88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1905. Het ontwerp is van de verordeningscomuiissie, aan welke de amendementen verzonden worden, maar als niet ook de bouwcommissie er kennis van neemt heei't men de volgende week nog niet een geheel voorbereiden Raad. De lieer Troelstra doet opmerken, dat men te doen heet't met een ontwerp der verordeningscommissie, doch dat deze bevoegd is de bouwcommissie te hooren, zelfs deskundigen buiten haar midden, als zij dit wenscheljjk acht. Zjj is daar volkomen toe bevoegd. Tegen het uitstel der beslissing moet zich de heer van Messel verzetten; over art. 4 en het daarop ingediend amendement is voldoende gedebatteerd; ging men op deze wijze voort, dan zou in nog geen einde komen aan de ontwerp. de eerstvolgende vergadering behandeling van dit De heer Beekhuis heeft ook nog een klein amende ment. Toen de verordening in de vergadering van de Fricscho Bouwkring werd behandeld, maakte de heer Tellcgcn de opmerking, dat het voorlaatste lid van art. 4 in een verordening als deze niet thuis behoort. Dat beaamt spreker ten volle en hij stelt dus vóór te schrap pen het voorlaatste lid van art. 4, aanvangende met de woorden zorg Burgemeester en Wethouders dragen zooveel Ook de heer Wolff heeft nog een opmerking in het midden te brengen, die de artikelen 4 en <1 geldt, en wel over de de soort woonstraten, die welke hoogstens 65 meter lang mogen zijn en aan beide zijden op ver- keers- of le en 2e soort woonstraten moeten aansluiten. Spreker zou willen voorstellen, die aansluiting alleen aan één kant voor te schrijven, maar misschien is liet beter dit de volgende week verder te bespreken, dan zal men dit artikel toch weer behandelen. De heer Fetltlema vraagt eveneens het wooid over punt d, de derde soort woonstraten. Straks was er sprake van, dat dit artikel 4 het werk is van de bouwcommissie. Die heeft het echter niet geheel gesteld, zóó als het hier ligt. Spreker meent althans, dat sub d niet van ile commissie is. Waar men een verordening maakt als uitvloeisel van de Woningwet, welker bedoeling het is, betere toestanden in het leven te roepen, moet men iu de verordening toch niet de "mogelijkheid vastleggen van het opnieuw ontstaan van sloppen. En ook de moge lijkheid van een straat, die over een breedte van 2.50 meter is bestraat en verder bleekveld zal zijn, is niet iets, dat in een verordening thuis behoort. Spreker wil dus sub i/, de derde soort woonstraten doen vervallen. Vóór de lieerenDuparc, Hijlkema, van Ketwich Verschuur, Wolff, Baart de la Faille, Tigler Wijbrandi, Oosterholf, Beuoker Andreae, Beekhuis, Troelstra en Mcualda. Tegen de heeren Koopmans, Feddema, Tromp, Jansen, Beerends, Komter, Wilhelmjj, Schoondermark, liaver- schmidt en van Messel. Artikel 5. De beraadslaging wordt geopend. De heer Fetltlema doet opmerken, dat in dit artikel voor nieuw aan te leggen straten door bouwon dernrmers, dezelfde bepaling omtrent aansluiting aan het riool voor komt als in art. 38 ten aanzien van nieuw gebouwde huizen. Spreker heeft daaromtrent iets in het midden te brengen, dat misschien meer bjj art. 38 thuis behoort, maar toch ook hier wel te pas gebracht kan worden, De riolen van de gemeente liggen vaak veel te diep. Wan neer men nu den eigenaar eener woning verplicht om op liet hoofdriool aan te sluiten, moet men hem daartoe ook de gelegenheid geven. Als nu het hoofdriool beue den den normalen waterstand ligt, staat het altijd vol water en kan men er niet op aansluiten. Stelt men een verplichting, dan moet men zorgen, dat het mogelijk is er aan te voldoen eii dat kan door wijziging der ligging De Voorzitter verklaart, dat Burgemeester en Met- houders gaarne nota zullen nemen van de opmerking van den lieer Feddema. De heer Beekhuis constateert, dat dit een bekend be zwaar is van den heer Feddema, tegen de bestaande wijze van rioleoring. Zoo sterk als thans heeft die ge achte spreker zich echter nog nooit uitgelaten. Dat de aansluiting bepaald onmogelijk zou zijn is spreker nooit gebleken, en zij heeft dan ook feitelijk altijd plaats. De lieer Fetltlema heeft er alleen op willen wijzen, dat men, bij het stellen der verplichting tot aansluiting, daartoe ook werkelijk de gelegenheid moet geven. Aan spreker is een voorbeeld bekend, waar een tweede riool een eind ver evenwijdig aan liet hoofdriool moest worden gelegd tot aan de zinkput. Daar werd de aansluiting verkregen. Aan het hoofd riool kou het niet en die gelegenheid moest toch worden gegeven. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 5 wordt met algemeene stemmen aangenomen. Art. 6 met het daarop ingediend amendement van de heeren Troelstra en lljjlkema. De Voorzitter deelt mede, dat inderdaad sub d niet van de bouwcommissie afkomstig is, maar later is inge- laselit door de strafcommissie, op advies van den Directeur der gemeentewerken. De heer van Ketwich Verschuur meent, dat bij aan houding van art. 4 tevens art. (1 aangehouden dient te worden. De heer Beekhuis doet opmerken, dat het toch in de bedoeling ligt, over art. 6 ook wel discussie te houden. De Voorzitter verklaart alleen de aanhouding van art. 4 ïiit in stemming te zullen brengen. Bij ieder afzon derlijk artikel kan men dan verder zien. Met 11 tegen 10 stemmen wordt tot aanhouding be sloten. De beraadslaging wordt geopend. De heer Haverschmidt had een amendement gereed tot vrijstelling van bouwvereeuigingen van de betaling eener bijdrage, een bepaling die eenmaal werd toegepast en nu weer wordt afgeschaft op grond van de financieele faciliteiten, zegt de commissie, die het Rijk aan die vereenigingen verleent. Spreker vindt die voordeelen zoo groot niet. Men kan een voorschot krijgen, dat in 50 jaar moet zjjn afgelost, maar men betaalt daarvan rente; alleen wanneer men een oud stadsgedeelte her bouwt, krijgt men een bijdrage in de aflossing. De deelnemers in het stamkapitaal hebben hun geld wel nuttig, maar geenszins solide belegd. Bovendien kan men van een bouwvereeniging ver wachten dat ze de miniinum-eischen van de verordening belangrijk overschrijdt. Spreker neemt als voorbeeld de verecniging Eigen Brood, die woningen sticht met 2 vertrekken van 22.15 en 12.9 M2., terwijl ze met 1 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Mei 1905. 89 vertrek van 16 M2. kan volstaan, aan een straat van 5 M. met 2 trottoirs van 2 M. met een dubbele rij booinen en een goed aangelegd plantsoen, te zamen een terrein van 5494 centiare, dat circa 20 mille van aanleg kost en aan de gemeente wordt overgedragen. Wanneer nu per centiare bovendien nog een gulden of een daalder moest worden betaald, dan had de verecniging zich strikt gehouden aan de eischen der verordening en was er van een dergelijke royale uitvoering geen sprake geweest. Ook had men op het terrein, dat oorspronkelijk is aan gekocht voor 250 woningen zeker meer dan 126 gebouwd, waarmee hel nu ook geheel bezet is. Waar de Woningwet grootc verwachtingen heeft van bouwvereeuigingen, meent spreker dat de gemeente die instellingen ter wille moet zijn en daarom wenscht bjj dat het geschrapte artikel weer wordt opgenomen. De heer Hijlkema constateert, dat hetgeen de heer Haverschmidt wil, geheel gelijkluidend staat in het amende ment, dat spreker met den heer Troelstra te zamen heeft ingediend. Daaruit blijkt weer, hoe noodig het is, de behandeling aan te houden, daar ook de heer Haverschmidt de gedrukte amendementen niet goed heeft gelezen, liet staat in het amendement op art. 6 precies zooals in het oude artikel. De lieer Komter wenscht een enkele opmerking te maken, lil de memorie van toelichting bij het amende ment der heeren Troelstra en Hijlkema staat; '„het be drag der bijdragen is nog geen 1jaar geleden vastge steld en er is geen enkele omstandigheid aanwezig, die aanleiding zou geven om de cijfers te wijzigen". Daaromtrent is in de bouwcommissie uitvoerig gespro ken en zijn berekeningen gemaakt. De invloed der tegenwoordige verordening op de bebouwing van aan particulieren beboerende bouwterreinen is nagegaan. Jlet resultaat is geweest, dat men heeft gemeend, dat de bij dragen, die geheven worden krachtens de thans geldende verordening liet bouwen door particulieren bijna onmo gelijk maken. Er is een berekening gemaakt voor het reeds geruimen tijd te koop staande terrein van den heer Battard. Wanneer men daar straten zal aanleggen en de bijbetaling bij overdracht in rekening brengt, koint men zoo hoog, dat er niemand schijnt te zijn, die er voordeel iu ziet, het terrein te koopen. Eu er zijn andere terreinen, waar het net zoo mee staat. Men zal misschien zeggen, dat dan de grond te duur is, maar als men de opbrengst rekent als gardeniersland, schijnt het beter, het daarvoor te blijven bestemmen,dan het te verknopen voor lageren prijs. De Voorzitter wil er de leden, die vóór aanhouding zijn, op wijzen, dat daartoe bjj dit artikel minder nood zaak bestaat dan bij art. 4. Hier dient wel een uitspraak uitgelokt te worden, wat de Raad wil. Eenige jaren geleden is er ampel over gediscussieerd en gestemd of verkeersstraten zijn vrij te stellen en ook over dc quaestie tot welk bedrag de bijdragen geheven zullen worden. De Raad kan nu over dc vraag of