224 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905.
9.voorstellen, men mag niet van hem vergen en
verwachten dat hij minder zal voorstellen dan volgens
hemzelf voor noodzakelijk levensonderhoud noodig is.
De Voorzitter moet den heer Besujjen er aan herinne
ren, dat, zoolang de juist genoemde verordening nog
geldt, zijn voorstel zooals het thans luidt, niet voor behan
deling vatbaar is.
Bij de wetenschap van het aantal werklieden en hunne
tegenwoordige belooning zal het hem niet moeielijk val
len, het bedrag der verhooging te berekenen.
De heer Tromp zal voor het voorstel stemmen, onder
welke voorwaarden dan ook. Dat budget is zoo sprekend
in zijn soberheid, daarop wordt zoo duidelijk aangetoond,
dat rondkomen met 8 per week een onmogelijkheid is
op dat budget ontbreekt zooveel, dat als nooddruft
moet worden aangemerkt, dat spreker, die dit budget niet
heeft hooren weerleggen, van harte voor de verhooging
van loonen zijn stem zal uitbrengen daar is geen post
voor kleeding, geen voor schoeisel aanwezig.
Nu is het zeker de bedoeling, de verhooging algemeen
te maken geldend voor alle gemeentewerklieden Spre
ker gaat dan wel mee, doch onder beding, dat de fooien
worden afgeschaft en ook de post voor ziekte-verzekering
van de begrooting worde verwijderd. Die behoort geen
bijslag te wezen voor een werkman op zijn loon. Deze
is „mondig" genoeg om daarvoor zelf te zorgen.
De heer Besuijen wijst er op, dat art. 136 der Ge
meentewet de regeling der bezoldigingen opdraagt aan
den Baad; de verordening door den Voorzitter bedoeld
is dus onwettig. Om evenwel geen onzuivere stemming
uit te lokken zal hij zijn voorstel intrekken en bij iederen
post, waarbij loonen van gemeentewerklieden beneden
10.-voorkomen, een voorstel tot verhooging doen tot
zulk een bedrag, dat alle loonen op minstens 1U.
kunnen worden gebracht, llij stelt bij dezen post dus
voor een verhooging der loonen-plantsoenarbeiders met
ƒ416.—
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Besuijen zijn
eerste voorstel heeft ingetrokken, zoodat het geen onder
werp van beraadslaging meer uitmaaktthans luidt het
voorstel om den post te verhoogen met ƒ416.
De heer Hijlkema zegt, dat de kwestie der loonen hier
elk jaar in bespreking wordt gebracht. Door den heer
Troelstra is reeds het systeem van Burgemeester en Wet-
houders uiteengezet, waaruit blijkt dat dit college een
ander standpunt inneemt dan de voorsteller. Burgemees
ter en Wethouders kunnen zich op diens standpunt niet
stellenzeker, het zou gemakkelijk zijn de loonen hoog
op te voeren, de belastingschroef zou dan iets meer die
nen te worden aangezet, maar aangezien particulieren
dit middel niet kunnen toepassen, moet met de door hen
betaalde loonen rekening worden gehouden.
Ten aanzien van de loonen aan de gasfabriek en bij
de reiniging heeft ineu hier herhaaldelijk geraadpleegd
de loonlijsten van verschillende gemeenten van ongeveer
gelijke grootte en dezelfde positie als de onze. Het is
telkens gebleken, dat de loonen hier gemiddeld even hoog
waren. De werklieden dezer gemeente verkeeren dus
niet in eene ongunstige positie; bovendien is de ziekte
verzekering der werklieden geheel voor rekening der ge
meente. Neemt men nu in aanmerking dat bij ziekte
het geheele gezin daarvan profiteertdat voorts de ge
meente aan hare werklieden pensioen verzekert, waarvooi-
ze niets behoeven bij te dragen; dat eindelijk bij ziekte
gedurende 30 dagen het volle loon en daarna het 20 ge
deelte door de gemeente wordt uitbetaald, dan blijkt dui
delijk dat de arbeiders het hier zoo kwaad niet hebben
en hunne loonen best eene vergelijking met andere ge
meenten kunnen doorstaan. Up grond van een en ander
meent spreker dat Burgemeester en Wethouders dan ook
en zeer terecht aan de bestaande regeling moeten vast
houden.
Nu het arbeidersbudget. Spreker heeft tot zijn verba
zing gezien, dat daarop geen post voor kleeding en schoei
sel voorkomt. Moet hieruit de gevolgtrekking worden
gemaakt, dat bij een loon van 8.kleeding en schoei
sel ontbreken, dan wil spreker er opwijzen, dat hij nooit dien
indruk heeft gekregen; men moet maar eens zien hoe
de reinigers in hun vrijen tijd en Zondags voor den dag
komen. Spreker heeft dan steeds den indruk gekregen
dat onze werklieden het nog zoo slecht niet hebben.
Mogen er al enkelen zijn, die hierop eene uitzondering
maken, dan bewjjst dit nog niet dat het stelsel, zooals
het hier wordt toegepast, niet deugt en dat de prac-
tijk in dezen zou moeten worden opgeofferd aan de
theorie.
