Vergadering van Dinsdag 1 November 1904.
188 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Zaterdag 29 October 1904.
De heer Beekhuis hoorde van den heer Feddcma, dat
het aannemen van leveranciers en particulieren als borgen
bij de gemeente-aanbestedingen niet goed is. Spreker kan
dit niet goed begrijpen. Als gecne leveranciers en par
ticulieren borg mogen zijn, wie dan well'' Dan rest alleen
de collega's, vaak concurrenten. Deze zullen niet altijd
genegen zijn.
Bij grootere werken met groote aannemers geschiedt
dit wel, doch wat zou het gegeven hebben, als een con
frère van dezelfde kracht als v. d. Leen diens borg ware
geweest Dan was de gemeente er nog slechter aan toe
geweest. Neen, wordt op soliditeit gelet bjj borgen dan
moet men vrij zijn in de keuze.
De heer Koopmans vindt de houding van Burgemeester
en Wethouders in dezen correct. Had spreker in hun
geval verkeerd, hij zou gelijk gehandeld hebben.
Toch zal spreker niet met het voorstel van Burgemees
ter cn Wethouders kunnen medegaan en dus vóór het
amendement stemmen omdat een der borgen er op slink-
sclie wijze is ingeloopen.
liet amendement Feddema wordt in stemming gebracht,
en aangenomen met 11 tegen (5 stemmen, die der hoeren:
Tigler Wijbrandy, Beucker Andreae, Ilijlkcma, Troelstra,
Menalda en Beekhuis.
Alzoo is genomen hot volgende besluit
Do Baad, lettende op de bijzondere omstandigheden,
besluit
de heeren 1'. Attema Dzn. en P. Koolstra te ontslaan
van hunne verplichtingen als borgen van den aannemer
der onderhoudswerken van gemeente-gebouwen enz. II.
van der Leen.
li. Voortzetting run de behandeling van het voorniet
der Commissie voor liet ontwerpen van strafverordeningen
tot wijziging der verordening tot voorziening tegen en hij
brand (bijlage no. 24).
De beraadslaging wordt geopend.
Art. 8341) worden zonder discussie of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Een nieuw artikel 41 wordt hier ingelaseht, naar aan
leiding van den wenscli, door den heer Sehoondermark
geuit.
Dit artikel luidt
Art. 41. Hij, die in een vereenigingslocaal met ser
pentines of andere licht brandbare voorwerpen werpt,
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen
of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
De heer Sehoondermark begrijpt niet, waarom zijn
voorstel omtrent het werpen met serpentines niet in art.
33 is gebracht. Daar wordt den schouwburghouders enz.
reeds de verplichting opgelegd c. q. een bordje met het
verbod tot rooken duidelijk zichtbaar op te hangen. Het
verbod tot het werpen met serpentines zou daar dus goed
geplaatst zijn.
De heer Beekhuis wijst den heer Sehoondermark op
het beginsel, dat ieder wordt geacht de wet te kennen.
Bovendien is de kwestie eenigszins anders. Het rooken
is toegestaan, tenzij dit op een zichtbare wijze is verboden.
Het werpen met serpentines daarentegen zal ten allen
tijde verboden zijn.
De heer Sehoondermark dankt voor de bekomen in
lichting, waardoor zijn bezwaar vervalt.
Artt. 41 en 42 worden zonder discussie of hoofdelijke
stemming aangenomen en in verband met het ingelaschte
art. 41 vernummerd in 42 en 42bis, terwijl in den aan
hef van laatstgenoemd art. voor 41 wordt gelezen 42.
Artt. HI en IV der wijzigings-vcrordcning worden
hierna aangenomen. Op voorstel van den heer Duparc
wordt besloten art. IV. te lezen als volgt:
Artikel IV.
Deze verordening treedt in werking den 1 Januari
19U5.
Voor zoover de toepassing van artikel II wijziging
noodzakelijk maakt in de inrichting van bestaande ver-
eenigingslokalen, moet deze wijziging vóór den 1 Juli
1905 zijn tot stand gebracht.
De hiertoe noodige voorschriften worden ten aanzien
van elk vereenigingslokaal in het bijzonder ten minste
drie maanden vóór laatstgenoemd tijdstip gegeven.
De heer Duparc heeft mede namens zijn medeleden een
woord tot 's raads tijdelijken voorzitter te richten. Als
de heer Troelstra aanstaanden Dinsdag den nieuwen bur
gemeester zal hebben geïnstalleerd, zal hij den voorzit-
tersstoel weder hebben te verlaten, lluim 21/2 maand
heeft hij thans opnieuw als voorzitter gefungeerd. Spre
ker mag gerust verklaren, dat hij zich van die taak heeft
gekweten op uitnemende wjjze, boven eiken lof verheven.
