250 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905.
Voortgezet op Donderdag 9 November 190a.
gewettigd, wanneer wordt aangetoond, dat de huur te
hoog is, iets dat ook door den voorsteller niet zal worden
beweerd.
De heer Schoondermark meent juist bij herhaling het
groot belang te hebben betoogd, dat er in ligt, dat de
commissaris bij het politie-bureau woont. Wanneer hij
nu morgen de huur opzegt, kan hij gaan wonen waar
hij wil, wat zeker in het nadeel voor de uitoefening
zijner functie zou zijn. Dat kan men niet voorkomen
door zijn tractement te verhoogen en daarom juist stelt
spreker voor, hem vrije woning te geven, speciaal in die
woning en niet om werk te maken van tractements-
verhooging. Voor den commissaris wordt het een ver
mindering van uitgaven, wat financieel hetzelfde is als
vermeerdering van tractement, maar met dien verstande,
dat de gemeente dan kan zeggen, dat hij daar moet
wonen. Dat maakt, dat er wel degelijk verschil is tusschen
tractementsverhooging of aanwijzing eener vrije, ver
plichte woning.
De heer Beekhuis is van oordeel, dat toch nog een
argument bestaat om bet nu niet te doen. Er is juist
een verandering van het stadhuis en het bureau van
politie aan de orde. Hoe het daarmee zal aHoopen kan
nog niemand zeggen. Misschien zal het bureau of de
woning van den commissaris elders worden geplaatst.
Ook op grond van deze kans, dat het huis anders zal
worden gebruikt, is de tijd om een beslissing in den
geest van het voorstel te nemen, zeer ongunstig. Spreker
meent, dat het beter is een compleet voorstel van Bur
gemeester en Wethouders af te wachten. Men kan de
zaak dan geheel overzien en beter beslissen dan wanneer
men haar eerst ten deele regelt.
De heer Burger begroet het hier uitgesprokene denkbeeld
wel met eenige sympathie, doch wil zijn eindoordeel op
schorten, totdat men weet, wat Burgemeester en Wethouders
zullen voorstellen. Met den heer Schoondermark meent
spreker, dat als men in het belang der politie den com
missaris eene ambtswoning kosteloos aanbiedt, het daaruit
voor dezen voortvloeiend voordeel rechtens niet als tracte
mentsverhooging behoeft te worden beschouwd. Toch steunt
spreker nu het voorstel van den heer Beekhuis om het niet
aan te nemen. Spreker zal waarschijnlijk tegenstemmen,
niet omdat hij in het algemeen tegen de zaak is, maar
omdat hij het onderzoek van Burgemeester en Wethouders
wil afwachten en vernemen, wat van dien kant zal worden
voorgesteld.
De heer Koopmans wil in navolging van den heer Burger
motiveeren, waarom hij zijn stem waarschjjulijk zal uit
brengen in den geest van den lieer Beekhuis. Spreker
zou gaarne meegaan met den heer Schoondermark wan
neer hij gerustgesteld kon worden ten aanzien van één
vraag. Wanneer het nu bewoonde en bedoelde perceel
niet meer beschikbaar is, is dan de gemeente zedelijk
verplicht om een ander te verschaften In aanmerking
nemende het tractement van den titularis, zou dat dan
geen huis van 250.— kunnen zijn, maar een van
ƒ400.of ƒ500.moeten worden. Wanneer dat er in
zit, is spreker er tegen. Indien het alleen geldt, zoolang
de commissaris dit huis bewoont, gaat spreker mee in
het belang der politie.
De heer Schoondermark gelooft, dat het 't verstandigst
is, het voorstel nu in te trekken. Uit het debat heeft
spreker de overtuiging verkregen, dat de vergadering in
principe wel meegaat. Werd nu om andere redenen
het voorstel toch verworpen dan zou dit misschien aan
de zaak slechts schade doen. Spreker trekt dus zijn
voorstel in.
De posten 26 tot 37 worden zonder beraadslaging met
algemeene stemmen goedgekeurd.
