226 Verslag van de handelingen van don gemeenteraad juist voorgelezen missive voorgesteld. Volgens die mis sive moest ter wille van den welstand het Rengerspark op enkele gedeelten zóó worden verlaagd, dat zonder rioleering last van het water is te vreezen, speciaal wat het middengedeelte betreft. De heer Schoondermark constateert, dat ten aanzien van het park, is geschied wat destijds reeds werd voor speld. De heer Feddema heeft er toen op gewezen, dat het terrein voor het doel te laag was gelegen. Dit werd echter door Burgemeester en Wethouders niet erkend en nu wordt zoo maar voorgesteld om 550 toe te staan, omdat het park te laag blijkt te liggen. De heer Beekhuis acht de voorstelling der feiten door den heer Schoondermark niet geheel juist. Door den heer Feddema werd destijds beweerd, dat het terrein over liet geheel te laag was, terwijl thans slechts voor afwatering van een gedeelte gelden worden gevraagd, liet betreft een betrekkelijk geringe som, 550, te beschouwen als bijwerk. In het onderhavige geval vonden de deskundigen deze rioleering wenschelijk. De heer Feddema heeft er indertijd de aandacht op gevestigd, dat geen rekening werd gehouden met den bodem, die zich niet leende tot het aanbrengen van derge lijke hoogteverschillen. Maar nu liet geval er eenmaal ligt, blijft er niet anders over dan het gevraagde crediet toe te staan. De heer Burger denkt er niet aan, zich tegen het voteeren van dit bedrag te verzetten. Maar wel wil hij het uitspreken, dat de Directeur der gemeentewerken, wiens lof door Burgemeester en Wethouders steeds wordt verkondigd, die afwijkt van het oorspronkelijk plan en verfraaiingen aanbrengt, dat die ambtenaar niet heeft ingezien hoe van een hellend terrein het water naar het laagste gedeelte moet loopen. De heer Beekhuis zegt, dat het aanbrengen van ver beteringen geld kost. De wenschelijkheid van drainee ring is eerst bij de uitvoering van het werk geblekeniets dergelijks ziet men dikwijls bij andere werken, zooals de heer Feddema zeker zal moeten toestemmen. Het gevraagde bedrag wordt verleend en volgno. 122 vastgesteld tot een bedrag van 9240. Volgno. 123. Onderhoud van pompen, standpijpen, brandkraneu, drinkfonteinen enz. ƒ930. De heer Tromp heeft tot zijn genoegen ontwaard, dat het getal drinkfonteinen na de ten vorige jare gevoerde bestrijding daartegen, is gereduceerd. Tegen de over blijvende handhaaft hij echter de hygiënische bezwaren. Hij wijst op de overbrenging van syphilis onder glas blazers door het gebruik van hetzelfde mondinstrument. Men bedenke, dat deze ziekte in onze gemeente alles behalve vreemd iszij kan door het gebruik der drink- bakjes worden overgebracht. Waar volgens de Memorie van Antwoord de gezond heidscommissie heeft gerapporteerd, dat de eenig be staande drinkfontein nog „wenschelijk" wordt geacht, niet „noodzakelijk" dus, zal spreker tegen dezen post moeten stemmen. De Voorzitter zegt, dat naar aanleiding van een schrij- ven der gezondheidscommissie, de openbare drinkfonteinen in deze gemeente op twee na die bij de zakkendra- gerswacht en op het Wilhelminaplein zijn opgeheven. De gezondheidscommissie deelt echter niet het bezwaar van den heer Tromp, dat deze fonteinen voor de gezond van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. heid zoo gevaarlijk zouden zijn, zooals blijkt uit het door haar ingezonden advies, waaruit spreker eene aanhaling doet. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook de noodzakelijkheid niet ingezien om tot algeheele afschaf fing over te gaande fontein op het kermisplein zal ten minste voorloopig bestaan blijven. De heer Baart de la Faille gelooft, dat de heer Tromp te ver is gegaan bij zijne bestrijding. Hij vergeet dat zij, die van de fonteinen gebruik maken, het drinkbakje wel vooraf zullen uitspoelen. De vergelijking met glas blazers gaat dan ook volstrekt niet op. Yele grootere stations der spoorwegen zijn van openbare fonteinen voor zien. Als liet nu zoo gevaarlijk was, zouden de directies ze stellig verwijderen. Maar integendeel, ze blijken in eene behoefte te voorzien. De Gezondheidscommissie heeft dan ook gemeend dat althans eene openbare gelegenheid om den dorst te les- schen, diende te blijven bestaan. De heer Tromp wil er op wijzen, dat het medege deelde in de Memorie van Antwoord omtrent het getal nog bestaande drinkfonteinen niet juist is. Voorts merkt spreker op, dat de Gezondheidscommissie verklaart in de aanwezigheid der drinkfonteinen niet een groot gevaar te zien. Daaruit blijkt dus wel degelijk, dat die com missie „gevaar" erkent. Spreker voor zich wenscht dan ook de verantwoordelijkheid voor het laten bestaan niet te aanvaarden. De heer Baart de la Faille kan niet ontkennen, dat de mogelijkheid van besmetting blijft bestaan doch zooals hij reeds zeide, de gebruiker heeft het corrigent bij de handniemand zal drinken zonder vooraf den beker om te spoelen. Volgno. 