8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot toekenning van pensioen aan H. Jansen, eervol ontslagen fitter aan de gemeentelijke gasfabriek. 260 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1905. 5. Prae-advies van Burgemeester en Vethouders in zake het adres van G. J. Nieuwland, om de loopende huur van de zathe en landen „de Magere Weide" aan zijn zoon te mogen overdragen. Zonder beraadslaging wordt met algemeene stem men overeenkomstig de conclusie van het prae-advies besloten Aan Gatze J. Nieuwland, tot 5 Maart/12 Mei 1908 pachter van de aan de gemeente toebehooi'ende zathe en landen „de Magere Weide" als beschikking op zijn verzoek van 8 October 1.1. ontheffing te verleenen van het bepaalde bij art. 4 van het loopende huur contract, onder voorwaarde, dat met ingang van 5 Maart 12 Mei 1906 het gehuurde door zijn zoon Johan Gatze voor de beide nog resteerende huurjaren wordt bewoond en gebruikt, doch adressant zelf, ondor borgtocht van den heer T. Velstra, voor de nakoming van de bepalingen van het huurcontract als huurder aansprakelijk blijft. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om P. Poelsma ondershands te belasten met het bezorgen van de benoodigde wagenvrachten ten dienste der gemeente, gedurende de jaren 19061908. Zonder beraadslaging wordt met algemeene stem men, overeenkomstig de conclusie van het voorstel, besloten P. Poelsma alhier met ingang van 1 Januari 1906 ondershands te belasten met het bezorgen van de benoodigde wagenvrachten ten dienste der gemeente werken, gedurende de jaren 1906, 1907 en 1908, op de voorwaarden en tegen de eenheidsprijzen, vermeld in het proces-verbaal van openbare aanbesteding, d.d. 1 November 1902 en het daaraan gehechte bestek. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan H. de Walle en G. IJsbrandj vergunning te verleenen tot wijziging van den aanleg van straten Achter de Hoven. Zonder beraadslaging wordt met algemeene stem men, overeenkomstig de conclusie van het voorstel, besloten I. Met wijziging van het raadsbesluit van 10 October 1905 no. 20iR/I31, uitsluitend wat de plaats en de richting der na te noemen straten en de rooi lijnen der aan die straten te stichten gebouwen aan gaat, aan adressanten vergunning te verleenen, de straten C. D. E. G. en K. I. H. aan te leggen over eenkomstig het hierbij gevoegde plan, zooals dat nader met rooden inkt is gewijzigd. II. als rooilijnen voor de aan die straten te stichten gebouwen vast te stellen de op de teekening getrokken zwarte lijnen. Zonder beraadslaging wordt met algemeene stemmen overeenkomstig de conclusie van het voorstel besloten Aan H. Jansen met ingang van 1 November 1905 een jaarlijksch pensioen toe te kennen van f 344. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan M. Wiemers opnieuw onderhands te verhuren het gar denier sland „het Blolckeland." De beraadslaging wordt geopend. De heer Besuijen wijst er op dat Wiemers in zijn laatste adrés opkomt tegen een vroegere beschikking van Burgemeester en Wethouders over de hut op het Blokkeland. Uit de voorwaarden der verpachting blijkt nu niet of het eigendomsrecht van Wiemers al dan niet wordt erkend. Wiemers zegt, dat de hut van hem is. Burgemeester en Wethouders deden het in hun eerste beschikking voorkomen alsof zij daar tegen op kwamen. Spreker wenscht te vragen hoe dit eigenlijk zit. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat de hut het eigendom is van Wiemers. Met algemeene stemmen wordt overeenkomstig de conclusie van het voorstel besloten Aan M. Wiemers alhier, voor het tijdvak van 5 Maart 1906 tot 1 Januari 1910 onderhands in huur af te staan het perceel gardeniersland, genaamd „het Blokkeland", groot 1.59.80 Hectare, gelegen aan de Dokkumer Ee cn kadastraal bokend in sectie- F no. 2208, tegen een jaarlijkschen huurprijs van 225 en verder op de voorwaarden die Burgemeester en Wet houders geraden zullen voorkomen. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan Pierre Althoff voor het houden van voorstellingen met zijn circus gedurende de kermis van 1906 in gebruik af te staan em gedeelte van het bouwterrein aan de zuid zijde van het Nieuwe Kanaal. