216 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905.
spreker niet geheel zeker geweest van de juistheid zijner
opmerking, een bewering als die van den heer Hijlkema
zou hem misschien aan 't wankelen hebben gebracht. Nu
echter moest spreker opmerken, dat dit hem zeer onwaar
schijnlijk voorkwam. Toen is hem als de accountant ge
noemd Mr. Korthals Altes te Amsterdam. Spreker heeft
zich tot nader onderzoek naar Amsterdam begeven en
het bleek, dat twijfel aan de juistheid van de bewering
des heeren Hijlkema gerechtvaardigd was. Spreker is ge
lukkig in staat gesteld om te voorkomen, dat hier het kan
toor Korthals ten onrechte geblameerd wordt. Het daartoe
verstrekte schrijven der firma luidt
„Naar aanleiding van uw vraag betreffende de begroo
ting der gemeente Leeuwarden voor het jaar 1906 hebben
wij de eer u mede te deelen, dat naar onze meening in
de ontvangsten onder no. 38 art. 14, de vermoedelijke
extra-afiossing van de gasfabriek ten onrechte pro me
morie is opgenomen.
Onder de uitgaven (post 141 art. 1 letter komt
toch het vermoedelijk batig saldo der gasfabriek voor
ten bedrage van 17.757.07$, welk bedrag, als bestemd
tot extra-aflossing van schuld aan de gemeente, weder
in de gemeentekas zal vloeien en dus ook als vermoede
lijke ontvangst uit dien hoofde voor 17.757.071 onder
de geraamde ontvangsten behoort te worden opgenomen.
(get.) E. J. KORTHALS ALTES.
Van den heer Korthals Altes is spreker gegaan naar
liet kantoor van de accountants Meereboer, Wegerif en
de (last, dat ook een goede reputatie als zoodanig geniet.
Ue heer Wegerif verstrekte hem op zijn verzoek het
volgende schrijven
„Op uw verzoek namen wij inzage van de begrooting
der gemeente Leeuwarden over het dienstjaar 1906 en
deelen u hierbij als onze zienswijze mede, dat de post,
genoemd onder no. 38, hoofdstuk 111. art. 14 der ont
vangsten betreffende de extra-aflossing der gasfabriek,
niet pro memorie, doch als ontvangst behoort te worden
opgenomen.
Deze onze meening baseeren wij op den post, voorko
mende onder de uitgaven, hoofdstuk ill, afdeeliug IV,
letter k, nader omschreven als
„Vermoedelijk batig saldo, aan te wenden tot buiten
gewone aflossing van schuld", waarvan het bedrag a
17.757.07.) als vermoedelijke uitgaaf is geboekt. Waar
dit bedrag eenerzijds als een geraamde uitgaaf wordt
aangemerkt, behoort het ook anderzijds als geraamde ont
vangst op de begroeting voor te komen, immers de ge
meente treedt èn als exploitante èn als geldschietster
der gasfabriek op, zoodat ten opzichte der gemeente
kas elke aflossing van schuld der gasfabriek, zoowel
uitgaaf als ontvangst is.
(get.) Bureau „Accountancy,"
H. J. WEGERIF.
C. J. de GAST.
Hier heeft men dus twee adviezen van bekende kan
toren, die beide de door Burgemeester en Wethouders
gevolgde manier verwerpen en foutief noemen.
Overigens moge hieruit tevens voor den heer Hijlkema
blijken, hoe voorzichtig men moet zijn met het noemen
van namen en dat het niet aangaat onbesuisd personen
in zulk een zaak te betrekken, wanneer deze niet in de
gelegenheid zijn zich te verdedigen.
De Voorzitter vindt deze uitdrukking van den heer
Besuijen hier minder gepast.
De heer Besuijen zeide, dat toch hetzelfde, wat in de
sectie werd verteld, nu weer in openbare zitting door den
heer Hijlkema wordt herhaald, en dus in de besprekingen
kan worden aangeroerd.
