202 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1004.
Tegen de hccren llijlkema, Van Ketwich Verschuur,
Oosterhoff, Duparc, Troelstva, Beekhuis, Feddema, Me-
nalda en Van Messel.
Zoodat overeenkomstig de gewijzigde conclusie van het
voorstel is besloten
aan E. V eiland, pachter van het pontveer in de Stads
gracht tegenover de Schoolstraat, een bedrag van 22.
van de door hein verschuldigde pachtsom groot 24.
kwijt te schelden en deze mitsdien te stellen op ƒ1.
per jaar, gerekend te zjjn ingegaan 1 November j.l.
G. Voorstel run Burgemeester en Wethouders tot open
bare verhuring van het gardeniersland aan Oldegalileën
bij de Bestraa', kad. bekend gnn. Leeuwarden, Sectie F
no. 2106 (gedeeltelijk) en no. 2107 gedeeltelijk
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Koopmans had in dezen een voorstel te
doen en wel betreffende punt b. van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders. Op punt a. had hij niets
tegen. Maar tegen b. bestaan naar spreker's oordeel bil
lijkheids-redenen om het niet aan te nemen.
Als iemand land in huur heeft, is het een plaat
selijke gewoonte dat een zekeren tijd vóór dat de huur
afloopt tusschen huurder en verhuurder overleg wordt
gepleegd of het laud bij den eerste in huur zal blijven.
Dat is de grond-oorzaak, dat spreker tegen dit voorstel
is, zooals het daar ligt.
Deze mensehen zijn afhankelijk van hun stukje grond,
dat zij jaren lang gehad hebben, om hun brood op of
mede te verdienen. En nu de huur op 1 Januari 1905
eindigt, komt thans het voorstel om het te weigeren, liet
komt spreker voor, dat de daarvoor opgegeven redenen
gerust een jaar uitstel kunnen gedoogen.
Bovendien zijn naar spreker's opinie de woorden van
het huur contract onduidelijk gesteld. Er zijn bepalingen
onder, die aanleiding kunnen geven tot twist en ver
schil van opinie tusschen verhuurder en huurder. Spreker
zou willen voorstellen, punt b. van het voorstel te lezen
als volgt
b. om aan de tegenwoordige huurders der perceelen,
gemeente Leeuwarden Sectie 1' No. 210G (ged.) en No.
2107 (ged.), ter grootte van 84 Are, 23 Centiare nader
aangeduid in het voorstel heden daaromtrent aan den
Baad aangeboden voor den tijd van één jaar voor een
huursoin van fl75.04 en op verder door Burgemeester
en Wethouders te stellen voorwaarden.
De grootte is genomen volgens hetgeen de Directeur
der Gemeente-werken aangeeft, dat na do wijziging van
het terrein overblijft. De liuursom is berekend per
Centiare na aftrek van hetgeen de gemeente eraf wil
houden.
liet amendement Koopmans wordt niet ondersteund en
maakt dus geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Daar niemand hoofdelijke stemming verlangt, wordt
zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de conclusie
van het voorstel besloten
goed te keuren, dat een 18 meter breedc strook
grond gelijk op de teekening is aangeduid bij de ge
meentelijke puinbergplaats wordt getrokken
b. te besluiten tot verhuring bij openbare inschrijving
van het op de teekening met roode arceering aangegeven
terrein met ingang van 1 Januari 1905 op de nader
door Burgemeester en Wethouders te stellen voorwaarden.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot ver
huring Van de herberg de Bleek met daarbij gelegen
weiland voor den tijd van 0 jaren aan de wed. Klopma.
Zonder debat of hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig de conclusie van liet voorstel besloten
met ingang van deu 5 Maart 1905 wat de landerijen
betreft en van den 12 Mei daaraanvolgende wat de ge
bouwen aangaat, voor den tijd van drie achtereenvol
gende jaren onderhands te verhuren aan Boukje de Boer,
weduwe Geert Dieter Klopma, herbergierster alhier de
herberg „de Bleek" met bijbehoorende stalling en met
erf en twee perceelen weiland kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden sectie F nos. 1293, 1291 en 1292
tegen een huursom van /9GG per jaar en verder op de
door Burgemeester en Wethouders te stellen voorwaarden.
8. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake lat adres van de wed. Stelsfra om eene tegemoetko
ming in haar levensonderhoud.
De beraadslaging over het tot afwijzing van het ver
zoek strekkend praeadvies wordt geopend.
De heer Koopmans erkent, dat men met deze zaak
licht op glad ijs kan komen, maar eenmaal heeft men
zich daar reeds op begeven en dat is dus geen motief
meer om er niet op te gaan. liet feit is reeds gebeurd,
dat de Baad op dit punt van zijn goedgeefschheid deed
blijken.
Nu heeft spreker de stukken gelezen, waarin Burge
meester en Wethouders zeggen, dat dit overlijden van
Stelstra geheel anders is dan dat van Ebbens. Maar
dat zjjn redenen, die boven den grond blijven. Consta
teering van hetgeen door Burgemeester en Wethouders
wordt opgegeven heeft niet plaats gehad.
In het algemeen is spreker er vóór 0111, zoolang geen
pensioenregeling bestaat voor de weduwen van gemeente
werklieden, aan dezen, zoo zij behoeftig zjjn, wat-geld
uit de gemeentekas te geven, eenige tegemoetkoming aan
de behoeftigen onder hen.
Daar men hier dit geval moet onderstellen, kan spreker
niet anders dan den Baad in overweging geven, een
tegemoetkoming te verleenen in het levensonderhoud.
De vrouw is een groote factor in het leven vooral van
werklieden, die den geheelen dag moeten arbeiden; de
vrouw is een groote steun 0111 den man te laten doen
hetgeen waartoe hij verplicht is. Wanneer dan zulk een
gemeentewerkman sterft en er blijft geen middel tot
levensonderhoud voor de weduwe over, als er ook geen
kinderen zjjn, die tot haar onderhoud verplicht kunnen
worden, dan ziet zjj zich genoopt, zich tot Diaconie of
Armbestuur te wenien. Zie, dat gaat spreker aan het
hart.
Men kan niet alle omstandigheden voorzien, maar waar die
er zich toe leenen, daar wil spreker iets voor de men-
schcn doen. IIjj stelt daarom het volgende amendement
voor
De Baad verleent aan de wed. van den overleden
gasfitter Stelstra tot weder opzeggens toe een jaarljjksche
tegemoetkoming in haar levensonderhoud van 5U voor
het eerst over het jaar 1904.
Het amendement wordt ondersteund en komt dus met
het voorstel van Burgemeester en Wethouders in be
handeling.
De heer Duparc wcnscht eene algemeenc opmerking te
maken. Dit geval en meer gevallen van dezen aard,
die zich in den laatsten tijd hebben voorgedaan, hebben
bjj spreker de vraag doen rijzen, of niet eene regeling
zou kunnen worden gemaakt om beter dan tegenwoordig
daarin sluit spreker zich bjj den heer Koopmans
aan voor het geval de kostwinnaar van dikwijls groote
gezinnen komt te overlijden, de weduwe voor gebrek te
vrijwaren, zonder dat zjj een beroep behoeft te doen op
het Armbestuur.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1904.
203
Jaren geleden hebben de heer Troelstra, wijlen het
geachte medelid de heer Slotcrdjjck en ook spreker er
een handje toe meegeholpen, om een pensioenregeling
voor do gemeentewerklieden te verkrijgen, daar deze als
hun tjjd tot aftreden was gekomen, telkens, als ware het
een aalmoes moesten komen vragen, een toestand, die
gelukkig veranderd werd, door een later nog verbeterde
regeling.
