286 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 Vovember 1905. In de sectie is ook gesproken over de verhouding, waarin de Bank van LeeniDg staat tot de gemeente. De gebouwen der Bank staan niet op naam der gemeente. Nu mag het een ongezonde toestand worden genoemd, dat de bank steeds met verlies werkt, liet kan er toe leiden, dat ze eenmaal wordt opgeheven en op welke wijze kunnen dan de gebouwen kadastraal ten name der gemeente worden gesteld? Hoe dan eventueelen verkoop te doen plaats hebben of te voorkomen Zal de gemeente dan de vrije beschikking niet over de gebouwen derven? liet is op grond van deze overwegingen, dat hij eeno motie indient, om Burgemeester en Wethouders uit te noodigcn, de overschrijving der gebouwen van de Bank van Leening op naam der gemeente te bewerkstelligen. De Voorzitter vraagt of de heer Koopmaus kan aan- toonen, dat Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid hebben om die overschrijving te bewerkstelligen. Zoolang hij in gebreke blijft daarvoor de noodige bewijzen bij te brengen, zullen Burgemeester en Wethouders in dezen weinig kunnen doen. De heer Koopmans onderstelt, dat de Commissie van administratie thans homogeen is met Burgemeester en Wethouders, en dus tot samenwerking bereid zal worden bevonden. I)an wijst de eenvoudige weg, om de over schrijving te verkrijgen, zich van zelf aan. Spreker zou gaarne willen weten, wanneer en waarom de gebouwen op naam der Commissie zijn gesteld. Dit is voor Burgemeester en Wethouders, die over de ge gevens beschikken, gemakkelijker te onderzoeken dan voor hem. liet zou hem veel moeite geven en bovendien kosten met zich sleepennu zal niemand van hem kun nen vergen, dat hij, die zijn tijd reeds geeft voor 't be lang der gemeente, daarvoor ook nog kosten maakt. De heer Beekhuis geeft den heer Koopmans in over weging de motie in dien zin te wijzigen, dat Burgemeester en Wethouders worden uitgenoodigd ter zake een onder zoek in te stellen. De Voorzitter weet zich te herinneren, dat ettelijke jaren geleden er een verschil was gerezen tusschen Bur gemeester en Wethouders en de Commissie van admini stratie der Bank, over de thans besproken kwestie, liet slot is geweest, dat de leden der Commissie en corps hebben bedankt als zoodanig. Spreker weet overigens niet, of de leden dezer vergadering zooveel belang stellen in het door den heer Koopmans besproken punt. Als liet alleen voor eigen liefhebberij is, kan liet onderzoek moeielijk aan Burgemeester en Wethouders worden op gedragen. De heer Van Ketwich Verschuur deelt mede, dat de Bank van leening ccne schepping der gemeente is. Spreker hoort nu evenwel voor het eerst, dat de gebouwen staan geboekt ten name der Commissie voor die bank, en dit dunkt hem voorshands onjuist. Spreker begrijpt dan ook niet, dat niet al reeds eerder en beter naar deze zaak geinformeerd is. IIjj wil echter geen oordeel vellen en liever aan Burgemeester en Wethouders verzoeken omtrent die eigendomskwestie een nauwgezet onderzoek in te stellen. Wordt de motie in dien zin gewijzigd, dan zal spreker daarin gaarne meegaan. De lieer Beucker Andreae had dezelfde opmerking willen maken als de Voorzitter, llij zou den voorsteller in overweging willen geven, zijne motie te wijzigen. Spreker herinnert dat een 20 jaar geleden onder den toenmuligcn Burgemeester Lvcklama a Nijeholt de Baad bij meerderheid van stemmen besloten heeft, de Bank van Leening als eene gemeentcinriehting te beschouwen, tengevolge waarvan de toenmalige commissie in haar ge heel is afgetreden. De gebouwen stonden toen ten name van de Commissie der Bank van Lecning en naar spreker vermeent is die tenaamstelling nooit gewijzigd. Een onderzoek in dezen acht spreker wel wenschelijk. De heer lansen hoort eveneens van deze vrij belang rijke zaak thans voor het eerst. In de sectiën is er mis schien met een enkel woord over gesproken, maar hem als verslaggever is er niets van bekend, zoodat hij hoopt dat dit niet als een verzuim Rapporteurs zal worden aangerekend. Hierna dient de heer Koopmans. met intrekking dei- vorige, de volgende motie in De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit te onderzoeken of de gebouwen van de Bank van Leening niet belmoren te worden overgeschreven op naam der gemeente Leeuwarden. De voorsteller zegt, dat het de bedoeling is, de on roerende goederen op naam der gemeente te doen over schrijven. Bij hem zit geen liefhebberijvoor, doch wel het streven, om later moeielijkheden, die mogelijk groote zorg aan de gemeente konden veroorzaken, te voorkomen. De motie wordt thans met aigemeene stemmen aange nomen. Volgno. 