BES 591 252 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. Voortgezet op Donderdag 0 November 1905. heer Burger aan de andere handelaren toch geen schade kan doen, is dit voor dezen een reden te meer om zich aan den in de begrooting vastgestelden prijs te houden. De heer Hijlkema is er tegen, dat de motie in stem ming komt. Volgens de verordening regelt de commissie den prijs der nevenproducten, waartoe de cokes behoort. De Raad heeft het recht niet, die bevoegdheid anders dan door wijziging der verordening aan de Commissie te ontnemen. De Voorzitter meent, dat de zaak hier wel besproken kan worden en dat er ook over kan worden gestemd, zelfs al heeft een motie een strekking, in strijd met een bestaande verordening. leder lid heeft ten allen tijde het recht, moties in te dienen, in strijd met verordenin gen. De Raad ziet echter daar tegenover zijn houding aangewezen. In stemming gebracht, wordt de motie-Besujjen ver worpen met 10 tegen 3 stemmen, die der heeren Besuijen, Jansen en Koopmans. De heer Beucker Andreae was inmiddels vertrokken. Met algemeene stemmen wordt post 44 goedgekeurd. Volgnummer 45. Opbrengst der exploitatie van de Gemeente-reiniging 34.55U. De beraadslaging wordt geopend. De heer Koopmans vraagt inlichtingen aan Burge meester en Wethouders omtrent de onder dit artikel uit getrokken sommen voor opbrengst van de exploitatie der gemeentereiniging. Wanneer men weglaat de som, waar tegenover een gelijke uitgaaf staat, is het voor 1906 begroote totaal toch 7250,— hooger dan de opbrengst, welke de rekening van 1904 aanwijst. Spreker zou willen weten of er werkelijk reden is, een zoo veel hoogere opbrengst te verwachten. De heer Hijlkema verklaart, dat wanneer de heer Koopmans de stukken had nagezien, hij zou hebben op gemerkt, dat de prijzen voor de compost zijn verhoogd. Een gelukkige omstandigheid dus, waardoor ook hier een deel der raming hooger kan worden genomen. Inde tweede plaats kan men rekenen op een verhoogde ont vangst voor turfstrooisel-mest. De post wordt met algemeene stemmen goedgekeurd. De heer Koopmans wil in verband mot het gisteravond gesprokene voorstellen, achter post 4;> een nieuwen post 45« in te voegen waarbij eventueele winst van de Stads bank van Leening pro memorie wordt uitgetrokken. Ter toelichting heeft spreker gisteravond reeds gewezen op het den 14 Juni 19U4 door den heer Dupare gespro kene. Deze heeft toen verklaard, dat indertijd door den Raad een voorstel was aangenomen om op de begrooting in ontvangst en uitgaat een post aan te brengen voor eventueele winst of verlies der Bank van Leening. Het door den heer Dupare aangehaalde besluit mag toch wel eens worden uitgevoerd. Na aanneming der motie van gisteravond zou spre ker gaarne wenschen, dat er ook onder de ontvangsten aan werd voldaan. De lieer Troelstra meent dat de heer Koopmans deze zaak ook verleden jaar reeds ter sprake heeft gebracht. Toen is het voorstel met bijna algemeene stemmen ver worpen. Spreker wil er echter de vergadering nog op attent maken, dat een wijziging is gebracht in hot reglement op de Bank van Leening met het oog op de wet op de personeele belasting. De instelling valt nu onder die inrichtingen, die volgens art. 4 vrij zijn van personeele belasting. Er is echter uitdrukkelijk bepaald, dat dan alle baten moeten komen ten voordeele van de inrichting zelf. Als een post wordt aangebracht voor winst, zou daaruit volgen, dat eenige bate ten voordeele van de gemeente kan komen, hetgeen niet mag. Spreker moet dus aanneming van het voorstel beslist ontraden. De heer Koopmans heeft zooeven al gewezen op de discussie in Juni 1904, waar de heer Troelstra door den heer Dupare werd beantwoord. De heer Dupare heeft wel degelijk verklaard, dat besloten is, er een memorie- post van te maken. De heer Troelstra kan nu niet een wettelijk bezwaar komen, maar aanbrengen van den post is noodzakelijk. Een vorig jaar is de heer Troelstra er wel op ingegaan. Spreker blijft zich refereeren aan het door den heer Dupare meegedeelde. De heer Troelstra constateert, dat men gemakkelijk kan zeggen, dat in 1904 dit of dat is gebeurd, maar men verkeert nu in de onmogelijkheid, bet te controleeren. Spreker weet niets van een besluit van 1904. Dan zou spreker er toch ook op gevallen zijnhij herinnert zich wel, toen ongeveer dezelfde argumenten tegenover elkaar te hebben gesteld. De bewoordingen liggen spreker niet meer bij, maar het was in denzelfden geest. De beraadslaging wordt gesloten. In stemming gebracht, wordt het voorstel van den heer Koopmans verworpen met 11 tegen 2 stemmen, die der heeren Jansen en Koopmans. Volgno. 