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter wil er de aandacht op vestigen, dat de heer Althoff iets meer vraagt, dan Burgemeester en Wethouders voorstellen, in te willigen, llij vraagt tochnoch vóór noch in de kermis een ander circus toe te laten in de gemeente Leeuwarden. Burge meester en Wethouders stellen voor, daaraan wel te voldoen wat betreft het niet toelaten van een ander circus gedurende de kermis, maar niet wat betreft voor de kermis. Dat is dus in afwijking van hetgeen wordt verzocht. De aandacht van enkele leden was reeds daarop gevallon. Spreker vestigt er thans nader de aandacht op. De heer Baart de la Faille heeft met genoegen gezien, dat Burgemeester en Wethouders bij het stel len der financieele vooxwaarden iets verder zijn gegaan dan het aanbod bedroeg: f 600.— dit bedrag is tot 1000.— verhoogd. Toch is bij spreker de vraag gerezen of een huur van 1000.— wel voldoende geacht kan worden. Het is spreker niet bekend of reeds de gewone aanvragen van stoomcaroussels zijn ixxgekomen voor de volgende kermis, die altijd een nogal voorname bron van inkomsten voor de ge meente zijn. Maar als spreker zich goed herinnert, is het vorig jaar 3000 bedongen van de stoomcaroussels als staangeldverder meent spreker, dat de stoomca roussels daarop alleen zijn ingegaan op voorwaarde, dat onder de conditiën werd opgenomen, dat geen circus of iets van dien aard op de kermis zou koxnen. Thans zijn de rollen omgekeerd. Eerst wordt er aanvraag gedaan voor een circus en Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit 1000.te laten betalen. Spreker zou zich nu toch kunnen vooi'stellen, dat als de stoomcaroussels dit vexmemen, deze wel eexxs achterwege konden blijven omdat zij xxu eenmaal geterroriseei'd worden door dat circus. Waar de caroussels dit verleden jaar te berde hebben gebracht, zou spreker willen vragen of niet, wanneer de gemeente eens de bate der belangrijke bedragen, door de caroussels betaald, moest missen, de vergoeding van f 1000.van het circus veel te weinig zou zijn. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leexxwarden van Dinsdag 14 November 1905. 261 Wanneer deze opmerking wordt gedeeld en xnen meent, dat gevaar zou kunnen bestaan, dat geen eigenaai'.s van stoomcaroussels zich aanmeldden, dan zou het overwegixxg verdienen, den heer Althoff liever te vragen, na de kermis te komen. Deze heeft thans verzocht, tijdens de kermis geen vergunning te ver leenen voor een ander circus. Nu is het bekend, dat na de kermis nog de tentoonstelling zal voortduren en misschien zou het daarom voor het circus geen bezwaar zijn, na de kermis te komen. Dan zou ook de som van 1000.een passende bijdx-age zijn. De vraag is dus of er reden bestaat voor de vrees, dat de stoomcaroussels worden afgeschrikt, zoo, dat de gemeente van het circus nadeel zou hebbeix in plaats van voordeel. De heer van Messel verklaart tot zijn spijt niet het gevoelen van den heer Baart de la Faille te kunnen deelen, dat wegens de plaatsing van het circus- Althoff geen stoomcaroussels zouden komen. Spreker gelooft niet dat zij beschouwd moeten worden als concxxrrenten. Integendeel. De stoom caroussels hebben voordeel van een circus, dat de menschen van buiten trekt. De caroussels hebben juist kans, na afloop der voorstelling een grooter publiek te krijgen. De vrees lijkt spreker wel wat overdreven. Indien het circus als een concurrent van caroussels moest worden beschouwd, dan zou hetzelfde moeten gelden voor de comedies deze staan tegen over de caroussels precies gelijk als een circus, dat ongeveer op gelijken tijd uitgaat. Als dus de eene concurrentie-quaestie opgaat, dan de andere ook, eigen lijk nog erger, want men heeft dit verschil, dat de comedies op de kermis staan en het circus een heel eind van het texvein af. Maar zooals spreker reeds zeide het zijn geen concui'renten dat bezwaar wordt te bi-eed uitgemeten. De heer Baart de la Faille constateert, eene een voudige vraag te hebben gedaan, meenende dat daar eenigo aanleidixxg toe bestond, juist wegens het in het vorig jaar te berde brengen van dit bezwaar door de stoomcaroussels bij het vaststellen der voorwaar den of het doen van de aanvraag, waarbij werd be dongen, dat er geen circxxs zou komen. Spreker blijft meenen, dat dit een geldige reden is voor het stellen der vraag of toch ixiet eeix zekere concui'rentie bestaat, die op nadeel voor de gemeente zou uitloopen. De heer Hijlkema deelt mede, dat er hem niets van bekend is, dat de stoomcarroussels verleden jaar dat bezwaar hebben gemaakt. Spreker gelooft ook niet aan het gevaar en is het met den heer van Messel geheel eens, dat stoomcaroussels en circus niet in concurrentie met