196 Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1904.
te hoog wordt geacht, kan men het verminderen, en eene
oproeping doen van sollicitanten, waaruit de Raad de
meest geschikte en bekwame kan benoemen.
De heer Duparc gevoelt veel sympathie voor het denk
beeld van den heer Baart de la Faillé. Doch het gaat,
volgens hem, niet aan, een zoo'n belangrijk onderwerp
geheel onvoorbereid en incidenteel te behandelen. Het
zal velen misschien niet onbekend zijn, dat enkele jaren
geleden de gemeentebesturen van Regeeringswege werden
gehoord over de vraag, of zij invoering van den Midden-
Europeeschen tijd wenschelijk achtten. Zoover bekend
heerschte er echter geen eenstemmigheid over de wensehe-
lijkheid der invoering.
Wat zou de invoering ook voor Leeuwarden zijn indien
ze niet algemeen in het land plaats vond. En toch is
dit laatste noodig, zal de maatregel doel treffen, ook indien
slechts enkele gemeenten meegingen, zou men nog bedro
gen uitkomen.
De heer Baart de la Faille ziet zeer goed in, dat zijn
denkbeeld van ingrijpenden aard is. Het bezwaar van
den heer Duparc is ook reeds vroeger uitgesproken bij de
behandeling van het ontwerp van de Regeering. Doch
spreker vraagt, of het voordeel van den localen tijd grooter
is, dan dat van den Midden-Europeeschen. Wel is een
sourde oppositie geweest, doch er werd geen enkel argu
ment vóór het behoud van den localen tijd aangevoerd.
Spreker vermoedt wel, dat het meer gepast zal schijnen,
deze kwestie naderhand nog eens onder de oogen te zien
en hoopt dat Burgemeester en Wethouders dan den Raad
een voorstel zullen aanbieden in den geest van spreker.
De heer Duparc ontkent geenszins, dat het eenmaal
den weg moet opgaan door den heer de la Faille aange
geven. Maar laat hij dan beginnen daarvoor een beweging
in het leven te roepen. Het eenige resultaat van de be
moeiingen in dezen van de Regeering is geweest, dat de
door haar van de gemeentebesturen gevraagde adviezen,
in het stof der archieven van het Departement van
Binnenlandsche Zaken zijn blijven rusten.
Indien de heer de la Faille den stoot aan
een beweging ten gunste van de invoering van den
Midden-Europeeschen tijd voor het geheele land zou wil
len geven dan kan hij, gelijk spreker meent, verzekerd
zijn, veel steun hier en elders te zullen ondervinden.
De heer Hijlkema hoorde den heer Schoondermark een
bezwaar opperen, tegen de voorgestelde verandering in den
dienst der tijdregeling. Dat geachte lid vreest, dat onbe
kwame, althans met torenuurwerken minder bekende vak
mannen zullen inschrijven voor de aanbesteding Maar
spreker meent te mogen betwijfelen, dat de gewone klok-
en horlogemakers zich zonder kennis van zaken daaraan
wel zullen wagen.
Bovendien kennen Burgemeester en Wethouders de
klok- en horlogemakers te dezer stede voldoende, om er
voor te waken dat men aan geen ongeschikt persoon de
gunning doet.
Hierna wordt overgegaan tot de behandeling der on-
derdeelen van het voorstel.
Alinea I.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te
besluiten
„in te trekken het Raadsbesluit d.d. 12 December 1867,
„waarbij de noodzakelijkheid om een oppertoeziener op
„de tijdregeling te benoemen, werd uitgesproken".
De heer Koopmans kan geheel met de beschouwing
van den heer Schoondermark meedegaan. Met dit voor
stel wordt van de traditie afgeweken, waarmee spreker
zich niet kan vereenigen. Het is zeer moeielijk voor
Burgemeester en Wethouders te beoordeelen, of een in
schrijver voor zijne taak bekwaam is of niet. Spreker
vreest, dat door het onderhoud aan te besteden, moeie-
lijkheden kunnen ontstaan. Hoe zal men b.v. handelen
als de eene inschrijver met den anderen de helft ver
schilt kan dan aan den laagsten het werk worden toe
gewezen. De mogelijkheid bestaat echter, dat de laagste
minder geschikt wordt geacht en de hoogste te duur
ishoe moet dan worden gehandeld
In de voorlaatste raadsvergadering is nog gebleken hoe
moeijelijk het voor Burgemeester en Wethouders is den
juisten wil van den Raad te treffen.
Daarom acht spreker het beter, wederom een opper
toeziener op de tijdregeling te benoemen, om eventueele
schade aan de uurwerken, onaangenaamheden met den
aannemer en last voor het publiek te voorkomen. Wordt
er besloten weer een ambtenaar aan te stellen, dan zal
men stellig de meestgeschikte kunnen benoemen.
Thans geschiedt de tijdregeling tot tevredenheid van
de meeste inwoners. Waarom zal daarin nu verandering
worden gebracht.
De oppositie was indertijd niet in het bijzonder gericht
tegen het bedrag van het salaris. Men kan deskundigen
raadplegen en dan een salaris vaststellen.