men al dan niet daarop wil terugkomen, beslissen, zonder dat dit bindend behoeft te zijn voor de redactie van het artikel in ver band met art 4. Het moet blijken, wat de Raad wil. De heer Hijlkema blijft aanhouding practisch het beste vinden, ook iu verband met art. 4. De reden voor de indiening van liet amendement lag iu de zoobelaugrjjke afwijking in het ontwerp van hetgeen kort geleden met zoo goed als algemeene stemmen werd besloten. Het is een zaak van groot financieel belang. De heer Komter haalt nu als voorbeeld aan het land van Battard, maar de mogelijkheid is al opgeworpen, dat het te hoog in prjjs zou zijn. Misschien ligt het dan daaraan. Spreker wijst ook op de laatste alinea van art. 6, die volgens het ontwerp zou bepalen, dat voor 2de en 3de soort woonstraten de bijdrage kan worden gerestitueerd, wanneer in de eerste 5 jaar "/m van het aantal woningen niet duurder verhuurd zal zijn dan 2.voor de 2de en 1.50 voor de 3de soort. Jlet amendement strekt ook nog om die bepaling te doen vervallen en spreker gelooft inderdaad, dat zij zeer gevaarlijk is. (Jok de heer Teilegen heeft in de vergadering in de Klanderjj tegen die bepaling gewaarschuwd, omdat zij aanleiding zou kunnen geven tot allerlei misbruik. Spreker houdt het er voor, dat als deze bepaling werd aangenomen, de Raad zou komen te staan voor vele gevallen van kwade trouw. Misschien ook zou nog teruggetreden moeten worden van hetgeen vroeger reeds aan bijdragen is ontvangen, liet is een zaak, die rjjpeljjk overwogen dient te worden. van Ketwich Verschuur wenscht voor zich aan te dringen op aanhoudingde voorstel- De lieer niet verder Iers zelf wenschen echter uitstel, vóór de stemming zou spreker iu elk geval de leden gelegenheid willen geven om over artikel 6, voorkomende in het Gemeenteblad van 1964, no. 2, de discussion van 22 December 19(13 na te lezen. Met reden van wetenschap kan men de inlas- scliing van een dergelijke bepaling in liet ontwerp alleen beoordeelen als men nog eens overdenkt, wat toen is voorgevallen. De commissie is vooralsnog niet ingeno men met hetgeen de heeren Troelstra en Hijlkema thans er voor in de plaats willen stellen; liet is echter beter, opdat vooral de jongere Dalen met kennis van zaken oor- deelcn, deze zaak later te behandelen als ieder de ge schiedenis van dit artikel kent. De heer Janbeil wil, vóór dat er gestemd wordt over de aanhouding van dit artikel, nog even antwoorden op het gesprokene door den heer Hijlkema. Deze zegt, dat het van groot belang is, de zaak goed onder de ongeil te zien. Spreker ondersteunt dat; ieder zal wel begrijpen van hoe groot belang dit artikel is. Er is gesproken van gevaarlijk; spreker wil er op wijzen hoe zeer gevaarlijk het inderdaad is, als men vasthoudt aan het besluit van 1903. Hebben de Raadsleden niet ondervonden, dat se dert 1903 geen werkmanswoningen meer zijn gebouwd, om dat dit te duur wordt Geen ondernemer doet het meer. Eu toch bestaat er grootc behoefte. Als er ondernemers waren, die huizen bouwden van ƒ1.50, ƒ1.75 tot J 2. huur per week, zouden die verhuurd zjjn nog vóór ze klaar waren. Spreker behoeft niet te zeggen hoe nood zakelijk het is, dat aan die behoefte wordt voldaan. Re Raad keurt voortdurend woningen af; er moet opschuiving plaats hebben, zegt men en terecht. Maar is het nu niet teekcuend, dat geen ondernemers worden gevonden, om in de behoefte te voorzien 'i iflii spreker kan verzekeren dat in geen jaren iemand arbeiderswoningen zal durven bouwen, als hij 2.50 moet betalen per vierkanten meter straat. De opklimming der bijdrage is eigenlijk verkeerd om genomen, zou men kunnen zeggen, al heeft ook dit zjjn goede reden. Maar nu wil men vasthouden aan ƒ2.50. Wanneer dat gebeurt zullen, indien vereenigingen geen arbeiderswoningen bouwen, particulieren het zeker niet doen. De lieer Beucker Andreae wjjst er spreker tor loops op, dat afwijkingen kunnen worden toegestaan. Dan moet men echter telkens een smeekbede aanheffen en komt de Raad telkens voor de vraag te staan om zich aan de voorschriften niet te houden. Spreker heeft al vroeger een lans gebroken voor ver laging. Het eerste geval was met den grond van den heer van der Mejj aan den Westersingel. Eu daar had men nog burger- en heerenhuizen. Toen heeft spreker al gezegd stel het toch niet te hoog. Nu is het weer hetzelfde. Als het om een voordeel voor de gemeente is te doen, mag dit niet ten koste komen van den bouw van arbeiderswoningen. Die heeft men zoo hoog noodig en als men nu zóó duet, zal men ze nooit en nimmer krijgen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 6