196198, 199, zooals dat is gewijzigd bij nader voorstel van Burgemeester en Wethouders, 2UÜ tot 2U2, worden daarna goedgekeurd. Volgno. 203 Jaarwedden e. a. der onderwijzers 135.62U.— De heer Tromp heeft reeds iu de sectie de aandacht gevestigd op den onvoldoenden toestand van gemeente school no. 2. Naar aanleiding van liet medegedeelde in de Memorie van Antwoord meent spreker hier nog even op te moeten terugkomen. De gemeenteschool no. 2 is in vele opzichten inferieur aan de andere scholen de ventilatie is slecht, de plaatsing der privaten eveneens, terwijl eene speelplaats geheel ontbreekt. Doch het zijn niet alleen deze technische bezwaren die spreker heeft ten aanzien van gemeenteschool no. 2. Er wordt n.l. van de ventilatieinrichting ook nog niet voldoende gebruik gemaakt: meermalen werd opgemerkt, dat de ramen ge sloten bleven tusschen de schooltijden. Verder wenscht spreker in overweging te geven, naar aanleiding van het ontbreken eener speelplaats, eene kleine wandeling tus schen de schooluren, klasgewijs. De Voorzitter kan den heer Tromp de verzekering geven, dat vaii diens opmerkingen nota zal worden ge nomen. De heer Van Ketwich Verschuur acht de opmerking van den heer Tromp omtrent slechte ventilatie en pri vaten van deze school volkomen juist. Doch de vraag is, hoe daarin verandering aan te brengen spreker heeft met liet hoofd der school en den Directeur van Gemeen tewerken herhaaldelijk getracht eene oplossing te vinden liet mocht hun niet gelukken dit is inderdaad niet ge mak kelijk. De speelplaatsen zijn moeilijk bij allo scholen te ver krijgen bij school 5 is zij klein, bij andere scholen in liet geheel niet aanwezig. School 1 b.v. mist ze, school 8 id., school 4 heeft eene kleinescholen 9 en 11 daaren tegen hebben goede gelegenheid om te spelen. Als de heer Tromp eene goede oplossing vindt voorde Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. 237 door hem geconstateerde gebreken, krijgt bij van spreker een pluimpje. De heer Tromp gelooft dat hier een misverstand bestaat, 't Was niet spreker s bedoeling eene klacht in te dienen over de ventilatie der privaten, maar speciaal over die der school, welke door hare ligging tusschen andere gebouwen zoo zeer behoefte hoeft aan frissche lucht. Dat bij de meeste andere scholen geen speelplaats is, is waar, maar daar treft men dan toch vaak eene open ruimte in de buurt aan, waar do kinderen zich kunnen opfrisschen. Waarom zouden dan de leerlingen van school Mo. 2 bij die der andere scholen moeten achterstaan De heer Van Ketwich Verschuur heeft nu beter be grepen, wat de heer Tromp onder „ventilatie" verstond deze spreker bedoelde daarmede het na schooltjjd open zetten der ramendit is het werk van ieder onderwijzer voor zijn lokaal na het einde d.er lessen en zal in den regel ook wel niet verzuimd worden. Het hoofd der school kan echter niet telkens nagaan, of de ramen in al die localen wel zijn opengetrokken die kan 't niet helpen als 't eens niet plaats heeft. De heer Tromp voor de derde maal het woord ver krijgende, beaamt dit volkomen. Maar er zijn andere factoren waarop hier de aandacht dient te worden ge vestigd wanneer de schoonmaaksters des Zaterdags de school reinigen, is het mogelijk dat zij de ramen sluiten en niet weer openen. Dan ligt de schuld dus niet bij de onderwijzers maar bij de schoonmaaksters. Wat spreker met zijne mededecling beoogde, is alleen er de aandacht op te vestigen, dat ten aanzien van school no. 2 meerder toezicht noodig is. Volgno. 2U3, en de volgnos. 204217, worden daarna goedgekeurd. Volgno. 218Kosten van rechtstreeks van gemeen tewege verstrekte voeding en kleeding aan behoeftige schoolkinderen ƒ300. De Voorzitter brengt hierbij tevens in bespreking een adres van de afdeeliug Leeuwarden e.o. van den Bond van Nederlandsche onderwijzers, houdende verzoek om op de begrooting een bedrag uit te trekken, waarbij aan art. 35 der Leerplichtwet eene alleszins voldoende uit- i voering kan worden gegeven. Den heer Besuijen spijt het dat dit adres niet is voor gelezen het is de lezing wel waard. Zooals aan de leden bekend is, werd door spreker eene kleine enquête in zake schoolvoeding en kleeding ingesteld, omdat het hem duidelijk was, dat aan de regeling daarvan iets moest mankceren. De heeren kregen een overdruk uit de Leeuwarder Courant thuis gezonden, waarin de uitslag vermeld staat, zoodat spreker bet niet noodig acht daarbij uitvoerig te blijven stilstaan; met toestemming der vergadering zal