Nu is bjj spreker de vraag gerezen, of gevallen als het
onderwerpelijke ook geen aanleiding zouden kunnen geven
tot het vaststellen eener regeling, waardoor de vrouwen
en kinderen van overleden ambtenaren worden gevrijwaard
voor gebrek, of te voorkomen, dat zij de hand moeten
uitstrekken naar het armbestuur.
Daarom wil Spreker een vriendelijk verzoek richten
tot Burgemeester en Wethouders dezen hebben er
zeker zelf ook al wel eens hun gedachten over laten gaan
om het besproken punt eens te overwegen en dan
casu-quo met een voorstel bjj deu Baad te komen.
De heer Troelstra moet er den Baad even opmerkzaam op
maken, dat verleden jaar nog op een verzoek der werk-
lieden-vereeuiging om de pensioen-regeling uit te strekken
tot weduwen en weezen, afwijzend beschikt is, aange
zien er een toezegging der regeering bestond om deze
zaak te regelen. Op grond daarvan is toen met alge
meenc stemmen het betreffend verzoek afgewezen. Mis
schien is dit vóór den tijd van den heer Koopmans
geweest, maar het bevreemdt spreker, dat er nu stemmen
uit den Baad opgaan om van dat besluit af te wijken.
Want iu het algemeen zal men het hier wel eens zijn
over de door den heer Koopmans uitgesproken wensche-
lijkheid om voor de weduwen der gemeente-werklieden
maar dan evengoed van de ambtenaren iets te doen,
maar die zaak is niet zoo verbazend eenvoudig. Men moet
niet vergeten, dat als men begint, zelfs met deze kleine
gratificatie, er tal van dergelijke gevallen zullen komen.
In de laatste jaren zijn er toch wel meer gemeente
werklieden overleden, wier weduwen iu denzelfden toe
stand verkeeren.
Spreker meende de aandacht van den Baad er op te
moeten vestigen, dat de zaak van groot gewicht is met
het oog op de gemeente-kas, die er is al meer op ge
wezen een nieuwen last zou krijgen, die ontzettend
bezwarend zou worden. Wil men dien weg op dan dient
er een bepaalde regeling te worden gemaakt, maar nu de
zaak door de Yereeniging van gemeente-ambtenaren aan
hangig is gemaakt, daarover een uitvoerig verslag met
berekeningen is uitgebracht en de Begeering medewer
king heeft toegezegd schijnt liet wenschelijk den uitJlag
daarvan af te wachten. In elk geval kan nu niet wor
den overgegaan tot het verleenen van zulk ecu bedekt
pensioen.
Een opmerking nog omtrent een punt, dat den keer
Beerends, die het voorstel Koopmans mede ondersteunt, mis
schien niet bekend is: er bestaat een bepaling dat de weduwe
van een gemeente-werkman later is dit uitgebreid ook
tot de weduwen der ambtenaren bij het overlijden van
haar echtgenoot zes weken lang vol tractement of pen
sioen uitgekeerd krijgt. En wat de wed. Stelstra betreft,
deze verkeert in hetzelfde geval als honderd anderen,
maar boven de genoemde uitkeering heeft zij uit de
private-kas der gascommissie nog f 50 ontvangen. Zij
is volstrekt niet bij anderen ten achter, eerder nog iu
liet voordeel.
Spreker zou zich wel zeer menschlievcnd willen toonen
hij is overtuigd, dat men in dit opzicht niet aan hem
twijfelt, maar naar zijn meening moet men hier geen
uitzondering maken.
Wij hebben ons reeds op glad ijs begeven, zegt de
heer Koopmans, maar spreker meent, dat het geval
waarop deze doelde niet met het thans iu behandeling
zijnde gelijk gesteld kan worden. Spreker gelooft in
gemoede, dat men wel gelooven zal, dat Burgemeester
en AN ethouders gaarne pensioen zouden verleenen, maar
men moet hier om de aangegeven redenen den eersten
stap niet doen. liet is niet wenschelijk op het voorstel-
Koopmans in te gaan.