Het blijkt den heer Hijlkema, dat de heer Besuijen
hem verkeerd heeft begrepen. Spreker zeide, dat de
nieuwe finantiëele regeling van de Gasfabriek door den
heer Korthals Altes is ontworpen, niet de Gemeente-be
grooting. De 17757.07bestemd voor buitengewone
aflossing van schuld is een zeer wisselvallige post, en het
is best mogelijk, dat dit saldo in werkelijkheid bij lange na
niet zal worden verkregen. Daarom is het voorzichtig,
den post onder inkomsten voor memorie uit te trekken,
tot het werkelijk bedrag bekend is. Het systeem van
den beer Besuijen vindt spreker onvoorzichtig.
De heer Komter acht de opmerking van den heer Be
suijen theoretisch juist, eu practisch uitvoerbaar langs den
weg door den heer Troelstra aangegeven. Spreker zou
naar aanleiding van het zooeven geopperde denkbeeld
om de begrooting der gemeente door een accountant te
doen nazien, willen vragen, of niet eene vaste commissie
van advies voor de Finantiën, door en uit den raad te
benoemen, van groot nut zou kunnen zijn. Thans worden voor
rapporteurs der begrooting telkens andere leden gekozen die
zich eerst weer in de zaken moeten inwerken. Eene commissie,
als aangegeven, zou gemakkelijker in staat zijn, begroo
ting en rekening juist te beoordeelen. Spreker maakt van
zijn denkbeeld geen voorstel, doch beveelt het ter over
weging aan, vooral voor het geval Burgemeester en Wet
houders niet wenschen te komen met een voorstel om
voor de finantiën eene commissie van bijstond te benoemen.
De heer Beerends ontving van den Wethouder van
finantiën het verzoek, opmerkingen als hier door
hem gemaakt, voortaan in de sectie te berde te bren
gen. Spreker wil er echter op wijzen, dat deze beden
kingen zijn gerezen nadat de sectievergadering had plaats
gehad en wel naar aanleiding van het daarvan opge
maakte verslag.
Wat nu de eigenlijke kwestie betreft, zjjne bedenking
is getrokken uit cijfers, voorkomende in de rekening en
en verantwoording over 1904. Is nu zijne berekening
juist, en daarover vraagt hij nadere inlichtingen van
Burgemeester en Wethouders, dan vindt hij het bedrag
als batig slot van 1905 onder de gewone ontvangsten
als eerste post op deze begrooting gebracht, onjuist.
Een batig slot, het behoeft hier niet te worden gezegd,
is geheel iets anders dan een batig kassaldo.
Aan den heer Besuijen zou spreker willen vragen, of
de accountants, door dat geachte lid geraadpleegd, ook
bekend waren met de omstandigheid, dat de zuivere
winst der gasfabriek naderhand bij wijziging der be-
grooting daarop wordt aangebracht.
Als zij dit hadden geweten, dan zou hun advies mis
schien anders hebben geluid.
De heer Beucker Andreae wenscht te verklaren, dat
hij zich volkomen schaart aan de zijde van den vorigen
spreker. De woorden door een lid in de 3e sectie ge
sproken, n.l. dat de gewone uitgaven de gewone ontvang
sten verre zouden overtreffen, zouden onwillekeurig bij
het publiek een verkeerden indruk teweegbrengen en dat
wenscht spreker mede te voorkomen. De geheele kwes
tie komt hierop neer, op welke wijze het saldo van een
vorig dienstjaar en welk saldo als eerste post onder de
ontvangsten wordt opgenomen, moet worden beschouwd;
en nu herinnert spreker dat deze kwestie reeds herhaalde
malen bij de behandeling der gemeentebegrooting is
besproken en dat men steeds dit resultaat verkreeg, dat
bedoeld saldo diende om daarmede niet alleen buiten
gewone, maar ook gewone uitgaven te dekken, uitgaven
waarmede men in een vorig jaar was begonnen, maar
die nog niet waren voleindigd.