De heer Jansen wenscht den heer Besuijen eene korte
opmerking te maken, en wel dat hij niet een minimum
van 9.prefereert boven dat van 10.weekloon,
maar dat hij er uitdrukkelijk aan heeft toegevoegd, met
hot voorstel van 9.00 meer kans van slagen te hebben
in deze vergadering. Hij memoreert dat nog eens, omdat
hem al meermalen gebleken is dat de heer Besuijen eu
zijne partjjgenooten bijzonder sterk zijn in het verdraaien
van woorden eu zinnen van anderen, vooral van tegen
standers.
De Voorzitter moet den heer Jansen opmerken, dat
de uitdrukking „iemands woorden verdraaien", gericht
tegen een lid dezer vergadering, geen parlementaire uit
drukking is en roept hem deswege tot de orde.
De heer Besuijen sluit zich volkomen aan bij het pro
test van den Voorzitter. Als de heer Jansen zoo iets
zegt moet hij dat kunnen bewijzen. Nu geeft hij hem
in overweging zijn „teniperingsbeginseleu" eens op zijn
uitdrukkingen toe te passen.
De heer Troelstra wil er even de aandacht op vestigen
dat, al mocht het voorstel van den heer Besuijen worden
aangenomen, Burgemeester en Wethouders toch in geen
geval de loonen voor allen op 10 zouden brengen. Dit
zou tegenover velen de grootste onbillijkheid zijn.
De heer van Ketwich Verschuur zegt, in 't algemeen
te zijn voor een zeer goede betaling van den arbeid.
Maar spreker is tegen een algemeene nivelleering. Daar
door wordt de zaak uit haar verband gerukt. Dan zal
de een niets, een ander 2 per week profiteeren en
worden groote onrechtvaardigheden begaan. Er dient
rekening te worden gehouden met het getal dienstjaren
en met den arbeid, die verricht wordt en hoe dit geschiedt.
De Voorzitter wijst er op dat uit de lijst van plant
soenarbeiders, welke spreker vóór zich heeft, blijkt dat
de jongste arbeider bij een leeftijd van 25 jaar één
dienstjaar en de oudste bij een leeftijd van 64 jaar 38
dienstjaren telt. Met den heer van Ketwich Verschuur
is spreker liet volkomen eens dat eene nivelleering der
loonen geen goede oplossing dor kwestie is.
De heer Besuijen meent, dat op de ziekteverzekering
wel wat al te veel de klem wordt gelegd zoo heel
veel beteekent ze toch zeker niet voor man, vrouw
en 5 kinderen kost het de gemeente pl.m. 36 ets. per week.
Bij den post „reinigingsdienst" zal spreker beide wet
houders beantwoorden.
l)e lieer van Ketwich Verschuur is tegen nivelleeren.
liet is echter sprekers bedoeling voor te stellen, het
minimum op 16 te brengen dit nu sluit volstrekt niet
in, dat het loon van allen op dit bedrag moet worden ge
steld. Tegen hooger loonen heeft spreker immers ^een
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. 225
bezwaar. Bjj den onderwerpeljjken post zijn echter twee
categorieën van werklieden, die ongeveer gelijken arbeid
verrichten, de 6 eerste werken als bloemisten in de
kassen, de 4 overige in de plantsoenen.
Groepsgewijze is er geen verschil in hun arbeid. Willen
Burgemeester eu Wethouder.s evenwel verschil in de
loonen, dan zou het bedrag moeten worden verhoogd om
het minimum van 10.te handhaven.
De Voorzittter merkt op, dat de dienstjaren der ver
schillende arbeiders toch zeer uit elkander loopen en bij
eene algemeene gelijkstelling der loonen daarmede geen
rekening zou worden gehouden.
De heer Besuijen kan hierop antwoorden, dat zij allen
hetzelfde praesteeren hij kan niet inzien, dat juist het
aantal dienstjaren de maatstaf voor hunne belooning moet
zijn. Spreker voor zich zou er geen bezwaar in zien,
een jongen werkman, die hetzelfde praesteert als zijn in
dienstjaren ouderen collega, ook diens loon toe te kennen.
Wil men echter verschil, dan stelle men een hooger bedrag
voor. Het minimum van 16.— moet evenwel gehand
haafd blijven.
De heer Komter zegt, dat hij kan meegaan met een
voorstel om een bedrag ter beschikking te stellen van
Burgemeester en Wethouders, voor verhooging der loonen,
maar wanneer daarin bepaald ligt opgesloten, dat het
weekloon van iederen werkman op minstens 16 moet
worden gebracht, dan is spreker er tegen, ook al op een
der gronden door den heer Besuijen zelf aangegeven, n.l.
dat een vrijgezel niet zooveel behoeft te verdienen als
een getrouwd werkman, die een gezin heeft te onder- 1
houden. Spreker is er voor, dat met inachtneming
van bestaande verhoudingen, de loonen in billijkheid j
worden verhoogd.
De heer Feddema wil er op wijzen, dat de beslissing,
welk het hier geldt te nemen, een gewichtige is, om het
praecedent voor de andere categorien van werklieden.