Dit is vooral ook heden bij de behandeling der ge-
meentebegrooting gebleken, toen hij herhaaldelijk op
vragen te antwoorden, of inlichtingen te verstrekken had.
De lieer Troelstra heeft in de verloopen 21/2 maand het
bewijs geleverd, te blijken een krachtig element in den
raad.
Voor dit alles zegt spreker, namens zijn medeleden,
den heer Troelstra dank. Hij voegt er den wensch aan
toe, dat de nieuwe burgemeester nu eens langer dan zes
jaren te Leeuwarden moge blijven en de heer Troelstra
dus niet weder zoo lang met de waarneming van liet
burgemeestersambt en van het daaraan verbonden voor
zitterschap van den raad zal behoeven te worden belast,
maar dat hij ook bij het klimmen zijner jaren, nog lang
tot welzijn der gemeente en tot eigen voldoening als lid
van den raad en tevens als wethouder moge werkzaam
blijven. (Applaus).
De Voorzitter dankt voor de hulde. Het is voor hem
een streelend gevoel, uit den boezem dezer vergadering
te hoeren verklaren, dat hij zijne taak naar genoegen
heeft vervuld.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 November 190 4. 189
Tegenwoordig 22 leden.
Eene vacature.
Voorzitter aanvankelijk de heer J. Troelstra, wet
houder, waarnemend burgemeester, later de heer A. E.
/immerman, burgemeester.
De Voorzitter doet mededeeling van eene missive d.d.
21 October 1.1. no. 1911, van den Commissaris der Ko
ningin, houdende bericht, dat bij Koninklijk besluit van
17 October 1904 no. 20, met ingang van heden benoemd
is tot burgemeester van Leeuwarden do heer A. E Zim
merman, die de vereischte eeden reeds heeft afgelegd.
Thans wordt overgegaan tot de installatie van den be
noemde.
De heeren DuparcSehoondermark en Lautenbaeh,
daartoe door den Voorzitter uitgenoodigd, leiden den
nieuw benoemden burgemeester ter vergadering binnen.
De Voorzitter houdt hierop de navolgende toespraak
Mijnheer Zimmerman
Den Raad is medegedeeld, dat het Hare .Majesteit
onze geëerbiedigde Koningin heeft behaagd u met ingang
van heden te benoemen tot burgemeester dezer gemeente
en bij hem is het bericht ingekomen dat u als zoodanig
door den Commissaris der Koningin in deze provincie
zijt beëedigd.
Gij zult dus den thans nog door mij als waarnemend
burgemeester bezetten zetel kunnen innemen, doch vóór
ik dezen voor u inruim zij het mij vergund, u namens
den Raad iu het algemeen en de wethouders en den se
cretaris in 't bijzonder een hartelijk welkom toe te roe
pen.
liet was voor de derde maal dat ik ter oorzaak van
het vacceren van de betrekking van burgemeester als
plaatsvervanger weer voor vrij langen tijd moest optre
den, en heden word ik voor de derde maal geroepen een
nieuwen burgemeester in te leiden bij de ingezetenen en
hunne vertegenwoordigers in den Raad.
Ik weet wel dat de wet dit niet eischt, doch het schijnt
mij toe een goede gewoonte te zijn, dat hij het optreden
van een nieuwen burgemeester enkele woorden worden
gewisseld, waardoor de ingezetenen eenigermate op de
hoogte worden gesteld omtrent den persoon, die voortaan
de hoogste macht in de gemeente zal uitoefenen, eene
zekere oflieieele introductie waarin zij belang moeten
stellen, daar vooral in grootere gemeenten, waartoe ook
Leeuwarden behoort, liet. volstrekt niet onverschillig is,
wie daarin voortaan het bewind zal voeren en hoe dit
geschieden zal.
Want al is een burgemeester voor een goed deel re-
geeringsambtenaar cn wordt hij dit meer en meer, naar
mate het aantal sociale wetten grooter wordt, en al krimpt
daardoor in de macht, de bevoegdheid en liet zelfbestuur
der gemeenten, toch blijft er nog zooveel over te regelen
en uit te voeren cn dit kan vaak geschieden in verschil
lenden geest.
Zoo kan het de ingezetenen geenszins onverschillig
zijn of de burgemeester, naast de uitoefening zijner re-
geeringspliehten, zal zijn een toeschietelijk man, een
welwillend aanhoorder van bijzondere wenschen cn be
zwaren, een vriendelijke raadgever, waar raad van hem
gevraagd wordt.
