Vergadering van Dinsdag 8 Augustus 1905.
146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Juli 1905.
De begrooting wordt gewijzigd en die wijziging moet
worden goedgekeurd en do balans opnieuw vastgesteld.
Hierna wordt de conclusie van liet rapport met alge-
meene stemmen aangenomen.
Mitsdien is besloten de begrooting der inkomsten en
uitgaven van de gemeente Leeuwarden voor het dienst
jaar 1905, te wijzigen, zooals woidt voorgesteld en de
balans der begrooting nader vast te stellen als volgt
Inkomsten 1,605.666.92.
Uitgaven- 1,305.666.32.
Saldo Nihil.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Augustus 1905. 147
Tegenwoordig 19 leden, te weten de hoeren Schoon-
dermark, Komter, Ilijlkema Troelstra, Wilhelmij, Koop-
mans, Jansen, Beerends, Lautenbach, Feddema, Feitz,
Tigler Wijbrundi, Menalda, Tromp, Baart de la Faille,
Beekhuis, Duparc, van Ketwich Verschuur en van Messel.
Afwezig de heeren: Oosterhoff, Wolff, Beucker Andreae
en Haverschmidt.
Voorzitter: de heer J. Troelstra, Wethouder, waar
nemend Burgemeester.
I. De notulen van de op Dinsdag 25 Juli 1.1. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. Bericht van afwezigheid van den heer Mr. I. Wolff,
die daarbij tevens afscheid neemt van zijne medeleden
en den wensch uit, dat 's Raads arbeid bij voortduring
den bloei dezer gemeente moge ten goede komen.
Bericht van afwezigheid van de heerenOosterhoff en
Beucker Andreae.
De Voorzitter zegt, dat uit de medegedeelde kennis
gevingen van de heeren Oosterhoff en Wolff blijkt, dat
geen van beiden weder cene raadsvergadering zullen
bijwonen. Wij allen hebben indertijd zeker met leedwezen
vernomen, dat zij zich voor eene hernieuwing van hun
mandaat niet beschikbaar stelden. Beide heeren toch zijn een
reeks van jaren lid dezer vergadering geweest, de heer
Wolff met eene tusschenpoos van een paar jaar. Deze
was enkele jaren wethouder en de heer Oosterhoff lid
van vaak meer dan eene commissie.
Beiden waren zeer verdienstelijke leden, die steeds met
belangstelling en toewijding de belangen der gemeente
hebben behartigd en in ruime mate hebben medegewerkt
tot vruchtdragende samenwerking.
Hoezeer nu die heeren niet meer in deze vergaderingen
rechtstreeks zullen medewerken tot de bevordering van
gemeentebelangen, zoo mogen we aannemen, dat zij bij
voortduring zullen voortgaan algeineene belangen te
helpen bevorderen.
Spreker uit ten slotte den wensch, dat zij nog lange
jaren getuigen mogen wezen van den bloei dezer gemeente
(Applaus).
2. Resolutie van Gedeputeerde Staten d.d. 27 Juli
1.1. no. 88, waarbij is aangehouden de beslissing op het
raadsbesluit van den 25 Juli 1.1., tot wijziging der ge-
meentebegrooting voor 1905, met mededeeling echter,
dat de nieuwe uitgaafpost, „Kosten ter gelegenheid van
het bezoek van II. M. de Koningin en Z. K. II. Prins
Hendrik der Nederlanden" geacht kan worden reeds te
zijn goedgekeurd.
3. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd
a. bij resolutie van 27 Juli 1905 no. 84 het raads
besluit d.d. 27 Juni 1.1. tot overname van grond van
Mej. G. W. Beekhuis te Amsterdam;
I). bij resolutie van 28 Juli 1.1. het raadsbesluit d.d.
25 Juli 1.1. tot onderhandsche opdracht aan de firma
Saml. Cutler en Sons of de firma Humphreys en Glasgow
te Londen van de levering en plaatsing van een water
gasfabriek.
c. bij resolutie d.d. 3 Augustus 1.1. het raadsbesluit
d.d. 27 Juni 1.1. tot nadere wijziging der gèmeentebe-
grooting, dienst 1905.
