194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1904. met groote handelssteden is trouwens zeer moeilijk en te ontraden. De tweede cel voor intercommunaal verkeer zal weer een groot gemak voor den handel opleveren twee telefoon juffrouwen zullen behulpzaam zijn, benevens een zoeker. In de Beurs zelve is alles op het gemak van den handel ingerichtdaar vindt men knoppen, tafels, kastjes enz. alles voor de handelaren tegen extra, lage vergoeding disponibel. Waarom dan ook voor het gebruik van den in- tercommunalen telefoon niet eene kleine extra-vergoeding Bovendien zal het dubbeltje voor intercommunale gesprek ken wel het meest door de uitwonende handelaren worden betaald, en die mogen toch ook wel iets bijdragen. Nu moge de heer van Messel beweren, dat het niet in de bedoeling der Beurscommissie heeft gelegen, ook den opgeroepene tot een gesprek een dubbeltje te laten betalen, doch indien dit waar was, zou die commissie zich wel tot Burgemeester en Wethouders hebben gewend om op heldering te vragen. Dit is echter niet gebeurd. Eet werd billijk geacht, allen over één kam te scheeren, en het recht van ieder, aanvrager of opgeroepene, te eischen. Naar sprekers overtuiging zal de handel door het dub beltje niet geknoeid wordendoor die kleine uitgave bestaat vaak de mogelijkheid, er guldens voor terug te ontvangen. De heer van Messel kan kort zijn in zijne repliek. Ten eerste wenscht hij op te komen tegen de insinuatie van den heer Hijlkema, alsof hij het voorstel van Bur gemeester en Wethouders met opzet zwart zou hebben gekleurd. De Voorzitter moet den heer van Messel er op wijzen, dat hij te ver gaat, door te spreken van eene „insinuatie". Indien spreker dit in de uitdrukking van den heer Hijl kema, „zwart schilderen" zou hebben gezien, ware deze door hem tot de orde geroepen. Doch „zwart schilde ren" is eene geijkte uitdrukking. De heer van Messel wenscht den Voorzitter te doen opmerken, dat hem het recht ook zeker veroorloofd is, zijne opinie over een spreker te uiten. Spreker wil niets op het advies van den Directeur der Gemeentewerken afdingen alleen heeft hij gezegd, dat de handel geen behoefte had aan eene dure inrich ting. Een eenvoudige cel is voldoende, en die behoeft stellig geen 550.— te kosten. In tegenstelling met den heer Hijlkema is spreker van oordeel, dat een opgeroepene zeer vaak geen belang heeft bij het gesprek en het dus onbillijk zou zijn, hem hier voor te laten betalen. Verder beroept de heer Hijlkema zich op het advies der Beurscommissie. Maar deze heeft nooit de bedoeling gehad, ook den opgeroepene te laten betalen. In hare missieve zegt zij, er zich wel mee te kunnen vereenigen, „dat voor elk aan te vragen gesprek 10 cents zal worden betaald." Dat is toch duidelijk genoeg. En nu mag de heer Hijl kema zeggen, dat de Beurscommissie zich dan maar tot Burgemeester en Wethouders had moeten wenden, om zich nader te verklaren, doch zij is daartoe niet in de gelegenheid gesteld, omdat zij eene dergelijke uitlegging van haar advies niet vermoedde en omdat haar niet is toegezonden het gedrukte voorstel. De heer Hijlkema zegt verder, dat bij andere plaatsen niet is geïnformeerd, omdat inrichtingen als bedoeld, daar niet zouden bestaan. Maar waarom dan worden bij de meeste voorstellen, den Raad aangeboden, wel degelijk vergelijkingen gemaakt met andere plaatsen Thans wordt men inconsequent, door dit na te laten. Nogmaals zij het gezegd, dat zeer fraaie inrichtingen den handel niets kan schelen. Waar de heer Hijlkema thans mededeelt dat de beide cellen zullen worden verbonden, meent spreker te moeten opmerken, wil men de zuinigheid betrachten, dat de be diening en een zoeker voor een tweede cel gerust kun nen vervallen. Wat aangaat de vergelijking van het bedrag van het recht ten opzichte van andere plaatsen, die men wèl heeft gemaakt, staat spreker verbaasd over het voorbeeld, door den heer Hijlkema aangehaald, n.l. Amsterdam. Daar wordt voor de Beurs 0.25 entrée geheven. Maar waar spreker in de vergadering van 25 Juli 1903 heeft voorgesteld om de beursrechten, die slechts 4.00 per jaar zijn, te verhoogen, was 't juist de heer Hijlkema die dit voorstel het vinnigst' bestreed de inconsequentie licht hier dus boven op. Neen, laat men des noods do eigenlijke beursrechten verhoogen, doch niet trachten de kosten van de nienwe inrichting te verhalen op die beursbezoekers, die van de intercommunale telefoon gebruik makenen daaronder kunnen slechts zij gerangschikt worden, die tot een ge sprek oproepen. Spreker meent te hebben aangetoond, dat de heer Hijlkema in gebreke is gebleven, sprekers beweringen te weerleggen en afdoende motieven aan te voeren voor de heffing. De heer Hijlkema hoorde den heer van Messel telkens bezwaar maken tegen het bedrag van 550,dat met de