Yolgno. 38. Aflossing van schuld door de Gasfabriek
5837.50.
De Voorzitter deelt mede, dat een voorstel-Besuijen is
ingekomen om de buitengewone aflossing der gasfabriek
niet uit te trekken pro memorie, doch voor een bedrag
van 17.757.07è- Spreker gelooft, dat na het gespro
kene bij de algemeene beschouwingen een toelichting
door den heer Besujjen overbodig zal zijn.
De heer Komter wenscht terug te komen op een ge
zegde van den heer Troelstra. Waar spreker verklaarde,
uit een oogpunt van regelmaat het voorstel-Besuijen te
willen steunen, zeide de beer Troelstra, dat spreker toch
jarenlang was meegegaan met de boeking van de op
brengst der bouwterreinen aan het Kanaal. Velen zullen
zich echter herinneren, dat spreker zich daar vroeger
ook tegen heeft verzet. Als eene herhaalde poging, om
iets te veranderen echter niet slaagt, is spreker gewoon,
zich ten slotte neer te leggen bij liet gevoelen der meer
derheid en daar niet telkens weer tegen in te gaan. Wie daar
uit de conclusie trekt, dat spreker het er ook mee eens
is, vergist zich.
Hier heeft men te doen met een met medewerking
van den heer Korthals Altes in elkaar gezette balans der
gasfabriek, die voor buitengewone aflossing aan de ge
meente onder de uitgaven brengt een winstcijfer van
ƒ17.757.071. Zooals door den heer Besuijen is aan
getoond, moet men die 17.757.071 weer terugvinden
ouder de inkomsten, in plaats van den memorie-post, met
het gevolg, dat de onder volgno. 264 voor onv oorziene
uitgaven uitgetrokken som, met dat bedrag wordt ver
hoogd. Er is niets tegen bij genoemd volgnummer bin-
nenkoloms, te vermelden, dat het uit winst van de gas
fabriek voortspruit.
Op dezelfde wijze zou men met dé memoriepost voor
opbrengst bouwterreinen kunnen handelen, waartegenover
dan in uitgaaf het bedrag voor stratenaanleg kou worden
geplaatst, zoodat de posten voor tijdelijke geldleeningen
en voor aflossing van tijdelijke geldleeningen konden
verdwijnen, wat de administratie duidelijker en eenvoudiger
zoude maken.
De lieer Troelstra zal het voorbeeld van den heer
Besuijen volgen en er niet meer over praten. Alleen een
enkele opmerking. Wanneer men het bedrag op het volle
cijfer uittrekt en meerekent op de begrooting, zet men
deze voor een groot deel op losse schroeven. Er is ge
zegd, dat men het op onvoorzien kan brengen, dat denk
beeld is door spreker zelve geopperd, maar dan moet
men er bij voegen, dat de som er wel staat, maar dat
men er niet aankomen mag! In verband met het gisteren
gesprokene blijft spreker er tegen.
De beraadslaging wordt gesloten, liet voorstel-Besuijen
in stemming gebracht wordt verworpen met 10 tegen 4
stemmen, die der heeren Besuijen, Komter, Jansen en
Koopmans.
De volgnummers 39 tot 43 worden zonder beraadsla
ging goedgekeurd.
Post 44. Opbrengst der exploitatie van de gasfabriek
272.925,99.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Besuijen wijst er op, dat de cokes-prijs voor
1906 is vastgesteld op 45 ets. In 1905 was dat 42.1 ets.,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. 251
Voortgezet op Donderdag 9 November 1905.
een verhooging dus met 21 ct. Intusschen wordt de cokes
op het oogenblik werkelijk verkocht voor 60 en 65 ets.,
aanzienlijk meer dan in de begrooting staat te lezen. De
motiveering is het prijsverschil tusschen de cokes aan de
gasfabriek en bij particulieren, den geheelen zomer lOii 15 ct.