De heer Fedllema was oorspronkelijk van plan, eerst
bij het derde lid van het onderwerpelijk voorstel het
woord te vragen. Thans nu hij den heer Koopmans heeft
gehoord, acht hij het wenschelijk nu over het le lid ook
zijne meening te uiten.
Bij deze aanbesteding komt men allicht in het kader
van onderhoudsaannemers, gelijk v. d. Leen en anderen.
Maar bovendien doen zich hierbij bijzondere bezwaren
vooren daaronder rekent spreker vooral den korten
termijn, over welken het onderhoud loopt.
De gemeente heeft reeds genoeg schade geleden door het
slechte onderhoud van de gemeente-gebouwen; het werd zelfs
zoo verwaarloosd, dat de betrekkelijke post op de begrooting
voor 1905 aanmerkelijk moest worden verhoogd. De kans
van venvaarloozing is bij de uurwerken nog veel grooter;
bij onvoldoend onderhoud is het raderwerk spoedig ver
sleten. Daarom vooral acht spreker het gewenscht, dat
weer een oppertoeziener benoemd, en het onderhoud niet
aan een aannemer worde opgedragen.
In deze vergadering is er op gewezen, dat het salaris
van een te benoemen deskundig ambtenaar misschien van
600.tot 300.kon worden teruggebracht.
Indien Burgemeester en Wethouders genegen worden
bevonden, hun voorstel terug te nemen, dan zou overleg
kunnen worden gepleegd en een oppertoeziener benoemd
op een lager salaris. Tevens zou dan in aansluiting daar
mede eene nieuwe instructrie voor dien ambtenaar kunnen
worden vastgesteld.
De heer Troelstra veronderstelde, dat het aangeboden
voorstel in den geest van den Raad zou zijn. Er werd
toch herhaaldelijk in deze vergadering aangedrongenom
zooveel mogelijk aan te besteden en nu men komt met
een voorstel om dit te doen ten opzichte van een werk
dat zich daarvoor zeer goed leent, nu moet er weer een
bepaald persoon voor worden aangesteld.
Toch wordt ook weer gezegd, ga eens polsen wat men
zou vragen voor vast salaris, maar dan krijgt het immers
alweer geheel het karakter van aanbestedingal is het
dan ook onderhands.
Juist eene openbare inschrijving willen Burgemeester
en Wethouders, in de verwachting dat het onderhoud
degelijk zal geschieden.
Wordt iemand aangesteld, dan bestaat er geen meerdere
waarborg voor een goede uitvoering dan bij aanbesteding.
De Voorzitter kan mededeelen, dat het onderhoud der
stadsuurwerken in zijne vorige gemeente geregeld was, als
thans wordt voorgesteld. Daar was het opgedragen aan
een aannemer voor minder dan de helft van het salaris,
dat de tegenwoordige titularis geniet. Desniettegenstaande
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 November 1904. 197
was de tijdregeling daar tot aller genoegen, althans klachten
werden niet vernomen.
Wat overigens de vrees van sommige leden betreft,
dat aanbesteding van het onderhoud wellicht tot verwaar-
loozing der uurwerken aanleiding kan geven, daaromtrent
verwijst hij naar art. 8 der voorwaarden, hetwelk bepaalt,
dat, indien een der uurwerken voor herstelling naar de
werkplaats moet worden medegenomen, daarvoor dadelijk
op kosten van en door den aannemer een ander gelijk
soortig goed uurwerk moet worden geplaatst. Dit zal naar
sprekers inzien wel genoeg waarborg opleveren, dat het
onderhoud naar eisch wordt uitgevoerd.
Spreker is overtuigd, dat bij aanneming van het voor
stel de nieuwe regeling zeer goed zal werken.
De voorwaarden zijn zóó gesteld, dat zij voor gegadig
den niet bezwaarlijk kunnen worden geacht, terwijl de
belangen der gemeente zijn gewaarborgd.
Hierna wordt tot stemming overgegaan en onderdeel
I aangenomen met 18 tegen 3 stemmendie der heeren
Schoondermark, Koopmans en Feddema.
De heer Oosterhoff heeft te voren de vergadering ver
laten.
Onderdeel II wordt zonder discussie of hoofdelijke stem-
tning goedgekeurd.
Onderdeel III luidt
„Burgemeester en Wethouders te machtigen om in het
„openbaar voor den tijd van drie jaar, te beginnen
„met 1 Januari 1905, aan te besteden de regeling en het
„onderhoud der uurwerken in de gebouwen der gemeente
^Leeuwarden."
De heer Schoondermark zegtdat tot zijn leedwezen
de Raad punt I van het voorstel heeft aangenomen. Thans
wenscht spreker echter een voorstel in te dienen, om in
dit onderdeel „3 jaar" te veranderen in „1 jaar".
Het wordt niet ondersteund en komt dus niet in be
handeling.
Hierna stelt de heer Koopmans voor, „3 jaar" te ver
anderen in „5 jaar".
Ook dit voorstel wordt niet ondersteund en blijft alzoo
buiten behandeling.