Spreker merkt op dat behalve de 125.000.voor
komende onder volgnos. 155 en 257 der uitgaven en die
gedekt worden door de 125.000.— voorkomende onder
de volgn. 71 en 73 der ontvangsten in deze begrooting,
nog voorkomt onder de uitgaven een buitengewone
aflossing van schuld volgn. 256 groot 16000.
Vroegere begrootingen hadden niet dikwijls zulk een gun
stig resultaatgewoonlijk was van buitengewone aflossing
- If"» r
IMO»
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. 217
geen sprake. Spreker vermeent, dat men wel zal doen de
zaken niet te donker af te schilderen.
De heer Burger komt terug op de verantwoording der
door den heer Besuijen besproken 17757.071. Daar
omtrent is spreker het in beginsel met den heer Besuijen
eens uit een oogpunt van boekhouding heeft deze stellig
gelijk. Spreker constateert dat dit zooeven door den
heer Troelstra ronduit is toegegeven. Doch waar tevens
is gebleken dat naderhand, wanneer over het werkelijke
winstcijfer geoordeeld kan worden, door wijziging der
begrooting de zaak in orde komt, daar meent spreker
over het theoretisch bezwaar te kunnen heenstappen.
Als het practisch van geen belang is, de zuivere leer
der boekhouding te volgen, acht spreker het ook niet
noodig, al zou daardoor de begrooting voor een boekhouder
er fraaier door worden, liet wezen van de zaak blijft
dan toch gelijk. Hij zal dus tegen het van den heer
Besuijen te verwachten voorstel stemmen, tenzij Burge
meester en Wethouders zich er mee mochten vereenigen
en dan tevens de post voor onvoorziene uitgaven met ge
lijk bedrag verhoogd werd.
De heer Beerends wenscht eene enkele opmerking te
maken naar aanleiding van het gesprokene door den
heer Beucker Andreae, dat n.l. door sprekers eerste rede
allicht buiten den raad een verkeerde indruk zou kunnen
ontstaan omtrent de gemeente-financiën.
Spreker had hierbij slechts het gemeentebelang op het
oog, en trachtte geenszins naar bejag op effect.
De rede van den heer Beucker Andreae raakt eene
beginsel-kwestie, n.l. of het batig slot is een overschot
uit de gewone dan wel uit de buitengewone ontvangst
en waar spreker volgens zijne berekening nu komt tot
de conclusie dat de eerste post op de begrooting niet is een
'batig slot uit de gewone ontvangsten, dan is zulks niet
door den heer Beucker Andreae ontkend.
En waar het nu de eerste begrooting is, waaraan
spreker medewerkt, daar wil hij voor zich zelf de moge
lijkheid niet buitensluiten, dat door het onregelmatig
plaatsen der posten voor buitengewone uitgaven, een dier
posten door hem kan zijn voorbijgezien, vandaar, hij
herhaalt het nogmaals, zijn vraag aan Burgemeester en
Wethouders om nadere inlichtingen.
Zijn Burgemeester en Wethouders het met de door
hem genoemde cijfers eens, dan zullen zij moeten erken
nen dat het aangebracht batig slot niet is een overschot
uit de gewone middelen. Over dezen post moet zekerheid
bestaan, om tot de wetenschap te komen of de gewone
middelen al dan niet voldoende zijn tot dekking van de
gewone uitgaven, en of al dan niet in de gewone uitga
ven wordt opgeteerd een kas-overschot van buitengewone
ontvangsten.
Het doet den heer Troelstra genoegen, dat uit den
boezem van den Raad stemmen opgaan, die de tot dusver
gevolgde wijze van handelen met het eventueel saldo der
gasfabriek goedkeuren. De heer Komter wenscht het
bedrag op den post „onvoorzien" over te brengen, doch
dit verandert feitelijk niets aan de zaak.
Spreker kan een ander voorbeeld geven ook de op
brengst van bouwterrein is voor memorie uitgetrokken.
Dat is feitelijk hetzelfde geval.
