178 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1905. onderwijs, op gelijke wijze moeten geschieden. Wordt de aanstelling der onderwijzers echter aan Burgemeester en Wethouders opgedragen, dan kan ze voor een be paalden tijd geschieden. De heer Van Ketwich Verschuur constateert, dat sedert de ruim 25 jaar, dat de herhalingsscholen alhier bestaan, het aanwijzen van de leerkrachten daarbij door Burge meester en Wethouders uit de onderwijzers aan de gewone lagere scholen altijd goed gewerkt heeft. Sedert jaar en dag zjjn onderwijzers en hoofden der herhalings scholen op die wijze benoemd. Nu stellen Burgemeester en Wethouders terecht voor die wijze van benoemen te bestendigen doch daar de Raad zich bij de benoeming van den heer Boersma, die de leider van school 12 in haren geheelen omvang zoude zijn, in dien zin reeds heeft uitgesproken, wenschen Burgemeester en Wethouders do benoeming van dit hoofd aan den Raad over te laten hetgeen bovendien door het meer omvangrijke onderwijs aan die school, dat zich op de grens van het middelbaar onderwijs beweegt, wordt gerechtvaardigd. Er is alles vóór, zoo te doen en het overige te houden zooals het steeds was. Spreker's amendement dient alleen om de redactie van het artikel begrijpelijker te maken. De Voorzitter meent, dat de wijzigingen, door den heer van Ketwich Verschuur aangebracht, inderdaad verbeteringen zijn. Bij den Raad zullen zjj wel geen bezwaar ontmoeten. Spreker meent echter, dat ook in de eerste alinea na „herhalingsonderwijs" nog moeten worden ingevoegd de woorden „bedoeld in het eerste lid van art. 10." De heer Besuijen handhaaft zijn denkbeeld en wenscht een amendement voor te stellen op alinea 3. De heer van Ketwich Verschuur had reeds de eer te doen opmerken, dat het denkbeeld van den heer Besuijen een novum is, waarvan de noodzakelijkheid niet is gebleken. Ieder, die zich iets meer dan gewoonlijk met het onder wijs bemoeit, zal al spoedig ontdekken, dat voor het herhalingsonderwijs meer bijzondere eischen gesteld moe ten worden aan de leerkrachten, dan voor het gewoon lager onderwijs. Men krijgt daar leerlingen, die niet geregeld de klassen bezoeken, een complex van kinderen die lang niet allen op de zelfde hoogte staan en ouder en dikwijls lastiger zijn; daaruit vloeit voort, dat bijzondere eischen gesteld moeten worden aan het onderwijzend per soneel, zal dit onderwijs vruchtbaar zijn. Daarom is het juist, dat de benoeming na advies van den schoolopziener en de Commissie van Toezicht door Burgemeester en Wethouders geschiedt, die alle in voortdurende aanraking zijn met het onderwijzend personeel en bovendien niet gelijk de Raad, eene meer blijvende benoeming behoeven te doen, maar telkens na een jaar kunnen overwegen of het gewenscht is, de benoemingen te hernieuwen. liet personeel van de herhalingsscholen wordt alhier steeds bij de gewone onderwijzers gevonden, die toch alle reeds door den Raad benoemd zijn. Dit zijn sprekers motieven tegen het denkbeeld van den heer Besuijen; men vermij- de toch allen onnoodigen omslag. liet amendement van den heer Besuijen wordt niet ondersteund en maakt geen onderwerp van beraadslaging uit. De heer Besuijen vraagt aanteekening in de notulen, dat hij zich tegen het artikel heeft verklaard, zooals het er nu ligt. Art. 14 met de amendementen van den heer van Ket wich Verschuur wordt aangenomen zonder hoofdelijke stemming. II. Wijziging der verordening tot het heffen van schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs. De beraadslaging wordt geopend. De heer Duparc komt terug op het straks door hem gesprokene ten aanzien van den naam der school. Nu in het artikel wordt gesproken van „dagschool voor voortgezet onderwijs" zou men den avondcursus kunnen noemen „avondschool voor voortgezet onderwijs". De Voorzitter zegt, dat hij zooeven ook reeds van opinie verschilde met den heer Duparc over dit punt. Burgemeester en Wethouders hebben gevolgd de nomen clatuur der verordening op het