123 wordt hierna onveranderd goedgekeurd. Volgno. 124. Onderhoud van privaten en waterplaatsen 350. De heer Besuijen heeft in de sectie gesproken over het vervangen der bestaande urinoirs door urinoirs met watervloeiïng. De tegenwoordige ouderwetsche waterplaat sen zijn meermalen ware stankplaatsen en een hinder voor de omgeving. Door toepassing van het systeem watervloeiïng zou misschien een groote verbetering wor- deu aangebracht. Het is spreker bekend dat de urinoirs nu niet in communicatie staan met het riool, zoodat even- tueele verandering der inrichtingen nog al met eenige kosten gepaard zal gaan. Afgezien daarvan doet zich dan nog de vraag voor: wat is hygiënisch juister, het doen voortbestaan der tegenwoordige urinoirs of het in richten van urinoirs met watervloeiïng waarbij de urine door de riolen in de stadsgrachten zal komen Men heeft spreker medegedeeld dat bij urine eerst na 24 uur het rottingsproces begint; komt de urine voor dien tijd in de stadsgrachten dan is ze onschadelijk voor de gezondheid. In deze kwestie is echter het oordeel van de gezond heidscommissie van gewicht. Gaarne zou hij dus dit college om advies vragen, tenzij misschien de hier aan wezige voorzitter de meening van de commissie hierom trent kent en mededeelt. De heer Baart de la Faille antwoordt, dat deze kwestie meermalen bij de Gezondheidscommissie is ter sprake geweest. Op advies van den vorigen Inspecteur van het geneeskundig Staatstoezicht is hier indertijd het systeem ingevoerd om de faecalien en ook de urine in tonnen te verzamelen. Spreker geeft volkomen toe, dat uit een oogpunt van zindelijkheid vóór waterbesproeiïng der uri noirs veel valt te zeggen, maar dit kan niet opwegen tegen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1905. 227 het nadeel, dat voor de gezondheid zou kunnen ontstaan al door loozing der urine in openbare wateren, die toch reeds op andere wijze zoo vervuild worden. De heer Schoondermark komt nog eens teru« de uurwerken der gemeente. De heer Hijlkema herinnert er aan, dat verleden jaar bij de begrooting, toen ook deze zaak ter tafel kwam, duidelijk is gebleken, dat de meerderheid tegen den in het sectie-verslag uitgesproken wensch in verzet kwam. Ten bewijze, dat het hier een belangrijke verontreiniging zou gelden, deelt spreker mee, dat elke week ongeveer 21.000 liter uit de urinoirs naar het aschland wordt vervoerd, of per jaar pl.m. 1.000.000 liter. Wordt dus de urine in de grachten geloosd, dan zou men inconsequent handelen, want ieder lid herinnert zich nog de behandeling van de kwestie der vermeende ierloozing in de Potmarge van de zijde van het aschland toch was het toen slechts een uiterst geringe hoeveelheid, vergeleken bij de bovengenoemde getallen. Destijds heeft een der voorstanders gezegd„ja, maar ier is geen urine". Spreker heeft daarop geantwoord, dat urine niet minder stank veroorzaakte dan ier, met welke leekenuitspraak de bestrijder geen genoegen nam. Thans heeft spreker naar dit punt zijn licht ontstoken bij scheikundigen, die hem in 't gelijk hebben gesteld, wat blijkt uit een volgend citaat van den Inspecteur van de Volksgezondheid „De door urine verspreid wordende stank is over bekend en ook in uwe woonplaats nabij de urinoirs merkbaar. Zij wordt hoofdzakelijk gevormd door de rotting van ureum, waarbij koolzure ammonia ontstaat, terwijl bij faeces de rottende eiwitstoffen vooral aanleiding geven tot stank. In dit opzicht staan urine en faeces vrjj wel gelijk. Dit geldt ook van het gevaar van ver breiding van besmettelijke ziekten. En omdat de hoeveel heden geproduceerde urine grooter zijn dan die der ge vormde faeces, is kwantitatief de urine meer te vreezen dan de faeces". De bewuste leden bedenken zich dus wel tweemaal, alvorens tot de urineloozing in de grachten te besluiten. De heer Besuijen zegt, dat als lij de vorige sprekers goed begrepen heeft, de toestand, zooals die nu bestaat, uit een hygiënisch oogpunt beter is. De heer Baart de la Faille wijst er nog op, dat de reinheid der urinoirs vaii groot hygiënisch belang moet worden geacht, zoodat die dan ook aan de gemeenterei niging dringend blijft aanbevolen. Volgnos. 