hij, voor zoover het de enquête zelf betreft, den uitslag in het stenogram doen opnemen. Spreker wil daarom nu slechts in het kort het volgende memoreeren. Aan 42 klasse-onderwijzers werd door hem eene vra genlijst toegezonden, waarop 40 antwoorden inkwamen. De eerste vraag: „hoe groot is het aantal leerlingen uwer klasse", werd gedaan om te weten te komen liet gemiddelde cijfer van bevolking der klassen. Het ant woord was nog al niet ongunstig: de 1411 kinderen, waarover het onderzoek zich uitstrekte, waren geplaatst in 40 klassen, dus gemiddeld 35 in elke klasse. Het antwoord op de tweede vraag, gaf als een algemeen oor deel, dat goede voeding en kleeding een gunstigen in vloed hebben op den gang en de resultaten van het onderwijs. De derde vraag luidde: „Is het volgens uwe meening voldoende, dat er alleen klompen worden verschaft of bestaat er ook gebrek aan kousen en sokken Spreker kwam tot het stellen dezer vraag op grond van verschil lende toestanden, die hem persoonlijk bekend waren. En nu meent hij onder de aandacht te moeten brengen welke eene overeenstemming hier valt te constateeren van de 40 onderwijzers (essen) waren er 38, die deze vraag toestemmend beantwoordden. De vierde vraag (alinea 1)„was naar uwe mooning de uitreiking van klompen in vorige jaren voldoende", werd gedaan omdat de feiten hadden aangetoond, dat de verstrekking van schoeisel onvoldoende was, alsmede op grond der omstandigheid dat indertijd in den Raad een stem is opgegaan, om aan de betrokken hoofden van scholen dank te betuigen voor de „zuinige wijze", waarop door hen klompen worden verstrekt. Dit ware beter achter wege gebleven, want de enquête heeft aan bet licht gebracht, dat de verstrekking beslist onvoldoende was. liet oordeel der klasse-ouderwijzers (essen) is in dezen bijna algemeen. Vraag 4 (alinea 2): „acht gij uitbreiding van het nu toegepaste systeem wenschelijk," werd verschillend beant woord. Eer wij 1 sommigen aandrongen op uitbreiding van het aantal klompen en op uitbreiding van het kin dertal dat ontvangt, klaagden anderen over de veel te lange tijdruimte tusschen de aanvrage en de uitreiking. Vraag 4 alinea 3„zoudt ge uitreiking van klompen aan alle kinderen der 3e klasse scholen meer gcwenscht achten," werd gedaan omdat bij de tegenwoordige rege ling het zeer goed mogelijk is, dat ouders, die wel klompen voor hun kinderen noodig hebben, ze niet aan vragen om een onderzoek to vermijden. Door deklom pen voor alle kinderen zonder onderscheid verkrijgbaar te stellen, zouden ook deze stille armen geholpen zijn. Zoo .zijn nog verschillende andere vragen gedaan, die naar spreker mag aannemen, voldoende bekend zijn en derhalve onbesproken kunnen blijven. Spreker meent echter nog de aandacht te moeten vestigen op de brieven der schoolhoofden, die hij gevonden heeft bij de stukken der begrooting. De voorzichtigheid waarmede deze hoofden zich uitdrukken, verbergt echter niet dat door hen wordt gevoeld, dat er nog wel t een en ander aan de regeling mankeertde heer V isser zegt, dat er wel behoefte is aan voeding en kleeding; terwijl de lieer Bonman verklaart dat aan voeding vermoedelijk geen behoefte bestaat, daarentegen de verstrekking van kleeding, meer speciaal van klompen, hoogst waarschijnlijk noodig zal zijn om te voorkomen, dat sommige kinderen uit gebrek aan schoeisel de school verzuimen. De heer Boersina meent dat aan verstrekking van kleedingspeciaal klompen, inderdaad behoefte is. Beide laatste hoeren noemen kleedingwaardoor de mogelijkheid blijft, dat ook aan andere zaken dan klompen alleen be hoefte bestaat. Het adres van den Bond van onderwijzers, onafhanke lijk en geheel los van de door spreker ingestelde en quête of van zijn persoon aan den Raad gezonden, noemt dezelfde feiten, constateert dezelfde behoeften en tevens dezelfde gebreken van het tegenwoordig systeem. Met het oog op een en ander, stelt spreker dan ook voor den post te verhoogen tot 10UU.—Leeuwarden blijft dan nog beneden üpsterland, dat 1100.— en relatief beneden Deventer en Middelburg, die respect. ƒ950.en 700.- voor betzelfde doel hebben uitge- trok ken. Spreker zou in overweging willen geven ook eeus een proef te nemen met eene andere wijze van controle. Een der hoofden schreef spreker, dat de klasse-onder wijzeres) door zijne (hare) bekendheid met ouders en leerlingen, de wenscheljjkheid van, ja de behoefte aan betere voeding en kleeding kan constateeren. Een eerlijke verklaring, waarvoor spreker dit hoofd dankbaar is. De

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 14