De heer Beerends wil niet in algemeenc beschouwin
gen treden over een algemeenc weduwen pensioncering,
geloovende, dat de publieke opinie het hier eens is, dat
zulk een regeling zeer wenschelijk zou zijn. Ook niet
over de financieelo moeilijkheid die eene invoering van
zoodanige regeling voorloopig in den weg zou staan.
Maar wel wil spreker ingaan op het punt, waar ge
zegd is dat dit geval niet gelijk zou zijn met dat waarin
vroeger eene toelage is verleend. Hit de stukken heeft
spreker het bewijs voor die ongelijkheid der gevallen
niet kunnen vinden. In beide gevallen kan de waar
schijnlijkheid gelden dat de oorzaak van den dood is
ontstaan door of ten gevolge van den dienst. Bij dat
\orige geval is als waarschijnlijk aangenomen, dat
door het ontvangen van een stomp van een ander werk
man in dienst de dood is bespoedigd. Maar evenmin
als hier bewezen is, dat dit werkelijk de oorzaak was
van den dood, is het bewezen, dat bjj Stelstra de dood
niet het direct gevolg was van iets dat hij bij het werk
heeft gekregen.
Waar Ebbens een sukkelende man was met een
ernstige kwaal, die waarschijnlijk ook buiten de ont
vangen stomp niet lang meer had kunnen loven maai
bij wien is aangenomen dat die stomp den dood heeft
verhaast, komt het spreker voor, dat in het geval van
Stelstra, een gezonde man, die op een van de drukste
dagen van liet jaar, 12 Alei 's morgens gezond en wel
naar zijn werk ging, onder dat werk ernstig ziek is ge
worden en een uur daarna gestorven, eveneens mag
worden aangenomen dat de dood een gevolg was van
het werk hetzij door te voel inspanning, hetzij door het
te veel inademen van gassen of een der andere mogelijke
oorzaken door de weduwe Stelstra in haar adres genoemd.
De waarschijnlijkheid is niet weerlegd, dat Stelstra
door het werk iets heeft opgedaan, dat den dood tenge
volge had. Dezelfde waarschijnlijkheid, die in het andere
geval als vaststaand is aangenomen, is hier niet uitge
sloten.
De heer Hijlkenia meent, dat het vermoedens zijn, die
de heer Beerends hier uitspreekt, die geen recht van
bestaan hebben. Omtrent den dood van den man wiens
weduwe een toelage heeft verkregen, werd een genees
kundige verklaring overgelegd. Alisscliien is het moeilijk
aan te toonen, dat de man tengevolge van den ontvangen
stomp is overleden, toch is het misschien een der gron
den die liet verloop zijner kwaal verergerd hebben. De
Baad heeft aangenomen, dat dit een uitzonderingsgeval
was.
Dit laatste is bjj Stelstra niet liet geval. Die is door
ouderdom op geraakt. Hier valt niet te constateeren wat
bij Ebbens liet geval was. Hier is geen medisch advies
overgelegd. Ook de gascommissie heeft geadviseerd om
deze gevallen volstrekt niet op één lijn te stellen en de
gascommissie zou inzake Stelstra wel de eerste geweest
zijn om de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden
uit te vinden. Maar zij kon die niet uitvinden en mocht
Burgemeester en AVethouders derhalve niet adviseeren
tot inwilliging van liet verzoek wat ditmaal een eerste
stap op een gladden weg zou zijn.
De hoer Koopmans wcnscht er den Baad even opmerk
zaam op te maken, dat hier geen sprake is van een pen
sioen, zooals een der geachte vorige sprekers, de heer
Troelstra, heeft voorgesteld. Spreker zou het toejuichen
als overgegaan kon worden tot pensioneering van alle
ambtenaarsweduwen. Maar hier wordt in een alleenstaand
geval door spreker alleen een tegemoetkoming in levens
onderhoud gevraagd om voor gebrek te vrijwaren tot