124 en 125 worden hierna goedgekeurd. Volgno. 12(1. Onderhoud van torens, klokken en uur werken enz. 1U45. De heer Menalda heeft ondershands geïnformeerd of binnenkort antwoord is te verwachten van den Minister van Binnenlandsche Zaken op de vraag van liet Gemeen tebestuur, of liet Rijk genegen is een subsidie te ver- leenen voor de restauratie van den toren„ de Oldehove". i Die vraag dateert reeds van het voorgaande jaar. liet verheugt spreker te kunnen mededeelen, dat liet antwoord spoedig is te wachten. Naar aanleiding hiervan acht spreker het gewenscht nog eenigen tijd te wachten met de beslissing omtrent „de Oldehove". De Voorzitter stelt voor liet adres van den heerS. 11. Taconis, houdende verzoek een uurwerk te doen aan brengen in de Oldehove, aan te houden tot dat antwoord van den Minister zal zijn ingekomen. Met algemeene stemmen wordt hiertoe besloten. op de electrische regeling van Het antwoord van Burgemeester en Wethouders, dat een zoodanige regeling te kostbaar zou zijn, vindt spreker wel wat vaag. Men is nu niet in de gelegenheid er over te oordeelen en daarom zou spreker omtrent het bedrag der kosten gaarne iets nader worden ingelicht. De heer Hijlkema kan den heer Schoondermark hier omtrent niet inlichten. Wel kan Itjj mededeelen, dat de regeling der klokken hier indirect electrisch gaat. De kloksteller n.l. gaat geregeld naar het postkantoor, om daar den juisten tijd op te nemen. Met een zuiver loopend horloge gewapend, kan deze man dus alle klokken op den juisten tijd zetten. De heer Schoondermark begrijpt dit antwoord niet. Sprekers bedoeling is te weten hoeveel een goede klok, met draden verbonden aan wjzerplaten op verschillende plaatsen in de stad, zou kosten. Burgemeester en Wet houders schrijven dat de regeling te kostbaar zou zijn, maar weten klaarblijkelijk van die kosten niets af. Vóór men overgaat tot de aanschaffing van een nieuw uurwerk, meent spreker dat zijn denkbeeld wel degelijk onder de oogen moet worden gezien. De Voorzitter zegt don heer Schoondermark toe dat de electrische regeling zal worden overwogen, wanneer tot plaatsing van oen uurwerk in de Oldehove zal worden overgegaan. Volgnos. 126 en 127 worden met algemeene stemmen aangenomen. Volgno. 128. Daggelden van werklieden der gemeente werken 6298. De heer Troelstra stelt voor, dezen post met ƒ200.— te verhoogen. 7 personen zullen volgens liet stelsel- Besujen voor verhooging in aanmerking komen. Dit voorstel wordt ondersteund en komt dus in behan deling. De heer Besuijen zegt, dat de werklieden bij de ge meentewerken eenigszins stiefmoederlijk worden behandeld, iii vergelijking met die bij de gemeentereiniging en aan de gasfabriek. Terwijl deze laatsten een 10-urigen werk dag hebben, is die bij gemeentewerken bepaald op 101 a 11 uur. Voorts moeten de werklieden bij gemeente werken gedurende 5 maanden van het jaar reeds om 5 uur op liet werk zijndat is toch te vroegde lieden moeten dan om 4 uur opstaan. Wanneer men nu eens begon met de mannen in de maanden April, Mei, Juni, Juli, Augustus een uur later in dienst te doen komen, dan werd de nachtrust langer en de werktijd ongeveer 10 uur. Waar de werklieden aan de gasfabriek en bij de rei niging Zaterdagsavonds te 6 uur eindigen, mogen die der gemeentewerken eerst te 7 uur naar huis gaan. Spreker acht Imt gewenscht dat voor allen dezelfde regeling wordt getroffen. Wel is waar stellen Burgemeester en Wet houders voor de werklieden eene instructie vast en kan spreker dus daarop geen invloed oefenen, zelfs is het mogelijk dat bij dit Zaterdagavonduurtje niet streng de hand wordt gehouden aan de instructiede werklieden stellen echter grooten prijs op dit vrije uurtje en hij hoopt daarom dat genoemd college met de hier uit gesproken wenschen rekening zal houden. Wat du loonen aangaat, diene opgemerkt, dat de löonen der timmerlieden bij den particulieren patroon varieeren tusschen de 19 en 23 cent per uur. Bij een arbeidsdag van 11 uur maakt dus een arbeider tegen het laagst

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 9