Onderdeel III wordt hierna zonder hoofdelijke stemming
aangenomen, evenals art. 1 der voorwaarden (sub IV van
het voorstel).
Art. 2.
Hij draagt zorg voor den goeden en geregelden gang
der uurwerken naar den middelbaren tijd voor deze ge
meente.
Hij enz.
De heer Baart de la Faille kan zijn lievelingsdenkbeeld, de
invoering van den Midden-Europeeschen tijd nog niet
laten varen, en wenscht daaromtrent de stemming van
den Raad te vernemen.
Daarom stelt spreker voor, in de eerste alinea van dit art.
„Middelbaren" te vervangen door „Midden-Europeeschen"
De heer Wolff meent, dat het niet aangaat, omtrent het
denkbeeld van den heer de la Faille hier een incidenteele
beslissing uit te lokken, zooals zooeven ook reeds door den
heer Duparc is opgemerkt.
Bovendien is, als spreker zich niet vergist, een wets
voorstel bij de Regeering in overweging, dat regeling
van dit onderwerp beoogt. Is dit het geval, dan zal men
toch beter doen om voor Leeuwarden hierop niet vooruit
te loopen.
De heer de la Faille voerde zoo straks aan, dat reeds
eene gemeente dien tijd had ingevoerd. Dit is inderdaad
het geval. Doch, naar spreker meent, is het een gemeente
van kleinen omvang, met minder zielen dan Bergen op
Zoom. Is spreker goed ingelicht, dan zou het n.l. Waspik7A]n.
Dat daarnaast voortaan op Leeuwarden als tweede voor
beeld zal kunnen worden gewezen kan spreker niet toe
lachen.
De Voorzitter vraagt of het voorstel van den heer
Baart de la Faille wordt ondersteund.
Dit blijkt het geval te zijn, zoodat het in behandeling
komt.
De heer Troelstra meent den heer de la Faille er op
te moeten wijzen, dat te Leeuwarden tal van menschen
van buiten komen om hun zaken te doen. Denk aan
den Vrijdag. Die alle zouden nu bij invoering van de
voorgestelde tijdregeling met 3 tijden hebben te maken
met den Plaatselijken-Middelbaren, den Midden-Euro
peeschen- en den Spoorweg- of Greenwichtijd. In de
verordeningen op de veemarkt, de waag en de beurs,
zouden tijdstippen moeten worden opgenomen overeen
stemmende met de Midden-Europeeschen tijd, die nergens
anders dan te Leeuwarden zou zijn ingevoerd. Dat dit
tot verwarring en onzekerheid moet leiden is naar spre
kers meening helder en klaar.
Persoonlijk is het spreker onverschillig welke regeling
men wil invoeren. De dag maakt men er niet langer of
korter meê. Als de zon een zekere hoogte heeft bereikt
en men zegt: Nu is het 8 of 9 of 10 uur, doet er weinig
aan af. De praktijk verzet zich echter tegen verschillende
regelingen en die zou nu nog met één vermeerderd
worden.
De heer Duparc sluit zich geheel aan bij de woorden
van den heer Wolff. Hij refereert zich verder aan het
straks reeds in het midden gebrachte tegen een regeling
der zaak door den Raad. Zeer zeker zou een plotselinge
invoering van den Midden Europeeschen tijd in menig
opzicht verwarring brengen, met het oog op den in vele
verordeningen voor tal van zaken vastgestelden tijd.
Ook in andere opzichten zijn er vele belangen bij be
trokken, men denke slechts aan de betrekkingen met
andere plaatsen.
Wegens den stand der zon is altoos eenig verschil van
tijd zij het slechts van enkele minuten tusschen Leeu
warden en andere plaatsen.
Spreker zal op grond van een en ander, zijn stem niet
aan het amendement kunnen geven.
De heer Baart de la Faille wenscht de overige sprekers
nog kortelijk te beantwoorden. De heer Wolff zegt, dat
het voorbeeld van Waspik niet moet worden gevolgd, ook
omdat het een zeer kleine gemeente is en vergelijking
dus niet opgaat. Doch of het nu een kleine of groote
gemeente betreft, doet naar sprekers inzien minder tot
de zaak af, en kan voor Leeuwarden van minder belang
zijn. De invoering van den M. E. tijd zal een mooie
propaganda zijn, en de omgeving opwekken, hunne dorpen,
alle met verschillenden tijd, te dwingen den Leeuwarder
tijd te volgen. Moge het ook in den beginne soms ver
warring meebrengen, langzamerhand zal er orde komen.
Wat de opmerking van den heer Duparc betreft, omtrent
het verband tusschen den stand der zon en de tijdregeling,
dit is inderdaad het geval. Zooals men weet, wordt de
locale tijd geregeld naar het oogenblik, waarop de zon
door den meridiaan gaat.
Ook het verschil met den nu nog geldenden spoortijd
kan geen ernstig beletsel zijn als men naar een goede
klok zich regelt, dan is het ronde uur tijds verschil telkens
gemakkelijk in rekening te brengen. En met den tijd
zullen dan ook de spoorwegmaatschappijen er eens aan
denken, dat verschil te doen verdwijnen.