urn. 144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1905. Summa summarum tellen de bezwaren van de min derheid der gascomtnissie dan ook niet veel in sprekers oogen en zal hij zich scharen aan de zijde van Burge meester en Wethouders. De heer Duparc meent, naar aanleiding van het dooi den heer van Messel gesprokene, er op te moeten wijzen, dat hij den heer Blom heeft genoemd, niet de eenige, maar een van de eerste specialiteiten op het gebied van gasfabricage. Nu zou men nog wel een tweede, ja nog wel een derde specialiteit er bjj kunnen roepen, doch, na de mededeeling van den heer Hijlkoma, zal dit wel geheel onnoodig zijn. Er is ook gewezen op het grootcre gevaar van inade ming van water-, dan van kolengas. Doch, gelijk de heer Blom in de bedoelde conferentie deed opmerken, ver raadt de reuk van watergas zich veel spoediger dan die van kolengas, zoodat men ook des te spoediger wordt gewaarsch uwd. Er is ook aanmerking op gemaakt, dat slechts één deskundige om advies is gevraagd. Spreker zou de zaak willen vergelijken bij een ernstig ziektegeval, wanneer men mede dikwijls de hulp inroept van een, niet echter van twee specialiteiten op geneeskundig gebied. De heer Oosterhoff komt nog even terug op de be schuldiging, dat de gascommissie over een zoo belangrijke zaak zulk een kort advies heeft uitgebracht. Kortheid, zegt spreker, is eene deugd, als uit het advies maar duidelijk blijkt wat men wil. Wat had er trouwens anders in moeten staan, dat niet reeds door den heer Blom gezegd was 't Had men de beschouwingen en conclusies van genoemden heer moeten overnemen, dan hadden de leden van den Baad tweemaal hetzelfde kun nen lezen en de heer van Messel, die er over klaagde dat de leden van den Baad zoo weinig tijd hadden, om zich van een en ander op de hoogte te stellen, had zich dan nog meer moeite moeten getroosten. Neen, die kortheid kan de gascommissie niet treffen als een verwijt! Wat voorts de beschuldiging betreft, door den heer van Messel uitgesproken tegen den Voorzitter der gas commissie spreker begrijpt niet hoe iemand een der gelijke beschuldiging kan uiten zonder zich van te voren volkomen op de hoogte der zaak te hebben laten brengen. Als de heer van Messel wist, wat er in de laatste jaren zoo al is voorgevallen in de gascommissie en het hande lend optreden van haren Voorzitter had kunnen gadeslaan, hij zou zeer zeker een en ander niet gezegd hebben. De Voorzitter constateert, dat de bezwaren, door den heer van Messel in het midden gebrachtgrootendeels zijn van forineelen aard en hoofdzakelijk hierop neer komen, dat geen rapport der gascommissie is overgelegd; dat de minderheid dier commissie niet in de gelegenheid is geweest een tegen-advies in te dienendat de waar nemend directeur der gasfabriek over het voorstel niet gehoord is, enz. Spreker wenscht echter de vraag te stellen of de leden van den Baad, na de kennisneming van het uitvoerig rapport van den heer Blom en na de toelichting, zoowel door dezen als door den voorzitter der gascommissie gegeven, nog niet genoeg licht hebben gekregen om zich over de onderwerpelijke zaak eene meening te vormen. Ter voorkoming juist van veel om slag is onlangs eene bijeenkomst gehouden, en hadden de leden van den Baad toen gelegenheid door het stellen van vragen van den heer Blom alle verlangde inlichtingen te verkrijgen. Wanneer ooit de leden van den Baad ten volle in staat zijn gesteld om over een zaak grondig te kunnen oordeelcn, dan is het zeker over deze geweest. Spreker meent dan ook deze bezwaren van den heer van Messel te mogen kwalificeeren als„het zoeken van spijkers op huig water". Wat nu de motie-Wilhelm ij betreft, als spreker goed geluisterd heeft, komen de heeren Feddema en "Wilhelmij tot de couclussie, dat een watergasfabriek beslist is af te keuren. Maar waartoe dan het uitstel, dat in de motie wordt voorgesteld Wat bereikt men als de zaak wordt verdaagd en later blijkt, dat de nieuwe directeur niet tegen de oprichting eener watergasfabriek gekant is Zal die enkele deskundige de heeren dan tot een ander inzicht brengen En immers staat de heer Blom in zijn oordeel omtrent het watergas-vraagstuk niet alleen vele deskundigen scharen zich in dezen aan zijne zjjde. Wij hebben ons daarvan kunnen overtuigen in de door den Wethouder Iljjlkema voorgelezen brieven. De vraag waar het eigen- 1 jjk om gaat is dezemoet er al dan niet spoedig een nieuwe steenkolengasfabriek komen? En deze vraag kan moeilijk anders dan toestemmend worden beantwoord de bestaande fabriek verkeert in slechten toestand, is overbelast en kan zelfs aan billijke eischen niet voldoen. oor die nieuwe fabriek nu zal eene andere plaats