100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 Mei 1905. was hij op die vraag niet voorbereid en valt het hem dus moeilijk, een positief antwoord te geven. Waar echter het feit bestaat, dat geen arbeiderswoningen ge bouwd worden, daar ligt het voor de hand, dat het ge noemde de oorzaak is. Dat is nu niet meer dan een veronderstelling, maar spreker kan er bijvoegen, dat hem van vele bouwers bekend is, hoe zij het om de hooge bijdragen niet aandurven. Spreker weet zeker, dat bij al de andere eischen, die men al stelt, alles wat daar in den laatsten tijd is bijgekomen, nu ook nog die bijdrage de bouwers afschrikt. En dat terwijl do lieer llijlkema zelf weet hoe groot de behoefte aan goede werkmans woningen is. Want hoeveel behoefte er bestaan moge hebben aan burgerwoningen, de behoefte aan arbeiders woningen is nog grooter. liet feit ligt er toe: zij komen er niet. Waar nu de bouwers zelf verklaren, dat zij door de bijdrage vooi'straatonderhoud worden afgeschrikt, beschouwt spreker deze nog altijd als de oorzaak van het niet bouwen. In het kort wil spreker er nog op wijzen, dat de be rekening van den heer Troelstra heel goed mag zijn, maar als de bijdrage voor de bouwers zich reduceert tot een kleinigheid, is het voor de gemeente ook maar een kleinigheid, die 75 of 71! cents rente - zooals spreker verstaan meent te hebben per jaar en per woning. Laat dan de gemeente die kleinigheid opofferen en zoo meehelpen, het bouwen van arbeiderswoningen in de hand te werken, vooral in de goedkoope soort van ƒ1.50 per week. Spreker hoopt, dat vele leden zullen meegaan met het artikel zooals het nu luidt. Persoonlijk zou spreker nog verder willen gaan en misschien is er nog iemand hier ter vergadering, die aandrang gevoelt tot de indiening van een amendement om de geheele bijdrage af te schaf fen. In elk geval zijn er redenen genoeg om niet hooger te gaan dan bet commissie-voorstel nu wil. De heer Duparc komt terug op het beroep, dat de heer llijlkema heeft gedaan op spreker's vroegere woorden. Spreker werpt het verre van zich, dat de heer Hjjlkema hein in tegenspraak met zichzelf zou hebben willen brengen. Sedert de besproken wijziging dor verordening zijn echter bijna twee jaren verloopen. Van den heer Jansen heeft men intusschen nader kunnen hooren, hoe de toestanden inmiddels zijn veranderd, en dat heeft de gecombineerde commissie dan ook geleid tot haar tegenwoordig voorstel, waarvan de strekking is om het bouwen van arbei derswoningen, waaraan groote behoefte bestaat, zooveel mogelijk aan te moedigen. De heer Komter dient met een enkel woord te ver klaren, waarom hij zal stemmen vóór art. (i, zooals het er iiii ligt, al bevredigt het hem niet geheel. De leden die zich herinneren wat door spieker is gezegd in de vergaderingen van 2 September 1902, 14 Juli en 22 December 1903, weten, dat bij niet met volle instemming kan meegaan. De besprekingen in de bouwcommissie hebben evenwel tot een vergelijk gevoerd. Daar waren voorstanders van afschaffing der bijdrage, waartoe spreker behoorde, maar tegenover deze waren er ook enkelen, die de nu voorgestelde bijdrage te laag vonden. Uit die botsing van meeningen is een vergelijk ontstaan; daarom acht spreker het practiseh, zijn stem te geven aan hot op dien grondslag geredigeerde artikel. Anders zou spreker's stem tegen het artikel natuurlijk precies eender werken als de stem van hen, die de bijdrage te laag vinden. Waar spreker zou tegenstemmen, omdat de bij drage hem nog te hoog is, zou hij in gezelschap komen van hen, die haar te laag achten. Onder die omstandig heden zal spreker zich liever met het artikel vereenigen. De heer Beekhuis constateert, dat het den Voorzitter bekend is, dat spreker zich in de gecombineerde com missievergadering het recht heeft voorbehouden om te spreken tegen hetgeen daar is besloten. Spreker behoort toch tot de voorstanders van het amendement Troelstra- Hijlkema; hij heelt zich afgevraagd, welke reden er voor den Raad kan bestaan, terug te komen op het zoo kort geleden genomen besluit; het is zeer belangrijk, daar nu tegen te reagecren zooals men bet wel mag noemen en moeilijk om alle gevolgen daarvan te overzien; als spreker zich afvraagt, wat de reden er toe zou kunnen zijn, vindt hij niets dan het argument van den heer Jansen, dat de bouw van arbeiderswoningen moet worden aangemoedigd. Maar als dat de grondslag is, waarop het voorstel berust, begrijpt spreker niet waarom nu de bijdragen voor (die straten zooveel lager gesteld moeten worden dan anderhalf jaar geleden. Dat zou dan toch alleen