2.j pCt. van het telken jare verminderend bedrag? Spreker heeft dit punt in de sectievergadering ook aangeroerd, hij maakt er rapporteurs echter geen verwijt van, dat het niet in hun verslag is opgenomen. Toch wou hij wel weten wat wordt bedoeld. De heer Beuker Aiulreae zegt, dat dit punt wel door den lieer Tromp, als rapporteur van de 2e sectie in de vergadering van Rapporteurs is overgebracht en dat aan hen bij onderzoek is gebleken, dat ingevolge Raadsbesluit van 8 J uli 1902, deze post telken jare voor hetzelfde bedrag in de begrooting wordt uitgetrokken. Op grond daarvan hebben rapporteurs gemeend, daar van geen melding te moeten maken in hun rapport. De heer Hijlkema zegt, dat bet antwoord juist is. liet af te lossen bedrag is een tixum de rente wordt natuur lijk berekend naar de werkelijke schuld. Artt. 142, 143 en 144 wordt hierna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 145. Bezoldiging van het (werklieden) personeel der gemeente reiniging.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 2