ge zocht moeten worden. Wanneer de nieuwe fabriek er zijn zal, is niet met zekerheid te zeggen in elk geval kan dit nog wel 8 a 4 jaar duren, er moet een geschikt terrein worden gezocht en de stichting zelve eischt maandenlange voorbereiding. Was 't voor een jaar, dan zou spreker kunnen meegaan om, behoudens eenige aan te brengen verbeteringen, den bcstaanden toestand te be stendigen, maar dit is, zooals hij reeds heeft aangetoond, het geval niet. liet wil hem daarom voorkomen, dat aanneming der motie-Wilhelmij ernstig moet worden ont raden. De heer Fetltlema wil nog even opmerken, dat de Voor zitter een verkeerde voorstelling van de zaak geeft door den heer Wilhelmij en spreker te laten zeggen, dat eene watergasfabriek niet deugt. De bedoeling is enkel deze als de bouw eener zoodanige fabriek noodzakelijk is, dan moet daarover eerst de nieuwe Directeur gehoord worden. De Voorzitter sluit thans de beraadslagingen en brengt in stemming de motie-Wilhelmij. Deze motie wordt verworpen met 12 tegen 7 stemmen, die der heeren Koopmans, Wilhelmij, Beerends, Jansen, Feddema, van Mossel en Lautenbach. De heer van Messel wil eerst in beginsel zien uit gemaakt of eene watergasfabriek zal worden opgericht en daarna c.q. stemmen over het voorstel van Burge meester en Wethouders. Dit wordt goedgevonden en met IJ tegen 6 stemmen besloten tot de oprichting eener watergasfabriek. Tegen stemmen de heeren Koopmans, Wilhelmij, Jansen, Fed dema, van Messel en Lautenbach. Hierna wordt in stemming gebracht onderdeel I van het voorstel (opdracht aan de firma Cutler en Sons of de firma Humphreys en Glasgow te Londen, tot de plaatsing van eene gecarboreerde watergasfabriek); het wordt aangenomen met 12 tegen 7 stemmen, die der heeren Koopmans, Wilhelmij, Beerends, Jansen, Feddema, van Messel en Lautenbach. Onderdeel II van het voorstel (opdracht aan den heer G. Wilson tot het leggen van een zinker) wordt aan genomen met 11 tegen 7 stemmen, die der heeren Koop mans, V ilhelmjj, Beerends, Jansen, Feddema, van Messel en Lautenbach. De heer Tromp is inmiddels vertrokken. Onderdeel ill van het voorstel, het in eigen bekeer uitvoeren der fundeeringswerken enz., wordt aangenomen eveneens met 11 tegen 7 stemmen, die der heeren Bee rends, Jansen, Feddema, van Messel, Lautenbach, Koop mans en Wilhelmij. Onderdeel IV, vergoeding aan de wed. Klopma en vermindering der huursom van het bij haar in hum- zijnde land, wordt' aangenomen met 18 tegen 5 stemmen, die der heeren Koopmans, Wilhelmij, Jansen, Feddema en van Messel. Onderdeel V, om aan Burgemeester en Wethouders een crediet toe te staan van ö5,Uüü.wordt aaugeuo- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1905. 145 men eveneens met 11 tegen 7 stemmen, die der heeren Koopmans, Wilhelmij, Beerends, Jansen, Feddema, van Messel en Lautenbach. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om een blanco-crediet te verleenen ter bestrijding van de kosten der ontvangst van H. M. de Koningin en Haar Gemaal. De beraadslaging wordt geopend. De heer Lautenbach acht het bijna overbodig, met een enkel woord zijn stem te willen toelichten, die tegen het voorstel zal zijn, niet omdat lijj bjj anderen achter staat in sympathie voor het Oranjehuis. Neen, hij kan er niet voor zijn, omdat het hier niet een bezoek speciaal aan de stad, doch aan de provincie betreft. In de tweede plaats vreest spreker, dat het subsidie het particulier initiatief zal verlammen, en ten derde moet hij bezwaar maken omdat de stand der gemeent.e-finantiën niet van dien aard is, dat een dergelijke waarschijnlijk vrij aan-- zienlijke uitgave kan worden veroorloofd, gelijk bij het laatste bezoek van II. M. ten volle is gebleken. De heer Koopmans schaart zich op de door den heer Lautenbach aangevoerde gronden aan diens zijde, echter in de verste verte niet, omdat hij zich niet verheugt over het hoog bezoek. Spreker heeft getracht, het raadsverslag der zitting, waarin in 1892 soortgelijk punt werd be handeld, ter inzage te krijgen. Het bleek, dat er niets van was te vinden, alleen, dat hoogstens 14000.was toegestaan. Waar men nu in 1892 een maximum stelde, daar vraagt hij, waarom kan dat in 1905 ook niet H Hij hoopt daarop antwoord te mogen ontvangen. Slechts enkele categorieën der ingezetenen zullen van het bezoek protiteeren, de meesten zullen echter kosten moeten maken. Spreker is er tegen, dat de kosten van versiering uit het crediet worden bestreden, dat moet, dunkt hem, meer uit de bijdragen der ingezetenen geschieden, overigons loopt hjj niet hoog met die versiering. Op een nationa- len feestdag als 81 Augustus, wanneer alle vlaggen zijn uitgestoken, vindt hij Leeuwarden al