telefooncel zal zijn gemoeid. Maar hij wil er dien spreker op wijzen, dat dit bedrag reeds bij de behandeling der gemeentebegrooting voor 1905 is goedgekeurd en vastgesteld. Tevens beweert de heer van Messel, dat het kan voor komen, dat de opgeroepene geen belang heeft bij het gesprek. Doch dan zal deze, zoo hij zich door die kleine uitgaaf bezwaard acht, den aanvrager ter verantwoording kunnen roepen en van dezen het dubbeltje kunnen terug eischen. Wat betreft het voorstel tot splitsing om den Raad te later, beslissen of er al of niet een recht voor de inter communale telefoon zal worden geheven, meent spreker den Raad nog te moeten opmerken, dat het maken van een 2en telefooncel als 't ware zit vastgekoppeld aan de voor elk gesprek te betalen retributie van 10 ets. Bur gemeester en Wethouders hebben cellen en bediening in optima forma voorgesteld, met de bedoeling dat voor dat genot iets werd terugbetaald. Eindelijk komt spreker tot de opmerking van den heer van Messel, dat nu de beide cellen zullen worden ver bonden, er maar eene telefoonjuffrouw behoeft te zijn. Maar dit zal niet gaan, omdat het onmogelijk zal blijken vooral op drukke uren, dat de beide cellen door een persoon worden bediend. Juist ter wille van den spoed is ook nog een z.g. zoeker aangesteld, die de handelaren goed kent, en vlug den opgeroepene weet te vinden te midden van de andere beursbezoekers. De heer Troelstra is het niet recht duidelijk, wat de heer van Messel wil. Hij vraagt splitsing van het voorstel omdat hij is tegen het heffen eener retributie en nu wil hij tevens afzonderlijk het beginsel van heffing uitmaken. Splitsing van sub. a dat thans in behandeling is, is voor dat doel niet noodig. Wie tegen heffing is heeft eenvoudig tegen te stemmen, en de gelegenheid is er om op sub. a 1., amendementen voor te stellen. Spreker meent, dat het voorstel van den heer van Messel tegen de gewoonte is die maar zoo dadelijk niet gevolgd moet worden. De Voorzitter geeft den heer van Messel in overweging een amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders in te dienen. De heer van Massel zou gaarne aan het verlangen van den Voorzitter voldoen, doch in dit geval is het hem niet mogelijk door een amendement aan zijn wensch uiting te geven. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1904. 195 De heer Troelstra kan ook na de toelichting niet het wenschelijke inzien, om eerst in beginsel te doen uitmaken of de Raad vóór of tegen het heffen eener retributie is. Nadat de heer van Messel nog heeft verklaard zijn voorstel tot splitsing te handhaven brengt de Voorzitter in stemming het voorstel van genoemd lid, om geen retributie voor het voeren van een intercommunaal gesprek in de Beurs te heffen. Het wordt verworpen met 20 tegen 2 stemmen die van den heer Eeddema en den Voorsteller. Hierna stelt de heer van Messel bij amendement voor, art. i der ontwerp-ontheffingsverordening te lezen als volgt „Voor het aanvragen van een intercommunaal gesprek „is 10 cents verschuldigd." Dit amendement wordt niet ondersteund en komt dus niet in behandeling. Achtereenvolgens worden thans zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen de onderscheidene ar tikelen van het ontwerp der gewijzigde heffings- en in- vorderings-verordening en daarna de verordeningen in haar geheel. De heer van Messel verklaart zich tegen art. A I der heffingsverordening. 9. Alsvoren omtrent voorziening in de tijdregeling dezer gemeente (bijlage no. 33). De beraadslaging wordt geopend. Den heer Schoondermark is uit de toelichting tot dit voorstel wel gebleken, wat het doel van Burgemeester en Wethouders is doch hij miste daarin het motief dat bij hen voorzat. Gaarne zou hij alsnog vernemen, wat Bur gemeester en Wethouders tot het indienen van hun voor stel bewoog. De heer Baart de la Faille wenscht gaarne een enkel woord in 't midden te brengen. Bij lecture van art. 2 rees bij hem de vraag, of het wenschelijk zou zijn, hier bij verordening den Midden-Europeeschen tijd in te voeren. Indertijd was daarvoor een vrij sterke strooming in den lande en naar sprekers inzien getuigt het slechts voor het oude „esprit de clocher", dat elke gemeente hare afzon derlijke tijdregeling heeft. Spreker wenscht hier niet in den breede de voordeelen der invoering van den Midden-Europeeschen tijd uiteen te zetten Het zij voldoende, er op te wijzen, dat ieder volgens die tijdregeling 40 minuten vroeger zou opstaan dan tegen woordig. Dat is toch iets waarmee rekening mag worden gehouden. Doch het groote belang dat er mee is gemoeid, betreft de meerdere aansluiting bij onze oostelijke naburen, die ook volgens genoemden tijd rekenen. Dan zou men geen last hebben met tweeërlei tijden. Wat veroorzaakt het niet een ongerief, dat Groningen 28, Leeuwarden 23 en