190 Verslag van de handelingen van den gemeenteraa aan te geven, wordt eveneens geleidelijk en al naar mate de stratenaanleg, gelijk boven sub I omschreven, tot stand komt, demping der Lijkvaart verplichtend gesteld en daarbij de nadere verplichtingen gesteld 1. dat het te dempen gedeelte van de rest zal worden gescheiden door middel van een enkele houten dam, bestaande uit vuren battings le soort, van zulk eene lengte dat zij 1.50 M. in den vasten grond komen en met de boveneinden gelijk staan met den berm van de Spanjaardslaan dat deze battingen worden gesteund door 2' hooge gordingen van Amerikaansch greencn bout, zwaar 20 bij 25 centimeter en van zulk eene lengte, dat zij ter weerseinden 1 Meter in den vasten wal steken 2. dat de vaart geheel droog worde gemaakt en van blabber en vuil gereinigd, die geheel moet worden ver voerd naar elders-; 3. dat de demping met goeden grond, die niet krimpt, geschiede binnen een maand na bet gereedkomen der rioleering in de Spanjaardslaan tot zulk eene hoogte, als onder de bewerking door den Directeur der gemeente werken zal worden aangegeven. c. door adressanten zal voor bet van gemeentewege op de sub a bedoelde werken te houden toezicht verschuldigd zijn een bedrag van 15 cent per Ma. van de over te dragen straten, zijnde f 0.15 x 0100 f 915.te betalen in drie termijnen, tegelijker tijd met de boven bedoelde bijdragen en wel voor de sub 1 genoemde straten f 439.50 71 n n - n n 307.50 V J! 0 77 108. III. als rooilijnen voor de te stichter gebouwen vast te stellen de op de teekening getrokken roode lijnen IV. ten tijde waarop en de wijze, zooals Burgemeester en Wethouders dit geraden zullen oordeelen, aan de Zuidzijde van de Spanjaardslaan in verband met boven staand stratenplan een trottoir aan te leggen en Burge meester en Wethouders te machtigen, om ter plaatse, waar aansluiting der aan te leggen straten aan de Spanjaardslaan plaats vindt, tot rooiing van bestaande hoornen en verwijdering van aanwezig beestergewas over te gaan. 0. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van een adres van het Comité voor eene in 1900 alhier te houden tentoonstellingom tot dat doel den Areiulstuin tijdelijk in gebruik af le staan. De Voorzitter deelt mede, dat juist nog een schrijven is ingekomen van den heer O. Sijtstra, hoofd van gemeente school no. 7, die verklaart, alsnog de belangen van het onderwijs aan zijn school te willen bepleiten vóór dat de ltaad in discussie treedt over deze zaak. Het schrijven wordt voorgelezen. De beer Duparc zal zich niet kunnen vereenigen met bet afwijzend prae-advies. Hij wil de motieven er van nagaan. Ten eerste noemen Burgemeester en Wethouders de vrees voor beschadiging van bet opgaand geboomte door onverschilligheid of ruwheid. Spreker gelooft, dat nu voortdurend veel meer vrees voor beschadiging bestaat. Zooeven beeft men kennis kunnen nemen van het schrijven van het hoofd van school no. 7. De leerlingen nu van deze school en van eenige andere scholen in de nabijheid, die dagelijks eenige malen den Arendstuin passeeren, te zamen een duizendtal zullen zeker veel meer schade toebrengen aan den tuin dan ooit te vreezen is van een tentoonstel ling op bet terrein. Met het oog op den betrekkelijk korten duur der ten toonstelling, spreker meent drie weken, die ook van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1905. nog voor een deel in de vacantie valt, zijn de bezwaren, in het adres van den heer Sijtstra genoemd, inderdaad zeer overdreven te noemen. Als echter de tentoonstelling hier wordt gehouden is de vrees voor beschadiging van het plantsoen juist veel geringer. Thans zijn er geen bewakers, en dat kan ook niet altijd, doch het tentoonstellingscomité zal zeer zeker wel voor bewakers