46 wordt zonder beraadslaging aangenomen. Yolgnommer 47. Opbrengst van abonnements- en entree gelden van den Stads- of Prinsentuin 5000. De beraadslaging wordt geopend. De heer Schoondermark zou wel eens gaarne willen hooren op welke gronden de inkomsten uit den Prinsen tuin opnieuw op 5000.zjjn geraamd. Spreker vreest, dat dit tot teleurstelling zal leiden. Misschien kan de heer Hijlkema spreker beter inlichten, maar zoover hij weet, worden de entreegelden telken jarc minder. Spreker verwacht overigens, dat de lieer Hijlkema, de consequen ties van het besluit van 1902 nagaande, zal toegeven, dat daaruit blijkt, dat het systeem niet deugt en dat hij, wanneer verhooging van den prijs tot 1.50 ook niet helpt, met een ander systeem zal komen. Een feit is het nu intussehen, dat de inkomsten dalen en spreker gelooft dus, dat het cijfer te mooi is. De hoer Hijlkema gelooft niet, dat er grond bestaat voor de vrees van den heer Schoondermark. De vorige begrooting was gebaseerd op de ontvangsten van het vorig jaar. Wilde men nu den post verlagen, dan zou dat moeten zijn in de wetenschap, dat de ontvangsten dit jaar lager zijn geweest. Doch dat is niet zoo, gelijk o. a. blijkt uit de volgende cijfers Abonnementsgelden in 1904 2983.20; in 19053043.50. Entrees in 1904/ 860.90; in 1905 901.—. Over do voornaamste posten, waaruit de ontvangst is samengesteld, is dus 100.meer ontvangen dan in 1904. Er bestaat geen vrees, dat het bedrag te hoog is geraamd. De beraadslaging wordt gesloten. Met algemeene stem men wordt de post goedgekeurd. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. 253 Voortgezet op Donderdag 'J November 1005. Volgnos. 48—76 worden zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen en daarna volgno. 264 van de uitgaven onvoorzien bepaald op 3918.06. uitgaaf' tot een De begrooting wordt in ontvang en bedrag van 1,215,651,64 vastgesteld met 12 stemmen 1, die van den heer Besuijen. tegen 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van eene tijdelijke geldleening. Zonder discussie of hoofdelijke stemming wordt be sloten Burgemeester en Wethouders te machtigen, om ter voorziening in de eventueele behoefte aan kasgeld, tot het gaande houden van den geregelden dienst, de daarvoor op de gemeentebegrooting voor 1906 uitgetrok ken tijdelijke geldleening zoover noodig, aan te gaan, uiterlijk voor den tijd van één jaar tegen eene rente, hoogstens gelijk staande met i pCt. boven het discon to van promessen bij de Nederlandsche bank en verder op de wijze en onder zoodanige voorwaarden en bepalin gen, als zij in het belang der gemeente het meest nuttig en noodig zullen achten. genoemd Spreker wil allereerst door een zijde van den lieer Schoondermark onwaarheid erkenning van de _a vastgesteld zien, dat dit gezegd is. Eerst moet vaststaan, dat inderdaad is gebruikt de uitdrukking„grove on- onwaarheid". De heer Schoondermark verklaart, dat de heer Besuijen zich vergist. De Voorzitter kan den heer Besuijen over deze zaak niet het woord geven. Deze kan over een onderwerp buiten de orde van den VI. De heer Besuijen heeft reeds in het begin der ver gadering medegedeeld, nog het woord te willen voeren over een persoonlijk feit. De Voorzitter zegt, dat hem daarvan niets bekend is. Spreker heeft zoodanige mededeeling niet van den heer (jen ontvangen. De heer Besuijen brengt in herinnering, dat hij straks, toen hem gevraagd werd waarom hij den heer bij de Leij niet om vergunning tot publicatie van diens brief was gaan vragen, zeide, dat hij informaties was gaan inwinnen over iets anders, en dat, wanneer hij het woord zou vragen aan het eind der vergadering over een per soonlijk feit, wel blijken zou, dat hjj zijn morgen goed had besteed. De Voorzitter heeft niet den indruk verkregen, dat de heer Besuijen daarmee bedoelde, het woord te willen voeren buiten de orde van den dag. Do heer Besuijen zal, als hjj even het woord mag voe