Zoo kan het de ingezetenen ook niet onverschillig zijn,
of zij van den nieuwen burgemeester mogen verwachten,
dat iiij een open oog zal hebben voor de vele en velerlei
belangen die iu meer of minder verband staan met den
bloei en de welvaart der gemeente en deze met toewij
ding meest krachtig zal bevorderen.
Want al staat den burgemeester een raad ter zijde en
wethouders, zoo blijft hij toch de man die zich geheel
aan de belangen der gemeente kan wijden. Hij is haar
hoofd, in 't bijzonder ook haar denkend hoofd, hij is de
ziel van het gemeentebestuur, de spil waarom het ge
hoede raderwerk dier belangrijke administratie draait, de
vraagbaak voor alle factoren dier organisatie, de hand
die alle draden der gemeentelijke beweging vast houdt
en van wier kracht, energie en tact zooveel afhangt om
te zorgen dat deze draden sterk genoeg gespannen wor
den, doch zonder te brekende man, waarvan grooten-
deels de stuwkracht moet uitgaan, doch die tevens weet
te remmen, waar te groote voortvarendheid schade zou
aanbrengen.
En daarom moeten de ingezetenen wel groot belang
stellen in den persoon aan wien het belangrijk en ge
wichtig ambt van burgemeester wordt opgedragen.
En mi meencn we ten uwen opzichte de meest gun
stige verwachtingen te mogen koesteren. Reeds 18 jaren
toch hebt ge het burgermeestersambt met eere vervuld.
Ware het anders, de regeering zou u niet geplaatst heb
ben aan het hoofd van een zooveel grootere gemeente.
Gij kent reeds uit ervaring het gewicht van het ambt
en de bezwaren en moeilijkheden daaraan verbonden. De
Raad van de gemeente Hoorn gaf u bij uw afscheid de
duidelijkste blijken van hoogachting en sympathie voor
uw persoon en uw werk. En de tegenwoordigheid te
dezer plaatse van de wethouders en een lid van den Raad
van die gemeente strekken mede tor bevestiging van de
gunstige berichten die omtrent u tot ons overkwamen.
Zeker, wij mogen met grond verwachten, dat ge een
waardig opvolger zult zijn van uwe voorgangers, wie
na betrekkelijk korten tijd de eer te beurt mocht vallen
van te worden geplaatst aan het hoofd van een der meest
belangrijke gemeenten van ons land.
Moge nu ook de betrekking van burgemeester, die
medebrengt het voorzitterschap van den Raad, meer dan
vroeger hare eigenaardige moeieljjkheden opleveren, wan
neer de teugels van het bewind met vaste hand worden
aangevat, maar de leiding tevens met onpartijdigheid en
tact geschiedt, dan zal het, ook bij vaak groot verschil
van meening, u niet ontbreken aan algemeene welwil
lende tegemoetkoming bij de vervulling uwer taak.
De bevolking van Leeuwarden is rustig, kalm en goed
gezind. De jeugd echter doet in baldadigheid niet ach
ter bij andere gemeenten en geeft nog al werk en moeite
aan de politie. Dat daartegen niet met succes kan wor
den opgetreden zal hoofdzakelijk liggen aan de weinige
macht, die de politie in dit opzicht is verleend en in een
ondoelmatig strafstelsel.
De jeugd zal hoogstwaarschijnlijk wel blijven iyede-
werken tot het doen vullen der politic-rapporten, maar
ik herhaal, verder zult ge ervaren, dat ik niet te veel
zegde, wanneer ik de bevolking dezer gemeente signa
leerde als rustig, kalm en goedgezind.
De Raad zal u zijn medewerking verleenende wet
houders zijn op eene aangename samenwerking ten zeerste
gesteld, en, ofschoon onze secretaris nog slechts korten
tijd in functie is, kan ik u verzekeren dat go in hem
zult vinden een krachtige steun.
Ook de overige hoofd- en verdere ambtenaren zullen
met de meeste bereidwilligheid u voorlichten en voor
zoo veel noodig bijstaan.
AVaar gij zoo van alle zijden kunt rekenen op goeden
wil en samenwerking, daar bevelen ook wij allen ons
aan in uwe welwillendheid en vriendschappelijke ge
zindheid.
En nu, mijnheer de burgemeester, ten slotte nog de
hartelijke wenscli, dat uw werk moge strekken tot heil
der gemeente, dat het voor u zij een bron van zelfvol
doening en dat zegen en voorspoed het deel moge zijn
van n en uw gezin!
Thans noodig ik u beleefd uit, den voorzittersstoel in
te nemen.