4. dat door Gedeputeerde Staten bij resolutie van 3
Augustus 1.1. no. 67 vergunning is verleend voor bet
leggen van ecu ophaalbrug over het Vliet, met intrekking
der vroegere vergunning voor eene vaste brug aldaar.
5. adres van M. Wiemcrs om wederom in huur te
bekomen het gardeniersland „het Blokkeland" aan de
Dockumer Ee.
6. adres van het bestuur der Friesche tuinbouwver-
eeniging om het gebouw op de voormalige vischmarkt
van 1 April 19061 April 1907 wederom voor het
houden van veilingen te mogen gebruiken.
7. dankbetuiging van S. Snieder, eervol ontslagen
werkman, bij de gemeentereiniging, voor het hem toege
kend pensioen.
8. dat aan S. en Y. Verhoeve alhier provisioneel in
koop is afgestaan een gedeelte van bouwblok VI/; der
terreinen aan het Nieuwe Kanaal, tor oppervlakte van
plm. 30 M2., voor ongeveer 135.ter aanvulling van
reeds vroeger door hen gekocht terrein.
9. dat bij openbare aanbesteding van verfwerken zijn
gegund aan P. J. Voormey en Co. alhier
perc. 1 voor 591.—3 voor 309.—4 voor
294.— 5 voor 229.—.
aan II. Piqeur alhier
perc. 6 voor 84,90; 14 voor 59.25;
aan O. Bajeina alhier
perc. 8 voor 45.11 voor 34.
aan I'. J. Koopmans alhier
perc. 10 voor 35.80 perc. 12 voor 87.perc.
13 voor 170.—
aan W. J. de Jong alhier
perc. 2 voor 325.
aan W. Koolstra alhier
perc, 9 voor 92.
aan G. Visser en P. Brinkman alhier
perc. 7 voor 477.
De stukken en mededeelfngen, genoemd onder de num
mers 14 en 79 worden voor kennisgeving aange
nomen, die onder nos. 5 en 6 ten hue van prae-advies
gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders.
10. dat het leveren en plaatsen der fabriek voor
gecarbureerd watergas is opgedragen aan de firma Saml.
Cutler en Sons te Londen voor 53760.
De heer Feddema zou naar aanleiding van deze me
dedeeling aan Burgemeester en Wethouders de vraag
willen richten of de inschrijvingen van Cutler en Sons
en die van Humphreys en Glasgow geschied zijn naar
éénzelfde planindien iedere firma een plan inzond, wie
de adviseur van Burgemeester en Wethouders is geweest
bij het nemen hunner beslissing.
De Voorzitter gelooft niet gehouden te zijn op de vraag
van den heer Feddema te antwoorden. Het betreft hier
een raadsbesluit, waaraan Burgemeester en Wethouders
uitvoering hadden te geven, en zij hebben dit gedaan
overeenkomstig dat besluit. Men zal er wel niet aan
twijfelen, dat zij dit gedaan hebben naar hun beste weten
en zij na voorlichting de levering hebben gegund aan
den laagsten inschrijver. Spreker betwijfelt of het wel
opgaat, dat Burgemeester en Wethouders bij elke gunning
eener aanbesteding als het ware ter verantwoording wor
den geroepen, waarom een werk aan den een is gegund
en niet aan den ander. Ook het recht van interpellatie
heeft grenzen. In elk geval meent spreker, dat Burge
meester en Wethouders niet gehouden zijn op vragen
als de onder werpelijke, door een enkel lid gedaan, te ant
woorden.
De heer Jansen heeft met eenige verwondering het
antwoord van den Voorzitter gehoord. De gang van
zaken is toch, dat de raad het besluit neemt om een
werk te doen uitvoeren bij aanbesteding; verder wordt
de uitvoering aan Burgemeester en Wethouders op-
gedra gen. Hierbij betrachten dezen nimmer geheimhou
ding; die aanbestedingen zijn steeds openbaar en Burge
meester en Wethouders doen den Raad daarvan mede
deeling. Ook hier betreft het geen geheime zaak.
Daarom begrijpt spreker niet het ontwijkende antwoord
van den Voorzitter op de vraag van den heer Feddema.
Ook den heer Feddema heeft het antwoord van dep