zorgen, zoowel bij den opbouw als bij het afbreken, en in niet mindere mate bij de tentoonstelling zelve. Boven dien wil het comité volle verantwoordelijkheid op zich nemen voor toe te brengen schade. Een tweede argument is, dat, volgens het rapport van den heer Springer te Haarlem, de toestand van den Arends tuin nu eigenlijk zeer slecht is. De heer Springer is echter van oordeel, dat, na afloop der tentoonstelling, wanneer de slechte dekstruiken zullen worden vervangen door schoone bloemstruiken, dit een aanmerkelijke ver betering zal geven. Yeel boomen en struiken zullen moeten gerooid, dit is zeker, maar dit is juist een mooie gelegenheid, 0111 hier eens een flinke opruiming en zui vering te houden. Spreker dunkt dat men ook daarom met beide handen de gelegenheid moest aangrijpen, die door het tentoonstellingscomité wordt aangeboden. Er staan daar volgens het rapport van den heer Springer, een massa boomen, ten nadeele van andere boomen. Die zullen er 1111 uit komen. liet derde argument is, dat de Directeur van Gemeen- tewerken en de opzichter der beplantingen zich nooit in afkeurenden zin over het plantsoen hebben uitgelaten en nooit voorstellen tot verbetering hebben gedaan. Dit argument is al heel weinig klemmend. Spreker heeft allen eerbied voor de bekwaamheid van deze beide amb tenaren. Wat echter Burgemeester en Wethouders ten hunnen aanzien in het midden brengen, is geheel van negatieven aard. De heer Springer spreekt evenwel po sitief. Hoeveel waarde spreker anders ook hecht aan het oordeel van de genoemde gemeente-ambtenaren, in deze zaak gaat het advies van een specialiteit als de heer Springer hij spreker hoven alles. (De heer Besuijen: mr. Z. van den Bcrgh!) Blijft nog over het financieel bezwaar, liet comité zou bij mislukking der tentoonstelling eens niet bij machte wezen, de kosten van herstel der aangerichte schade te vergoeden. Adressanten verklaren echter zelf er voor te zullen zorgen, dat het plantsoen weder in even goeden, men zou kunnen zeggen beteren, - toestand aan de gemeente wordt opgeleverd. Spreker heeft in dit opzicht allerminst bezwaar. Het comité zal wel zorgen voor een flink waarborgfonds en anders toch is ook de financieele soliditeit der comitéleden hoog genoeg, 0111 te mogen beweren, dat voor de vrees van Burgemeester en Wethouders niet de minste grond bestaat. Besumeerend komt spreker tot de conclusie, dat de argumenten van Burgemeester en Wethouders niet krachtig genoeg zijn om daarop tot de afwijzing van het verzoek te besluiten. De heer Wilhelmij meent, dat het niemand zal ver wonderen dat hij als een der ondertcekenaren van het adres van het Uitvoerend Comité der zoo mogelijk in 1906 te houden Tentoonstelling niet kan medegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om in afwij- zenden zin hierop te beschikken en daarom is spreker zoo vrij, een poging te doen om aan te toonen dat dit advies steunt op zeer zwakke gronden le. wordt door Burgemeester en Wethouders gezegd, dat zij dit plantsoen beschouwen juist als het minst geschikt voor eene tentoonstelling Ten aanzien van dit punt vermeent spreker te kunnen wijzen, op de groote voordeelen die dit terrein aanbiedt, en die elders zouden worden gemist en welke voordeelen zijn aangehaald in het adres van het Comité, waaruit spreker ze voorleest. Ook verwijst spreker naar het advies van den heer Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 October 1905. 