Hieruit blijkt dat de practijk, die in dezen gevolgd
wordt, de voorkeur heeft.
De heer Besuijen zou den heer Beerends willen vragen
of deze nu weer van gedachte veranderd is, waar hij
toch meende, dat in de sectie de heer Beerends ten slotte
aan zijn zijde stond.
Men moet beoordeelen of de begrooting goed is of
niet. Zoowel de heer Beerends als de heer Burger
hebben erkend, dat de door spreker gelaakte handelwijze
niet goed is. Dit kan ook niet het geval zijn, omdat
post 141A congruent is met 141 g.
De heer Troelstra haalt als voorbeeld den verkoop
van land aan het Nieuwe Kanaal aan. Daarvan wordt
de opbrengst ook voor memorie uitgetrokken. Dit is
echter geheel iets anders, men komt die opbrengst in
de begrooting slechts een keer tegen. De gasfabriek winst
evenwel twee maal en het bezwaar zit niet daarin, dat die
winst als memorie is geboekt, maar dat dit niet conse
quent is doorgevoerd. Eerst heet de winst x, een eind
verder heet dezelfde zaak plotseling ij, dat is onlogisch
en foutief.
Ten slotte wil spreker nog in het licht stellen, dat do
heer Burger van de juistheid van sprekers opmerking
overtuigd is, en toch de fout wenscht te bestendigen.
Dit is een zonderlinge handelwijze.
De Voorzitter acht liet niet wenschelijk, dat in 's Raads
vergadering gesprekken uit de sectiën worden te berde
gebracht, en verzoekt de leden zich daarvan te willen
onthouden, opdat in de sectiën het onderling vertrouwen
blij ve bewaard.
De heer Jansen stelt zich voor, bij volgno. 141, waai
de thans besproken post thuis behoort, in het kort uit
een te zetten, waarom de som van 17.757.07.2 door
rapporteurs is voorgesteld daar als sluitpost te blijven
bestaan.
Hierna worden de algemeene beraadslagingen gesloten.
De vergadering wordt geschorst van des namiddags
1) tot 2 uur.
Te 2 uur des namiddags wordt voortgezet de behan
deling der ontwerp-gemeentebegrooting, dienst 1906.
De Voorzitter stelt voor te beginnen met volgno. 77
der Uitgaven, en de artikelen, waartegen bij den Raad
geene bedenkingen bestaan, bij cenvoudigen hamerslag
goed te keuren.
Daartoe wordt besloten.
Volgnos. 77—81 worden ongewijzigd goedgekeurd.
Volgno. 82. Jaarwedden van de ambtenaren der ge
meentewerken f14850.
De heer Baart de la Faille zegt, dat bij raadsbesluit
van 22 Augustus j.l. het maximum der bezoldiging van
den directeur der gemeentewerken is verhoogd tot/ 3500.
Spreker heeft daartoe wel niet medegewerkt, doch het
besluit heeft hij met grootc ingenomenheid begroet. Hij
had nu evenwel ook verwacht, dat men de jaarwedde op
de begrooting tot dit maximum zou hebben uitgetrokken.
De directeur der gemeentewerken toch heeft bij een druk
ken werkkring eene zeer verantwoordelijke betrekking,
die hij tot aller genoegen waarneemt. Daarom zou spre
ker willen voorstellen de bezoldiging van den directeur,
met ingang van 1 Januari a.s. te verhoogen met ƒ200
en te bepalen op 3500.
Dit voorstel wordt ondersteund en komt in behandelimr
O*
De heer van Ketwich Verschuur kan volkomen mee
gaan met het voorstel van den heer Baart de la Faille.
In de vergadering van 22 Augustus 1.1. zeide de heer
Feddema, een van onze deskundigen op bouwkundig ge
bied, dat een ambtenaar als deze Directeur van gemeen
tewerken zeker /'3500.— waard is. Die woorden tot
de zjjne makende, kan spreker het voorstel ten zeerste
ondersteunen.