openbaar lager onderwijs van 1904. Daarin staat, dat er is 1 school der 4de klasse (dagschool voor voortgezet lager onderwijs.) Het is niet denkbaar, dat de Raad zich toen vergist heeft en evenmin, dat de Raad nu weer verandering zou willen brengen in de in 1904 vastgestelde terminologie. De heer Duparc meent, dat later van de twee woorden „herhalings- en voortgezet" het laatste is vervallen. Het zou kunnen worden onderzocht en met het oog hierop zou het overweging verdienen, de nadere redactie op te dragen aan Burgemeester en Wethouders, om de bena ming in overeenstemming te brengen met vroegere be sluiten. De Voorzitter noemt het heel vriendelijk van den lieer Duparc, dat deze wel aan Burgemeester en Wethouders machtiging wil geven om een nadere redactie vast te stellen, maar het behoeft nieter is geen fout, die her stelling noodig heefter bestaat in dezen geen vergissing. In 1904 heeft de Raad gezegd hoe hij wilde, dat zijn scholen zouden heeten. In Juni van dat jaar heeft de Raad in de verordening op de schoolgeldheffing die namen nog eens vastgelegd Burgemeester'en Wethouders hebhen die verordening nauwkeurig gevolgd en behoeven dus geen volmacht van den Raad om de redactie nog eens te herzien. De heer Duparc blijft volhouden, dat er toch iets met den tekst is gebeurd. Aangenomen worden met algemeene stemmen II sub a en b. Sub e. Wijziging van art. 3 eerste en tweede lid der verordening tot het heffen van schoolgelden. De heer valt Ketwich Verschuur dient een amendement in op sub c, strekkende om art. 3, eerste lid, te lezen als volgt „Kinderen en onvermogende pupillen van onvermo- genden kunnen zonder betaling van schoolgeld op de scholen der eerste klasse, der tweede klasse a, der vierde klasse en op de herhalingsschool (vervolgcursus op de school der vierde klasse) worden toegelaten." Het is een redactiewijziging, die alleen beoogt, een meer geregelde lezing te bevorderen. De aangebrachte wijziging wordt overgenomen; art. 3 wordt goedgekeurd. Eveneens sub d. III. De heer van Ketwich Verschuur dient bjj de behan deling van art. 10 der verordening tot regeling der jaar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 September 1905. 179 wedden van het onderwijzend personeel een amendenient in om het nieuwe artikel te lezen „De jaarwedde van den onderwijzer, hoofd der her halingsschool (vervolgcursus op de school der vierde klasse) bedraagt 500. Do overige onderwijzers aan die school genieten eene jaarwedde berekend naar 60 per weke- lijksch lesuur. „De belooning voor den onderwijzer, belast met de leiding eener herhalingsschool, bedoeld in art. 10 dei- verordening tot regeling van het O. L. O., bedraagt ƒ175, voor de andere onderwijzers ƒ125 per cursus van ten hoogste honderd twee en negentig lesuren." Spreker achtte het wat eigenaardig, het artikel met een uitzondering te laten aanvangen, zooals voorgesteld wordt met: „Behoudens het bepaalde in het tweede lid" en heeft daarom het eerste en tweede lid verwisseld en bovendien ter voorkoming van misverstand in het nu tweede lid achter „herhalingsschool" ingevoegd„bedoeld in art. 10" enz. Deze wijziging wordt overgenomen en met algemeene stemmen Ontwerp I, zooals het is gewijzigd, goedgekeurd. Ontwerp II. Reglement voor de herhalingsschool (ver volgcursus op de school der vierde klasse). Artikel 1 wordt met algemeene stemmen aangenomen. Artikel 2. De beraadslaging wordt geopend. De heer Besuijen vraagt waarom aan een school voor handel en administratie ook de kennis der natuur wordt onderwezen. De heer van Ketwich Verschuur antwoordt, dat het idee voorzit, ook o.a. warenkennis, en wat verder voor den handel van belang is te doceeren en dit onderwijs hangt met dat in de kennis der natuur, waarvan het een onderdeel is, samen. De heer Besuijen meende dat men onder „kennis der natuur" verstondplant-, dier- en natuurkunde. Is warenkennis bedoeld, dan ware het beter, het zoo te noemen. Dat kan toch als apart leervak worden aan gemerkt. De heer van Ketwich Verschuur zegt, dat al hetgeen gedoceerd zal worden meer uitvoerig, in het volgens art. 21 der wet L. O. vast te stellen leerplan zal komen te staan. De beraadslaging wordt gesloten. Art. 2 wordt aan genomen. Artikel 3. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Ketwich Verschuur dient een amendement in om de woorden „voor zoover mogelijk," wegens het verband met en de aansluiting van deze herhalingsschool aan school 12, te schrappen. Die aansluiting mag niet in liet minst twijfelachtig zijndeze vervolgcursus is bepaaldelijk gecreëerd om aan te sluiten aan de dag school de kinderen moeten na tot hun 12de of 13de jaar gewoon lager onderwijs ontvangen te hebben, nog een paar jaar flink uitgebreid onderwijs genieten vóór dat zij komen tot .liet eigenlijke vakonderwijs, waartoe zij eerder nog niet rijp zijn. Op deze herhalings-avond- school gaat dan het onderwijs in twee richtingen, het eene in de richting van het technisch en ambachtsonder- wijs, het andere in de richting welke noodig is voor kantoor- en handelsbedienden enz. Een eerste eisch nu is, dat dit onderwijs nwet aan sluiten aan de dagschool en niet „zooveel mogelijk." Uit een gesprek daarover met den heer Boersma, het hoofd der school, bleek het spreker, dat dan ook op de avondschool wordt voortgegaan met een volgend deeltje van denzelfden leercursus, dien men voor verschillende vakken op do dagschool gebruikt. Nu blijft het moge lijk dat ook anderen zich aanmelden die niet school 12 hebben doorloopen, maar hoofdzakelijk toch wordt deze vervolg-cursus opgericht voor de leerlingen die school 12 verlaten hebben; beide inrichtingen van onderwijs moeten dus één geheel vormen. Dat is ook geheel in overeen stemming met alle besprekingen in 1902 en 1903 over het plan tot oprichting van school 12 en. haren vervolg cursus gevoerd. Overeenkomstig den wensch van den heer van Ketwich Verschuur worden de woorden „voor zoover mogelijk" geroyeerd en art. 3 daarna aangenomen. Art. 4. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Ketwich Verschuur wijst er op, dat de 2de en 3de alinea van dit artikel, betreffende de vacan- tie niet thuis behooren in deze verordening. Ook in de andere schoolverordeningen komen zulke bepalingen niet voor; ze behooren in het leerplan te huis, en hij stelt voor deze twee alinea's te schrappen. Met schrapping der beide laatste alinea's wordt art. 4 aangenomen. Art. 5. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Ketwich Verschuur doet opmerken, dat ook de bepalingen der lesdagen en van het juiste aantal lesuren op die dagen niet in de verordening, maar in het leerplan volgens art. 21 Wet L. O. thuisbehoort. De voorgestelde uren van 69 op Donderdagavond zouden ook wellicht ongeschikt zijn voor jongelieden, die op handelskantoren of in winkels werkzaam zijn op den avond vóór den wekelijkschen marktdag kunnen vele hunner door de patroons slecht worden gemist. Ofschoon de heer Boersma zelf die uren op dien avond had voor gesteld, is ook hij, nadat spreker hem op dit bezwaar had opmerkzaam gemaakt, na raadpleging met handelaren en winkeliers, tot de conclusie gekomen, dat dit geen geschikte lesavond is. Men behoudt zijn vrijheid door een en ander in het leerplan te regelen en spreker stelt daarom voor, art. 5 te lezen als volgt „Het onderwijs wordt gegeven in de lokalen van ge meenteschool no 12 en wel op vier avonden in de week telkens 2 of 3 uren." In dezen vorm wordt het artikel aangenomen. De overige artikelen worden zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. Ontwerp III. Wordt met algemeene stemmen zonder beraadslaging aangenomen. 6. Voorstel van de heeren Koopmans, Jansen en Lau- tenbach tot invoering van een srlieklsi/erecht. Bijlage no. 27.) De beraadslaging wordt geopend over het voorstel en het gelijktjjdig aan de orde gestelde, heden medegedeelde adres der Kamer van Arbeid. De heer Jansen wenscht het verzoek om uitstel, in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 4