elkaar komen, integendeel. Een circus is een zoo algemeen gewild vermaak bij stad- en pro- vinciegenooten, dat een circus alleen reeds voldoende is om steeds een groot aantal menschen naar de stad te trekken. Zijn zij daar eenmaal, dan maken zij na afloop ook gebruik van de andere vermakelijkheden, in de eerste plaats de stoomcaroussels die worden eerder in de hand dan tegengewerkt. De heer van Messel vraagt of een waarborg is ge steld, dat de heer Althoff, als hij de voorwaarden aanvaardt, zich later niet weer terugtrekt. De VoGrzitter deelt mede, dat als zekerheid een som vaix f 200.is gestort. De heer Hijlkema koxnt nog eens terixg op do twee door den heer Althoff gestelde voorwaarden. Ten eerste, dat geen ander circus zal worden toe gelaten gedurende de kermis. Dat kan gereedelijk worden toegestaan. Verder vraagt hij echter, ook vóór dien tijd geen vergunning aan een eircus te geven. Spreker voor zich zou er niet zooveel bezwaar tegen hebben, ook dat verzoek in te willigen. Het is haast niet dexxkbaar, dat men hier nog een circus zou krijgen. Meestal komen ze niet in het voorjaar en bovendien, wanneer een circuseigenaar wist, clat Althoff hier in de kennis kwam, zou hij het niet licht daarvóór nog probeeren. Wanneer men moest denken, dat de aan- vraag-Althoff hierop zou afstuiten, zou spreker geen bezwarexx zien, den heer Althoff ook op dit punt te bevredigen. Wanneer het er om moest afspringen, zou spreker dit jammer vinden met het oog op het belang der gemeente. De heer Koopmans wil naar aanleiding van het gesprokene door den heer Hijlkema ook gaarne zijn idee over deze zaak mededeelen. Wat de heer Hijl kema aanvoert, is een moeilijke questie. Onderstel eens, dat Carré ook met een aanvraag koxnt en zich tot een particulier richt om plaatsruimte. Dan zou men toch geen reden kunnen vinden, hem de ver gunning tot spelen te weigeren, terwijl in deze ver- gadex-ing niettemixx besloten zou zijxx, geen circus toe te laten. Geen wet of verordening zou echter het recht verleenen om te weigeren. Verder gelooft sprekex-, dat het wel degelijk Althoff's doel is, te voorkomen, dat er eexx circus komt vóór dien tijd. Een circus in de kermis zoxx hij misschien nog niet zoo erg vreezen vóór dien tijd juist wel. In vorige jaren, toen Barixunx and Bailey, Meijer en andere groote Anxerikaansche circussen hier kwamen, is het wel gebleken, hoe die zoo eens ko men neerstrijken zonder te vragen of het al dan niet kermis is. In elk jaargetijde komen ze aan waaien, vragen plaatsixxg en spelen. Spreker gelooft niet, dat men moet ingaan op het denkbeeld van den heer Hijlkema, waarmee men zijn eerstgeboorte recht zou verkoopen. Stel, dat ook variété's of tooneelgezelsehappen eens het ixitsluitend recht vroegen om van November tot Juli te spelen, zonder dat andere affaires mochten komen in deze stad en dat eenige bepaling te vinden ware, die aan de gemeente de macht gaf om daaraan te voldoen, dan zou dit toch niet gaan en niet recht zijn, niet wettig. Daarom gaat spreker met den heer Hijlkema niet mee. Wel zoxx spreker de aan den heer Althoff te stellen condities nog willen aanvullen met deze, dat hij binnen 4, 6 of 8 weken heeft te antwoorden of hij de voorwaarden aanneemt, opdat, wanneer hij captie maakt en niet wil komen, Carré, Schumann of een ander, nog de gelegenheid heeft en Leeuwarden niet de voordeelen moet derven, die de aanwezigheid van een circus steeds meebrengt. De heer Hijlkema verklaart, dat het niet zijn be doeling was, het verbod ook tot particuliere terreinen uit te strekken. Spreker wil alleen mededeelen, dat op ymeenfe-terreinen geen circus zou worden toege laten. Als een circus wordt opgeslagen op particulier terrein, is dat trouwens een zaak die niet den Raad, maar den Burgemeester aangaat en spreker is het met den heer Koopmans eens, dat het niet goed zou gaan, dan te weigeren. Maar spreker ontkent, dat deze inrichtingen meestal zoo onverwachts neerstrijken als bijvoorbeeld Barnum and Bailey. Meestal hebben zij lang te voren hun plan de campagne opgemaakt en doen de aanvraag om plaats langen tijd vooruit en niet zoo plotseling. De Voorzitter gelooft, dat het wel zaak is, de quaestie duidelijk onder oogen te zien. Althoff vraagt, dat noch voor noch tijdens de kermis binnen de gemeente Leeuwarden een circus zal worden toege laten. Wanneer die aanvraag aldus werd ingewilligd,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 2