Over het arbeiders-budget dat hier ter tafel is gebracht
zal spreker niet oordeelenhij heeft bewondering voor
de vrouwen, die rondkomen mot het bedrag, waarover
ze beschikken. Spreker ontkent niet, dat ƒ8.een
gering loon is, doch een dergelijke generaliseering heeft
voor ons toch niet veel waarde. Het loon wordt bepaald
door vraag en aanbod die regeling heeft eeuwen ge
duurd en wordt door sommige menschen minder gewenscht.
Spreker echter is er een voorstander van. Zijn de tijden
rooskleurig, dan gaan de loonen omhoog dan ziet de
werkman er ook niet tegen op van den patroon te eischen
wat hij kan krijgen.
Nu wenscht spreker te vragen: is het loon, door Bur
gemeester en Wethouders aangeboden, zóó slecht, dat de
werklieden wegloopen? Immers neen. En uit hun blijven
spreekt immers duidelijk, dat ze het elders minder goed
achten.
Hiermee wil spreker aantoonen, dat de Raad zich, bjj
aanneming van het voorstel, op een verbazend gladde
baan begeeft de bepaling van het loon wordt dan in
handen gebracht van den werkman zelf.
De heer Tromp is in principe vóór verhooging der
loonen. Naar aanleiding van de geopperde bezwaren en
omdat bij de bepaling van het loon wel degelijk met
anciënniteit en andere omstandigheden mag worden re
kening gehouden, zou spreker in overweging willen geven
de loonen beneden ƒ16.met een voor iederen werk
man gelijk bedrag te verhoogen.
Spreker dient thans eene motie in van den volgenden
inhoud
De ondergeteekende stelt voor, de loonen der werk
lieden te verhoogen in dier voege, dat zij, die minder
dan ƒ16.verdienen, /l.verhooging krijgen, zij,
die meer dan 10.verdienen, /'6.56 verhooging ont-
vaugen
De Voorzitter acht dit amendement niet voor behan
deling vatbaar.
De heer Tromp meent dat bjj verwezenlijking van zijn
denkbeeld een tusschenweg zal worden gevonden. Spreker
gevoelt veel voor verhooging en acht een minimum-loon
van ƒ16 niet te hoog. Voorts heeft spreker nog niet
gehoord of de kwestie van de loonregeling, in verband
met het bepaalde bjj art. 136 der Gemeentewet, reeds
is uitgemaakt.
Do Voorzitter deelt mede, dat alsnog een sub-amen
dement van den heer Beerends is ingekomen op het voor-
stel-Besujjen, om achter de voorgestelde verhooging te
lezen
„aan Burgemeester en Wethouders wordt overgelaten
de verdeeling van de verhoogingen te regelen."
Dit, zoowel als dat van den heer Tromp, is niet voor
behandeling vatbaar. Het eonigc voorstel wat met de
verordening strookt is dat van den heer Besujjen, om
den post te verhoogen. Burgemeester en Wethouders
kunnen dan de verhooging beoordeelen.
De heeren Tromp en Beerends trekken thans hunne
amendementen in.
De heer Troelstra dient alsnu een sub-amendement in
op het voorstel van den heer Besujjen, strekkende om
den post met ƒ256 in plaats van met ƒ416 te verhoo
gen, ten einde Burgemeester en Wethouders in de ge
legenheid te stellen de loonen naar hun beste weten te
verhoogen.
De heer Schoondermark meent, dat men nu de be-
looningen van de werklieden bjj andere takken van dienst
niet on verhoogd kan laten.
De Voorzitter sluit de beraadslaging en brengt het
eerst in stemming het voorstel van den heer Besujjen,
om den post te verhoogen met ƒ416.
Dit voorstel wordt verworpen met 13 tegen 5 stem
men. Vóór stemmen de heeren: Koopinans, Besuijen,
Jansen, Tromp en Beerends.
liet voorstel van den heer Troelstra wordt vervolgens
met algemeene stemmen aangenomen.
De lieer Schoondermark vraagt, in verband met de
onder dit volgno. uitgetrokken som van ƒ1366 voor be
waking en onderhoud van het Rengerspark, of daaruit
mag worden afgeleid, dat dit park het volgend jaar voor
het publiek zal worden geopend.
De heer Burger heeft met verbazing de lezing aange
hoord van het schrijven, waarbij ƒ556 wordt gevraagd
voor draineering van het Rengerspark. Met de voorge
schiedenis is spreker niet al te best bekend, maar hij
zou toch de vraag willen stellen: heeft men bjj den aan
leg van het park niet aan den afvoer van water gedacht
Indien dit zoo is, mag men het een schromelijke fout
noemen en minstens bevreemdend, dat de Directeur der
Gemeen'cwerken, zonder eenig excuus, als een doodge
wone zaak, een crediet van ƒ556 vraagt voor de her
stelling van die fout.
De Voorzitter beantwoordt de vraag van den heer
Schoondermark bevestigendeen bewaker zal worden
aangesteld. Tevens deelt spreker mede, dat dit artikel
zal moeten worden verhoogd met het bedrag van ƒ556.
door den Directeur der Gemeentewerken bjj zijne zoo