moeten slaan op de straten, waaraan arbeiders woningen worden gebouwd, dat zijn de straten 3de en 4de klasse. W aarvoor dan echter de bijdrage voor de lste en 2de klasse geheel prijsgegeven of verlaagd moet worden, is niet goed te begrijpen. Men mag toch ver onderstellen, dat aan straten lste en 2de klasse geen arbeiderswoningen gebouwd zullen worden. Spreker dunkt, dat het argument op den bouw van arbeiders woningen gebaseerd, in geen geval verder kan strekken dan tot de straten 3de en 4de klasse. Ook heeft de heer Troelstra door zijn becijfering reeds voldoende aangegeven, dat het voor de bouwers niet zoo groot verschil maakt. Do heer Jansen zegt, dat het dan voor de gemeente ook geen groot verschil is. Maar die redeneering is toch niet geheel juist. Voor cén huis is het verschil niet van belang; het is echter heel wat anders of men het gaat optellen voor een geheele straat. Dit wordt voor de gemeente heel wat anders en zoo wordt het voor deze wel belangrijk. Het is voor de gemeente een groote som, die evenwel over alle huizen omgeslagen voor elk afzonderlijk een gering bedrag vormt. De beraadslaging wordt gesloten, liet amendement- Troelstra, in stemming gebracht, wordt verworpen met 16 tegen 3 stemmen, die der heeren Beekhuis, Troelstra en llijlkema. liet eerste gedeelte van art. 6 wordt met algemeene stemmen, volgens het voorstel der gecombineerde com missie, aangenomen. De beraadslaging wordt geopend over de beide laatste alinea's van art. 6. De heer Hijlkema heeft de slot-alinea der commissie reeds in de vorige vergadering als gevaarlijk gequalifi- ceerd. Daarbij heeft spreker toen ook de opinie aange haald van den heer Tellegen, inspecteur van het woning toezicht te Amsterdam, die in het bijzonder op deze alinea heeft gewezen. Spreker verkeert dus in goed gezelschap. Hij zou gaarne de geheele alinea zien ver dwijnen; zijns inziens dreigt zjj aanleiding te geven tot last en misschien ook tot knoeierijen. De bepaling loopt over een tijdruimte van 5 jaar; de gemeente moet dan gedurende dien tijd controle uitoefenen. Er kan zooveel gebeuren in 5 jaar; de oorspronkelijke bouwer kan sterven, failliet gaan, een deel der huizen verkoopen, aan lager wal geraken en zelf bewoner worden, zoodat het dan onmogelijk wordt, de huur vast te stellen. Men dringt hier aan de gemeente een zeer ongewenschte controle op. Op de vergadering van de Friesche Bouwkring, waar de beer Tellegen sprak, werd door een ondernemer de vraag gesteld hoe het in geval van teruggave der bijdrage voor straatonderhoud met de rente van dat geld zou gaan. liet is maar een vraag, die echter ook al weer aanduidt, hoeveel haken en oogen er zijn aan deze bepaling. En dan die termijn van vijf jaar; het zal toch niet het doel van den Raad zijn, het mogelijk te maken, dat de eigenaar der woningen 5 jaar lang een lage huur neemt, om daarna de huur te kunnen nemen, die hij zelf wil. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 16 Mei 1905. 101 Spreker moet zijn stem tegen deze bepaling verheffen en raadt de commissie nog aan, de laatste alinea te schrappen l)e heer Troelstra staat ten aanzien van de laatste alinea van art. 6 geheel aan de zijde van zijn collega, vooral waar het bedrag nu zulk een kleinigheid zal worden; spreker berekende het straks op 75 cents per woning en per jaar, maar nu, bij de verlaging der straat- bijdrage van 2.50 tot 1.50 per M2- wordt het een nog veel miniemer bedrag. Kr bestaat dan waarlijk geen aanleiding om ingeval de huizen geen 1.50 per week opbrengen, maar wel 1.49 en daar benoden, in de noodzakelijkheid te kunnen komen om het geld te moeten teruggeven. Wanneer dat geld wordt betaald, laat men het inschrijven op het Grootboek om het onderhoud zooveel mogelijk uit do rente der bijdragen te bekostigen, wat lang niet kan, want heel hoog is de rente niet, al wil men het geld toch als een fonds reserveeren. Spreker vraagt met den heer llijlkema: wie zullen over 5 jaar eigenaars zijn; wat kan er niet gebeurd zijn over 5 jaar Het wordt een quaestie van speculatie en het zou tot allerlei verkeerdheden aanleiding geven. De Voorzitter geeft den heer Hjjlkema iu overweging, een voorstel te doen om de laatste alinea van art. 6 te doen vervallen, dan kan daarover gestemd worden. De heer Hijlkema stelt bij amendement vóór, de laatste alinea van art. 6 te schrappen. De heer Beerends constateert, dat de voorlaatste alinea bij aanneming van het amendement-IIijlkema toch behou den blijft. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming gebracht wordt het amendement-IIijlkema tot schrapping der laatste alinea aangenomen met 11 tegen 6 stemmen, die der heeren van Ketwich Verschuur, Jansen, Komter, Duparc, Menalda en Baart de la Faille. Artikel 6 in zijn geheel, zooals het is gewijzigd, wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. Artikel 8, zooals het is gewijzigd door de gecombineerde commissie. (Bijlage no. 17) Dc Voorzitter constateert, dat de wijziging zich bepaalt tot een enkele redactieverandering in verband met de nieuwe redactie van art. 4. Daartegen kan dus wel geen bezwaar bestaan. Met algemeene stemmen wordt bet artikel aangenomen. Artikel 9 wordt zonder beraadslaging met algemeene stemmen goedgekeurd, zooals het is gewijzigd door de gecombineerde commissie. (Bijlage no. 17.) Artikel 11, zooals het is gewijzigd. (Bijlage no. 17.) De Voorzitter wijst er op, dat achter de met name genoemde voorwerpen, in deze verbodsbepaling genoemd, is ingevoegd „en dergelijke voorwerpen", terwijl verder is opgenomen de bevoegdheid van Burgemeester en Wet houders om afwijkingen toe te staan. Het artikel wordt met algemeene stemmen aangenomen. Artikel 12, zooals het is gewijzigd door de gecombi neerde commissie. (Bijlage no. 17.) De Voorzitter doet opmerken, dat in de vorige verga dering de stemmen hebben gestaakt over een amendement van den heer Feddema op dit artikel, strekkende om de tweede alinea door een andere vervangen. Thans heeft de gecombineerde commissie een wijziging aangebracht, die met liet amendement verband houdt. Het reglement van orde verplicht spreker evenwel, het amendement op nieuw in stemming te brengen. De heer Feddema is niet tegenwoordig, spreker kan hem dus niet in overweging geven, zijn amendement thans terug te nemen en komt hier wel eenigszins in een impasse. De heer Baart de la Faille verzoekt, dat het amende- ment-Feddema nog eens wordt voorgelezen. De Voorzitter voldoet aan dat verzoek. Tot recht verstand wil de heer Beekhuis den Raad even deze opmerking voorhouden, dat waar de commissie nu een nieuwe redactie heeft ontworpen, waarmede voor een groot deel wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van den heer Feddema, het wenscbclijk schijnt, dat het amendement wordt verworpen. Waarschijnlijk zou de heer Feddema, indien hij aanwezig was, het amendement intrekken. Spreker geeft daarom beslist in overweging, het te verwerpen. In stemmig gebracht, wordt het amendement-Feddema verworpen met 16 stemmen tegen 1, die van den heer Jansen. De Voorzitter vraagt of de Raad thans tot stemming wil overgaan over het artikel. Anders wordt daarover de beraadslaging nu geopend. Dc heer Baart (Ie la Faille verklaart zeer verheugd te zijn geweest, dat volgens het oorspronkelijk ontwerp de wanden zouden verdwijnen; nu worden ze evenwel weer ingevoerd, met beperkende bepalingen weliswaar, maar spreker vreest toch dat het nadeel, dat vroeger aan dit euvel kleefde, daarmee zal terugkeeren, en niet geheel weggenomen blijken te zijn. De wanden moeten vocht- keerend worden afgedekt, mogen niet voor waterlossing gebruikt worden, maar ze zijn eenvoudig aan het oog onttrokken, en al zijn zij voor het oog hermetisch ge sloten, daar binnen kan weer allerlei verkeerds gebeuren, zonder dat controle mogelijk is. Als verdediging heeft spreker hooren aanvoeren, dat die wanden de gehoorigheid tusschen de woningen on derling kunnen doen verminderen. Spreker kan zich voorstellen, dat dit een voordeel is. maar dat kan ook anders gevonden worden, door spouwmuren te maken of open ruimte te laten. In één woord waar de wanden weer gesanctioneerd worden, kan spreker zich met bet artikel niet vereenigen, en prefereert hij de oude redactie. Men moet iu het geheel geen wanden toelaten. Het is wel uitstekend, zooals het nu geregeld isze moeten gesloten zijn en mogen niet gebruikt worden voor waterlossing, maar tusschen de muren kunnen dan toch in het geheim dingen plaats vinden, die evenals vroeger tot verontrei niging voeren. Er wordt afval tusschen geworpen en dat terwijl de ventilatie zeer beperkt is. Bjj den heer Tromp bestaat hetzelfde hygiënische be zwaar, als bij den heer Baart de»la Faille, want het is volkomen juist, dat dc wanden iu theorie hermetisch afgesloten kunnen heeten, maar in de practijk zal daar vaak wat aan ontbreken. Spreker wil de vraag stellen of vanwege Burgemeester en Wethouders een voortdurende controle geoefend zal worden. Een onhygiënische en ongezonde toestand dreigt terug te koeren, liet is wel te begrijpen, dat men van een ander standpunt de wanden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 3