zoo mooi, dat er geene eerepoorten en dergelijke behoeven te verrijzen, om de versiering nog volkomener te maken. Als men Hare Majesteit en Haar Gemaal vroeg, of Zij de gemeente opgetooid of in haar gewone kleed wenschten te zien, dan gelooft spreker, dat Zij aan dit laatste de voor keur zouden geven. Aanmerkelijke sommen zouden dan bespaard kunnen blijven. Wel zal de gemeente iets moeten doen, maar daarbij acht spreker het weuscheljjk, dat een bepaalde som als maximum wordt genoemd. An ders gaat het allicht te grof, omdat liet toezicht bij het doen van uitgaven voor deze werken mocielijk is. f Leeuwarden is op zich zelf reeds zoo mooi, dat het met vele andere steden gerust de vergelijking kan door staan. De heer Beekhuis zou den beiden vorigen sprekers de vraag willen stellen als gij niet voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders zijt, wat wilt ge dan welf Het spreekt vanzelf dat het bezoek van de Koningin en den Prins aan de gemeente geld zal kosten. Waar nu onmogelijk van tevoren een bedrag dier kosten is te ramen, is het rationeel dat een blanco-crediet wordt verleend. Ia het voorstel is reeds te kennen gegeven, dat van het crediet een zuinig gebruik zal worden gemaakt; zoo zal spreker er persoonlijk niet voor zijn veel geld uit te geven voor versiering. De heer Jansen had aanvankelijk ook dezelfde bezwaren als de beide vorige sprekers wat betreft het verleenen van een blanco-crediet. Al dadelijk toen hij van het hooge bezoek hoorde, kwam de gedachte bij hem op „dat zal de gemeente groote kosten veroorzaken", en meende hij dat het toch wel goed zou zijn daarvoor een bepaalde som vast te stellen. Bij nader inzien is hij daarvan teruggekomen, omdat het bijna onmogelijk is, nu al een begrooting van kosten te maken, vooral met het oog op de onzekerheid wat er zooal gebeuren moet; hij gelooft dus dat Burge meester en Wethouders zich in dezen op het rechte standpunt plaatsen. Want indien er een grens wordt gesteld en deze overschreden, dan moet er toch opnieuw crediet worden gegeven. Bovendien staat tegenover de uitgaaf een équivalent: duizenden zullen Leeuwarden als centrum der provincie bezoeken en veel geld zal hier worden verteerd. Waar spreker overigens geen bezwaren tegen het voor stel kan vinden, hebben deze overwegingen hem geleid om zijn stem vóór het voorstel uit te brengen. De heer Lautenbach, onderschrijvende de opmerkingen van den heer Koopmans, meent, dat het voorstel veel te vroeg komt. De feestcommissie behoorde eerst dan bij de gemeente te komen, als zij wist, dat haar linan- cicele krachten te kort zouden schieten. Thans zal het crediet invloed uitoefenen op de gaven der ingezetenen, en dat wenscht spreker te voorkomen. De Voorzitter wil er op wijzen, dat het geenszins de bedoeling is, dat de gemeente de straten-versiering op zich neemt, doch zij zal enkele gemeentelijke gebouwen dienen te illumineeren, een illuminatie aanbrengen langs enkele grachten, enz Het is vooraf mocielijk te zeggen, maar in geen geval zal het aan het particulier initiatief iets afdoen. Iu 1892 is trouwens dezelfde wijze van handelen gevolgd. De heer Hijlkema zegt, dat de gemeente zijns inziens niet bevreesd behoeft te zijn voor een aanvrage dei- feestcommissie om steun. Op de circulaires is ruim ingeteekond en de voorgenomen feestelijkheden zullen kunnen plaats hebben. In 1892 was een subsidie toegestaan van 500. Daarvan behoefde echter geen gebruik te worden gemaakt, want de rekening der commissie gaf een batig saldo van ruim 111.— Het voorstel wordt hierna in stemming gebracht en aangenomen met 10 tegen 2 stemmen, die der heeren Lautenbach en Koopmans. 7. Rapport der 'ommissie, belast geweest nu t het on derzoek run eene wijziging der gemeentcbegrooting, dienst De heer van Messel verzoekt dit punt in stemming te brengen, omdat hij bezwaar tegen de daarop uitgetrokken som voor de stichting van een watergasfabriek heeft. De Voorzitter wijst er op, dat zoo pas tot stichting van een watergasfabriek is besloten en om het bedrag op de begrooting te brengen. Daarover kan nu niet weer gestemd worden. Men heeft hier nu te doen met „een formaliteit" wat dezen post betreft. De heer Feddema vindt hierin eene tegenstrijdigheid. Als door de stichting van de watergasfabriek tevens reeds tot wijziging der bogrooting was besloten, behoef de deze wijziging dan toch niet opnieuw in stemming te worden gebracht. De Voorzitter herhaalt, dat over dit punt reeds eene beslissing is genomen. Het is hier eenvoudig een maat regel van regularisatie, die echter in verband met de wet- teljjke voorschriften niet achterwege kan blijven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 6