bedragende, zoodat aanleiding bestond tot verhooging
van den prijs aan de gasfabriek. Maar wanneer de par
ticuliere leveranciers in staat waren, den geheelen zomer
10 ct. meer te maken, blijkt daaruit, dat zij dat ook nog wel
langer zullen kunnen volhouden. Als de gemeente dus den
prijs verhoogt, kunnen de particulieren dit ook doen. Een
stijging van den gemeente cokes-prjjs opent de gelegenheid
voor een algemeene verhooging niet alleen van cokes bij
particulieren, maar van alle brandstofprijzen. Nu is ver
hooging van den gemeentelijken cokes-prijs het verzwaren
eeuer soort van accijns, van een verbruiksbelasting en
nog erger wordt het als men bedenkt, dat niet alleen de
verbruikers der gemeentecokes getroffen worden, maar
alle ingezetenen van Leeuwarden, door de mogelijkheid
van een verhooging van alle brandstofprijzen.
Spreker zou den Baad willen voorstellen, te besluiten,
dat de cokes in 1906 verkocht zal worden voor den
in de begrooting genoemden prijs van 45 ct. Zooals men
nu bezig is met het bepalen van een prijs, waaraan men
zich niet houdt, brengt men de begrooting in de war.
Spreker stelt de volgende motie voor
„de Baad, besluit de cokes der gemeentelijke gasfabriek
„in 1906 verkrijgbaar te stellen tegen den prijs, in de
„begrooting van 1906 genoemd. (45 cent)."
De Voorzitter meent, dat waar geen wijziging van den
begrootingspost wordt voorgesteld, waardoor aan de be
doeling uitdrukking kan worden gegeven, de zaak ge
rekend moet worden, nu minder eigenaardig aan de orde
te zijn.
De lieer Hijlkema zou den Baad in overweging willen
geven, niet in te gaan op het denkbeeld van den heer
Besujjen. De vastgestelde prijs is een middenprijs. Nu
zou de heer Besuijen zich altijd daaraan willen houden,
maar dat is niet mogelijk. In de begrooting moet men
wel een som uittrekken en dus berekenen naar een be
paalden prijs. Voor den werkeljjken verkoop moet de
prijs echter rekening houden met de wisselende behoefte.
In den zomer zal men misschien beneden het vastgestelde
cijfer moeten gaan.
De heer Besuijen laat het voorkomen alsof de gasfa
briek in de prijsbepaling voorgaat. Dat is een oinkcering
van den toestand, die niet opgaat. De gasfabriek regelt
zich integendeel naar de particuliere prijzen en bljjf't
daar meestal iets beneden. Zooals in de memorie van
toelichting staat, werd de prijs onlangs verhoogd omdat
de particulieren 15 a 2U ets. liooger noteerden.
Wanneer men niet met de algemeene markt meegaat,
is dit het gevolgAls men den prijs houdt boven de
markt, laten de afnemers de gasfabriek zitten's winters
is dat niet zoo erg, maar des zomers wel, want dan kan
men den voorraad niet bergenzooveel ruimte is er niet.
Blijft men te veel beneden de markt, dan is het gevolg,
dat men aan particulieren eene doodende concurrentie
aandoet.
In het laatste geval komt er echter nog een nadeel
de handelaars gaan direct de cokes aan de fabriek op-
koopen of laten ze koopen en houden hun prijzen op
hoogte, waarbij de particulieren de dupe worden, omdat
ze dan, bij gebrek aan cokes, vaak weken lang moeten
wachten, ten leste ook de kleine man, die bij enkele
mudden haalt. Dat is dezen winter ook gebeurd. Parti
culieren kunnen niet zooveel inslaan, allerminst de min
dere man. Het zou wel zeer verkeerd en onpraktisch
zijn, de gasfabriek te binden aan een onveranderlijken
middenprijs.
De Voorzitter blijft ook na nadere lezing van de motie
van oordeel, dat deze geen verband houdt met de om
schrijving of het bedrag van den post. Het uitgetrokken
bedrag staat in verband met den prijs, dien de heer
Besuijen ook wil vaststellen. Het totaal is dus geheel
overeenkomstig hetgeen de heer Besujjen wenscht. Een
motie op een begrootingspost is dit dus niet Het is
een motie buiten verband met de begrooting. Niettemin
wil spreker die motie wel, aangezien zij van eenvoudigen
aard is, dadelijk in behandeling brengen.