Amsterdam 20 minuten met den spoortijd verschilt. Telkens wanneer men in een vreemde plaats komt, dient men om onaangename vergissingen te voorkomen het verschil te vragen van den plaatselijken tijd en dien van de stad zijner inwoning. Ging Leeuwarden in Friesland vóór met de invoering van den Midden-Europeeschen tijd, dan zouden andere ge meenten het centrum der provincie weldra navolgen en weldra regelde de omgeving zich geheel naar dien tijd. Spreker vraagt, of Burgemeester en Wethouders reeds hunne gedachten hebben laten gaan over die invoering. Het verschil van onzen tijd met dien der naburen her innert spreker aan het minder gelukkig debuut onzer spoorwegen die aanvankelijk alle op Engelsch voorbeeld breed spoor namen. Toen echter de aansluiting van het net met Duitschland geschiedde, moest alles in smal spoor hervormd worden. Thans gaat het nog zoo met den tijd de spoorweg maatschappijen rekenen naar den Engelschen en niet naar dien der Duitschers, aan wier rijk wij grenzen. Het is op grond hiervan dat spreker Burgemeester en Wethouders in overweging zou willen geven Leeuwarden bij den Midden-Europeeschen tijd te doen aansluiten. De heer Beekhuis wenscht met een enkel woord de heeren Schoondermark en Baart de la Faille te beant woorden. Eerstgenoemde heeft gevraagd, waarom het voorstel van Burgemeester en Wethouders om tot aanbe steding over te gaan, niet was gemotiveerd. Voor die leden, welke reeds eenige jaren zitting hebben in deze vergadering, zullen de motieven wel bekend zijn. Elk jaar toch bij de behandeling der gemeentebegrooting werd op den post voor den opziener der tijdregeling ad. 600. aanmerking gemaakt. Burgemeester en Wethouders konden slechts ten antwoord geven, dat de titularis van eene vaste aanstelling was voorzien en men hem billijker wijze zoo maar niet kon ontslaan. Overigens waren ook zij van oordeel, dat bij aanbesteding van het regelen der uurwerken de post wel verlaagd zou kunnen worden en ook thans is de bedoeling van het voorstel, een goedkooper regeling te verkrijgen. Wat de opmerking van den heer Baart de la Faille betreft, ook spreker is warm voorstander van invoering van den Midden Europeeschen tijd voor ons land. Met belangstelling heeft spreker indertijd de behandeling van dit onderwerp in de 2e Kamer gevolgd en hij deelt ten volle de argumenten die destijds en ook nu weer door den geachten laatsten spreker vóór de algemeene invoering zijn aangevoerd. Iets anders is het echter, of die tijd over het geheele land, dan wel alleen voor Leeuwarden zal worden ingevoerd. Spreker vreest dat invoering van den Midden Europeeschen tijd, vóór Leeuwarden alleen, ons grooten last en teleurstelling zal geven. Niet alleen en niet in de eerste plaats zal het verschil in tijd tusschen Leeuwarden en de naburige gemeenten verwarring stichten, maar vooral zal het ongerief worden gevoeld door de Leeuwarders die zich buiten de provincie moeten begeven. Ook komt het hem voor, dat het minder juist is uit gedrukt dat men den last zal missen, met twee tijden rekening te moeten houden, daar men toch ook bij invoe ring van den Midden Europeeschen tijd, behalve deze nog den Greenwichtijd voor de spoortreinen zal behouden. De heer Baart de la Faille heeft met genoegen gehoord, dat de wethouder van openbare werken in dezen aan zijne zijde staat en iets voor de invoering van den Midden Europeeschen tijd gevoelt. Het bezwaar is inderdaad, dat die invoering in ruimen kring dient te geschieden doch daartegenover staat het voordeel, dat men altijd op tijd zal zijn in die gemeente, waar naar de lokale tijd nog wordt gerekend. Het zou een mooie propaganda voor de goede zaak zijn, als eene groote gemeente met de invoering voorging. Laat men toch terugkomen op het koppig principe, om elk een afzonderlijke tijd er op na te houden en liever eene algemeene tijdregeling invoeren in den lande. Het bezwaar, dat er naast de Midden Europeesche nog een spoortijd blijft bestaan, kan niet worden ontkend. Doch deze laatste zal een vol uur met eerstgenoemde verschillen, wat toch gemakkelijker rekent dan 23, 24 of 25 minuten. Bovendien is het mogelijk, dat de spoorwegmaatschappijen zich met elkander verstaan, en ook den algemeenen tijd invoeren. De heer Schoondermark ontving van den heer Beekhuis eenige toelichting waarom de nieuwe regeling wordt voor gesteld. Het blijkt een financiëeie kwestie te zijn. Doch waarom heeft men niet het advies van den Directeur der Gemeentewerken gevolgd, om weer een ambtenaar te benoemen op eene instructie die waarborg geeft voor een richtig onderhoud der uurwerken. Spreker is angstig.dat minder bekwame uurwerkmakers zullen inschrijven, die van torenuurwerken geen verstand hebben. Als het salaris

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1904 | | pagina 3