191 Springer uit Haarlem, iemand die als tuinarchitect in den lande hoog staat aangeschreven, die toch zegt dat dit terrein hiervoor zeer geschikt is, terwijl liij tevens diverse plaatsen opnoemt, waar tentoonstellingen juist bij voorkeur, op een soortgelijk terrein zijn gehouden, o.a. in Arnhem op het Velperplein in 1873; in het Van der Werf Park te Leiden, op het Frederiksplein te Am sterdam, in de Hertenkamp te Haarlem. Ook de Directeur der Gemeentewerken verklaart zich in geenen deele tegen dit terrein, hoewel hij zegt dat hij geen advies uitbrengt, omdat bij eene bespreking met Burgemeester en Wethouders, bleek, dat bij dit College en bij enkele Baadsleden reeds eene gevestigde opinie bestond, om hiervoor in geen geval toestemming te verleenen. 2e. /eggen Burgemeester en Wethouders, dat de boomen zullen worden beschadigd, ja misschien vernietigd; de grond zal worden omgewoeld en dan kunnen de wortels gevaar loopen. In één woord, het geheele plantsoen zal óf platgetrapt óf omgewoeld worden, en het zal in 2 a 3 jaar niet weder iii goeden staat zijnterwijl Burgemeester en Wethouders er nog aan toevoegen, dat wanneer de tentoonstelling financieel mislukt, het Comité allicht niet bij machte is de kosten van aanleg te ver goeden. Wanneer men nu het rapport nagaat van den Directeur der Gemeentewerken met verwijzing naar zijne teekening P, waarop voorkomen alle boomen, en heester vakken, dan is de tegenwoordige toestand verre van mooizoo zelfs dat de opzichter Bosma, meer dan eens aan den Directeur heeft gezegd, „wanneer ik over meer werk krachten konde beschikken, zoude ik reeds lang ver nieuwing van de heestervakken hebben voorgesteld." Ook is volgens den Directeur der Gemeentewerken de plaatsjng der heestervakken en bloemperken minder gunstig. Hij schrijft verderhet is mij dan ook reeds van mijne komst in deze stad af, bijna een dagelijksche hinder geweest, dat de Arendstuin, dat zoo'n mooi parkje had kunnen zijn, eigenlijk dien naam niet verdient. De heer Leonard Springer zegt hiervan, na in het breede te hebben uitgeweid over diverse boomen en struiken, die moeten en kunnen worden verwijderd, omdat zij daar niet op hun plaats zijn, zal het parkje Leeuwarden waardig worden, dat het park na afloop der tentoonstel ling, en het vervangen van de slechte dekstruiken door schoone bloemstruiken zeer in fraaiheid zal winnen. Wat betreft het punt, dat bij eene financieele misluk king der tentoonstelling het Comité zijn verplichtingen niet zal nakomen, het dunkt spreker, dat dit door Bur gemeester en Wethouders niet ernstig is gemeend de ondei teekenaars van het adres kunnen z. i. toch niet beschouwd worden, als mannen, die aan hunne verplich tingen niet zullen voldoendachten Burgemeester en Wethouders dat dit wel het geval konde zijndan kunnen hiervoor de noodige waarborgen worden genomen, en zal het Comité zich hieraan nimmer onttrekken bovendien zijn het ernstige mannen, die niet over één nacht ijs gaan, en waar hun door drie vereenigingen reeds eene belangrijke som is toegezegd, daar zal dit bedrag nog worden vergroot door een te maken waar borgfonds. Yog wijzen Burgemeester en Wethouders er op, uat dit terrein natuurschoon oplevert, en dit zal moeten verliezen. Waar het Comité echter alles wil vergoeden, ja het zal verbeteren, daar vermeent spreker dat het natuurschoon van den Arendstuin er bij zal winnen. Ten slotte mag nog opmerkzaam gemaakt worden op het adres der ingezetenen, meest allen neringdoenden, en voorzien van ruim 50Ü handteekeningen, waarin zij instemming betuigen, en dus met het Comité van oordeel zijn, dat hunne belangen hiermede ten zeerste zijn gemoeid, dat de tentoonstelling in den Arendstuin wordt gehouden, wijl het verkeer door de stad hiermede wordt bevorderd, en hunne winkels daardoor mede de aandacht der be zoekers tot zich trekken. Va dit gesprokene drukt spreker als zijn oordeel uit dat de leden van den Baad wel zullen doen, met het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet aan te nemen, geloovende gerust met den heer Springer te kunnen zeggendat het Gemeentebestuur met gerust heid het terrein kan afstaan aan het Comité, op voor waarden door Burgemeester en Wethouders te bepalen, zoodat het Comité verantwoordelijk blijft voor de her stellingen aan liet terrein en voor de goede zorir der boomen. Vat nu nog aangaat de ingekomen missive van het hoofd der school 110. 