De lieer Troelstra doet opmerken, dat in de verorde
ning voor de commissie voor de gasfabriek staat, dat
deze de prijzen vaststelt. Zoo lang die verordening dus
bestaat, kan de Baad hier niet ingrijpen.
De heer Hijlkema ziet ook in het voorstel om een prijs,
vast te stellen, waarboven en waarbeneden niet gegaan
mag worden, een inbreuk op het recht der gascominissie.
Dat is het principieele punt. Bovendien echter heeft spre
ker reeds butoogd hoe onpractisch het zou zijn.
De heer Burger kan in hoofdzaak met den heer Hijl
kema meegaan, al zou hij niet al diens argumenten wil
len onderschrijven. De heer Besujjen heeft inderdaad
ongelijk, waar hij meent, dat do gasfabriek aan particu
liere leveranciers den prijs zou kunnen voorschrijven.
De handelaars zetten vrij wat om en de afzet van de
gasfabriek is daarbij vergeleken veel te miniem om de
markt te beheerschen. De prijs bij particulieren regelt
zich volstrekt niet naar de gasfabriek, maar naar vraag
eii aanbod. De gasfabriek zou op den marktprijs alleen
dan invloed hebben, wanneer zij de markt beheerschte,
d.w.z., wanneer zij desnoods aan de geheele behoefte van
de stad kon voldoen.
De heer Besuijen constateert een flagranten strijd
tusschen het betoog van den heer Burger en dat van
den heer Hijlkema. De lieer Hjjlkoma spreekt van
een doodende concurrentie, waarbjj de leveranciers ter-
wille van de gasfabriek hun prjjs zouden moeten verlagen.
De lieer Burger zegt integendeel, dat de leveranciers maling
hebben aan de gasfabriek, omdat die veel te weinig pro
duceert en die geringe hoeveelheid op de markt geen
invloed heeft. Dat is in lijnrechten strijd met elkaar,
ofschoon de heer Burger zegt, liet met den heer Hijlkema
eens te zijn. Spreker acht zijn eigen argumenten door
deze heeren niet omvergeworpen.
Nu heet het, dat de zaak den Baad niet aangaat.
Spreker wil er op wijzen, hoe hier toch herhaaldelijk is
gedebatteerd over adressen van buiten den Baad, die ver
laging van cokesprjjzon vroegen. De Wethouders nemen
nu over wat de heer Duparc vroeger tusschenbeide stelde
het aan de commisie verleende recht. Vroeger is hier
echter uitgemaakt, dat dit geen bezwaar was om er toch
over te praten en dus zoo noodig te beslissen. Die
adressen stonden gelijk met dit geval en het bezwaar
van den heer Hijlkema vervalt dus.
Nog is aangevoerd, dat de prjjs wel eens lager zou
kunnen worden dan den door de gasfabriek vastgestelden
norm, waarna niemand meer aan de gasfabriek zou koo
pen en deze den voorraad niet zou kunnen bergen. De
weldra te openen watergasfabriek zal echter zooveel van
de cokes opeten, dat men met het overbljjvende restje altijd
wel weg zal weten. Den geheelen zomer is daarbij
immers de particuliere prjjs hooger geweest. De kans
op een marktprijs beneden dien in de begrooting ge
noemd (van 45 cent) is vrijwel uitgesloten.
Dat de kleine koopers de dupe zouden worden, is een
quaestie van regeling. De kleine verbruiker zou zich
de goedkoope cokes door opkoopers voor den neus weg
genomen zien, heet het. De bepaling echter, dat wie
één mud afhaalt, dit altijd direct kan ontvangen, helpt
daartegen. In de secties heeft spreker reeds gezegd, dat
juist voor den kleinen verbruiker de toestand gunstiger
zou worden. Hij zou altjjd voor 45 ets. onmiddellijk
zjjn mud cokes kunnen ontvangen en als dit volgens den