ren, toelichten wat hij bedoelt. Toen spreker gisteren beweerde, dat er misstanden waren bij de politie, dat o.a. op marktdagen vrije dagen worden ingehouden en niet vergoed, heeft de heer Schoondermark dat een „jrrove dag inlichtingen meester en Wethouders, of kan wijziging en splitsing hem kan niet het over niet in buiten de in Daarmee zon verzoeken van Burge- vragen tot hen richten, hij en uitstel van voorstellen vra- woord worden verleend de orde zijnde zaken, aan de gelegenheid woord te voeren over behandeling of het reglement van orde genoemde gevallen. worden geschapen om het zaken, die elders niet besproken kunnen worden. Dat is buiten de orde van het reglement en de heer Besuijen moet in deze aangelegenheid op andere wijze tegen de woorden van den heer Schoonder mark opkomen, wanneer hjj dit verlangt. De heer Besuijen wil, nu men aan het eind is van de begrooting, nog iets zeggen in verband met een bij de behandeling der begrooting in het leven geroepen per soonlijk feit. Spreker beroept zich op art. 22 van het reglement van orde en op zijn recht als lid om in deze vergadering het woord te voeren. De Voorzitter constateert dat de heer Besuijen zich op zijn rechten als lid dezer vergadering nooit te vergeefs zal beroepen. De heer Besuijen heeft ook reeds kunnen ervaren, dat spreker dat recht van hem in geen enkel opzicht wenscht te verkleinen. Maar dan moet er van een recht ook sprake zijn en moet het gevraagde niet zijn in strijd met het reglement. Een persoonlijk feit kan de heer Besuijen op dit oogen- blik niemand ten laste leggen. Had hij dadelijk toen het gebeurde, het woord er over gevraagd, hij zou het ver kregen hebben. De vergadering is op liet punt, uitéén te gaan en nu wil de heer Besuijen iets vertellen, dat hij heeft gehoord buiten hetgeen aan de orde is. Dat gaat niet. Wel kan de heer Besuijen het woord verkrijgen, om b. v. een vraag te stellen. De heer Besuijen wijst erop, dat deze vergadering wordt beschouwd als een vervolg op de bijeenkomst van gisteravond, liet zijn onderdeden van één vergadering. In het begin daarvan is nu aan spreker een belcediging toegevoegd. Spreker zou niet het recht hebben, in een volgende vergadering daarop terug te komen. Nu zeker wel. De Voorzitter zegt, dat de lieer Besuijen dat recht beslist niet heeft. Noch spreker noch de medeleden van den heer Besuijen hebben hem bekort in zijn recht van spreken. Thans poogt hij echter terug te komen op zaken, die afgedaan zijn. Daarvoor kan hem het woord niet worden verleend. Eenig persoonlijk feit is op dit oogen- blik niet gepleegd. Spreker kan niet helpen dat de heer Besuijen gisteren niet dadelijk kou antwoorden. In deze vergadering heeft niets plaats gehad. Wil de heer Besuijen een vraag om inlichtingen tot Burgemeester en Wethouders richten, dan kan hij liet woord verkrijgen, anders wordt de vergadering gesloten. De heer Besuijen wil dan een inlichting verzoeken. Hij wenscht tot Burgemeester en Wethouders de vraag te richten of het gepermitteerd is, iemand iu den Raad van leugen te beschuldigen en hem niet iu staat te stellen, daarop te antwoorden? Daar vnagt spreker antwoord op. De Voorzitter meent, dat in den loop der vergaderingen al herhaaldelijk door de daad is geantwoord op die vraag. De rechten van alle sprekers worden gelijk ge handhaafd. De heer Besuijen zal hebben kunnen con- stateeren dat andere sprekers ook telkens tot de orde zijn geroepen wanneer zij uitdrukkingen gebruikten, die de Voorzitter steeds betreurt en die hier niet behoorden te worden gehoord. De avond door spreker uitdrukking heer Besuijen wil slechts constateeren wat gister- is gebeurd. Toen is ten aanzien van mededeelingen, ged; urn, door den heer Schoondermark de grove onwaarheid" gebruikt. En nu is spreker gebleken, dat integendeel hetgeen de heer Schoon dermark heeft beweerd, de qualificatie. „grove onwaar heid" verdient. De heer Schoondermark vraagt nu op zijn beurt liet woord voor een persoonlijk feit. De woorden „bezijden de waarheid zijn door spreker gisteren alleen gebruikt iu dien zin, dat hij niet kon gelooven wat de heer Besuijen vertelde, n.l. dat een agent van politie beboet zou zjjn wegens het eten van ecu appel. Eu spreker heeft daarbij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 22