7, kan spreker mededeelen en men kan er de kaart op nagaan dat door het Comité verandering is gebracht in de plaatsing van het hoofd gebouw. Terwijl dat eerst bij de school zou worden geplaatst, is het nu van de school weggenomen en voor de Manege gebracht. De heer Sijtstra zegt nog, dat het I licht in de school zal worden betimmerd, maar ook dit is veranderd; de gebouwtjes vóór de school krijgen geen grootere hoogte dan 3 M. Het worden kiosken voor den verkoop van goederen. De heer van Ketwich Verschuur meent, dat er in het prae-advies van Burgemeester en Wethouders een lacune is, hierin bestaande, dat er niet is gelet, althans niet voldoende gelet, op de belangen der om den Arendstuin liggende scholen. V 11 heeft men gehoord, wat de heer i Sijtstra schrijft, die zegt, dat het onderwijs aan zjjn school door al de te wachten drukte zeer benadeeld zal worden. Dit kan ieder trouwens wel nagaan. Vu valt wel de tentoonstelling zelve ten deele in de vacantie, zoo als de heer Duparc zeide, maar het geraas ontstaat juist reeds j bij het opbouwen van allerlei tenten en als men de kaart beziet, blijkt hot, hoe de geheele Arendstuin met groote houten gebouwen wordt bezet. Terwijl nu de tentoonstelling wordt gehouden van half Juli tot half Augustus, zal men zeker wel zes weken van te voren, dus 1 Juni, moeten beginnen met alles in orde te maken j en wanneer men nu nagaat, dat hier, behalve de school van den heer Sijtstra, ook het Gymnasium ligt, dan springt het groote bezwaar nog duidelijker in het oog. Het Gymnasium komt geheel binnen het tentoonstel lingsterrein te liggen en hier zjjn de laatste 6 weken vóór de zomervacantie voor de jongelui de moeilijkste en meest inspannende. De weken voorafgaande aan het veel omvattend en voor de moesten niet gemakkelijk eind-examen, en aan de overgangsexamens, die ook aan de jongelui veel moeite en zorg geven, cischen een rus tige omgeving. Deze omstandigheden zijn er bepaald tegen 0111 het verzoek in te willigen, zoodat spreker dan ook vóór het afwijzend prae-advies van Burgemeester en Wethouders zal stemmen. De onderwijsbezwaren tegen het houden der tentoonstelling op deze plaats zijn zijns inziens onoverkomelijk. Vu zou men ten aanzien der plaatsing van de gebou wen de voorwaarden kunnen stellen door den vorigen spreker aangeduid, maar men kan er nooit aan ontko men, dat weken lang een kolossaal geraas zal hoerschen in de gansche omgeving, dat aldaar juist zeer hinderlijk zal blijken te zijn. Het gymnasium komt geheel in het terrein der tentoonstelling te liggen; er is toch in do stukken sprake van, dat aan de leeraren passepartouts gegeven zullen worden, waaruit blijkt, dat zjj over het tentoonstellingsterrein zullen moeten gaan doordat hut gymnasium geheel wordt geënclaveerd door tenten en kramen en midden in het geraas komt te liggen. Jlet komt spreker voor, dat behalve de ruim 300 kinderen van gemeenteschool 7 de ongeveer 70 jongelui op het gymnasium, waaronder 13, die eind-examen moeten doen, in die meest dringende weken zooveel mogelijk stilte om zich heen moeten hebben. liet gymnasium is indertijd juist aldaar gebouwd om dat het een stille plek was, met een groote ruimte er 0111 heen, hie niet volgebouwd zou worden. Met het oog- op het Lager en llooger Onderwijs is het dus geen zaak dat de gevraagde vergunning wordt verleend. Spreker

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 5