12. Voorste! van Burgemeester en Wethouders in
zake een adres van de voogden van het Old Burger
'264 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1905.
spreker gaat geheel met hem mee. Het beginsel dat
voorzit bij uitgifte van grond door de gemeente is,
dat deze bebouwd zal worden. Het vroeger aankoopen
en nu uitgeven van grond door de gemeente heeft
geen ander doel, dan de bebouwing te organiscoren.
Het idéé is niet, grond te verkoopen voor tuin, voor
grasveld of warmoezerij. Het doel is verkoop om
den grond bebouwd te krijgen. Daar zit het indirect
belang voor de gemeente in. Deze zou anders geen
behoefte hebben, grond te verhandelen. Maar krijgt
men huizen, dan heeft men niet alleen hoofdelijken
omslag van de bewoners, maar ook de opcenten op
de personeele belasting. Het grondbeginsel waarom
de gemeente bouwterreinen daarstelt, ligt in dat feit
en spreker gaat geheel mee met het eerst door den
heer Beekhuis gesprokene.
De Voorzitter gelooft, dat de heer Koopmans het be
ginsel duidelijk heeft uitééngezet. De gemeente geeft
bouwterrein uit om te bouwen. Nu zegt de heer
van Mossel wel, dat degene die grond koopt, ermee
moet kunnen doen wat hij wil, maar dat is toch niet
de wil van den Raad geweest. Die wil was, dat
wanneer grond zou worden uitgegeven, er huizen op
gesticht zouden worden. Wanneer men een afwijking
toestaat acht spreker het dan ook volkomen natuur
lijk, dat men dit doet„tot wederopzeggens toe."
Het komt spreker voor, dat dit is in don geest van
's Raads wil. Burgemeester en Wethouders hebben
met deze bepaling in het ontwerp-besluit slechts den
vroeger door den Raad geuiten wil geëerbiedigd.
De heer van Messel moet nogmaals zijn spijt be
tuigen, dat hij nu ook met den Voorzitter van
mcening moet verschillen.
Wanneer diens redeneering opging, moest de aan
vraag gladweg worden geweigerd. Als de Raad uit
beginsel alleen grond uitgeeft om dien te bebouwen,
moet deze aanvraag totaal van de hand worden ge
wezen. Maar als de voorwaarden zoo blijven, loopen
de koopers groot gevaar, dat zij na een jaar of wat
bericht krijgen, dat hun vrijstelling wordt opgeheven.
Daarmee zouden zij dus leelijk gefopt zijn en spreker
wenscht niemand te foppen. Hij blijft wegneming
der woorden „tot wederopzeggens toe" correct achten.
De heer Jansen zou den heer van Messel willen
doen opmerken, dat hij niet kan bedoelen, het met
den Voorzitter niet eens te zijn, dat in beginsel door
de gemeente terreinen worden uitgegeven om te be
bouwen. Spreker althans gelooft, dat de Voorzitter
daarmee zeer correct het beginsel aanduidde. Hier
zijn echter twee heeren, eigenaars ven aanzienlijke
huizen, die hun tuin willen uitbreiden. Zij hebben
bij hun huizen te weinig tuinruimte. Waar zij ver
meenden, voor dit doel den grond tot eenigszins lagcren
prijs te kunnen verkrijgen, meent spreker dat zeer
terecht door Burgemeester en Wethouders op dat punt
niet is toegegeven. Onlangs een der heeren ontmoeten
de, vernam spreker, dat deze nog al bezwaar maakte
omdat zoo een hooge prijs gevraagd werd.
Dat kan spreker niet toegeven. Het is goed dat
de prijs wordt gehandhaafd. Maar waar de Raad
nu voor het feit staat, dat eenige faciliteit wordt ge
geven op het punt van niet bebouwen, meent spreker,
dat de Raad toch bij elke gelegenheid afwijkingen
van de gewone voorwaarden kan toestaan. Waar het
doel is, er tuin van te maken, kan dat ook wel
alleen op den prijs kan dat geen invloed hebben.
Spreker meent, dat de vrijheid om faciliteiten te verlee-
nen bestaat, trots het beginsel. Er is grond genoeg en
als men het vormen van flinke tuinen niet wilde toe
staan, zouden sommige huizen niet meer gebouwd
worden. Nu wil men het vergunnen „tot wederop
zeggens toe"natuurlijk hebben Burgemeester en
Wethouders niet het vooruit vaststaande plan om over
5 jaar of zoo de vergunning op te zeggen, maar men
schept een onzekerheid, waar spreker tegen is. Zoo
wordt het geen faciliteit, maar een bezwaring.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel-Feddema om uit punt 3 der voorwaar
den weg te nemen de woorden „tot wederopzeggens
toe", in stemming gebracht, wordt aangenomen met
19 tegen 3 stemmen, die der heeren Besuijen, Beek
huis en Koopmans.
Het aldus gewijzigd ontwerp-besluit wordt aange
nomen met algemeene stemmen.
Weeshuis alhier om koop van grond aan de ontworpen
Wijbrand de Geeststraat.
Zonder beraadslaging wordt met 19 tegen 2 stem
men, die der heeren Besuijen en Koopmans, besloten
overeenkomstig de conclusie van het voorstel
Aan de voogdij van het Old Burger Weeshuis
alhier in koop af te staan een terrein, gelegen aan de
ontworpen Wijbrand de Geeststraat, ter grootte van
1805 cA., de juiste grootte nader door een land
meter van het kadaster op te meten en deel uitma
kende van het kadastrale perceel sectie G no. 6676
Gemeente Leeuwarden voor den prijs van 6 per
cA. en daartoe te nemen het besluit, dat in ontwerp
hiernevens gaat.
Vastgesteld wordt alzoo het volgend ontwerp-besluit,
De Raad der gemeente Leeuwarden
Gelezen het adres van Dr. N. Reeling Brouwer
en Mr. A. C. C. Folkersma, Voorzitter en Secretaris
der Voogdij van het Old Burger Weeshuis alhier,
handelende voor en namens die voogdij, houdende
verzoek aan genoemde voogdij in koop af te staan
een gedeelte van het perceel land, kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, sectie G no. 6676 ter grootte
van 1805 cA., als op bijgaande situatie-teekening
is aangeduid en zulks voor den prijs van 6 per cA.
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Besluit
Aan genoemde voogdij het gevraagde terrein, ter
groote als door adressanten is aangegeven, de juiste
grootte nader door een landmeter van het kadaster op
te meten en voor den prijs van 6.per centiare
in koop af te staan onder de navolgende voorwaarden:
a. de koopprijs moet in een termijn worden be
taald binnentwee maanden na het verteekenen der acte;
b. het terrein moet binnen 5 jaar na voormelden
termijn door de verkrijgers of hunne rechtverkrijgen
den zijn bebouwd:
c. bij bebouwing moeten door hen of hunne recht
verkrijgenden behalve de geldende verordeningen, de
in het algemeen voor de bebouwing der omliggende
terreinen gebruikelijke voorschriften, ter beoordeeling
van Burgemeester en Wethouders, worden in acht
genomen, waarbij evenwel met den bijzonderen aard
van de te stichten gebouwen zal kunnen worden
rekening gehouden;
d. de kosten van overdracht en der kadastrale
uitmeting zijn voor rekening van de verkrijgers.
13. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake het adres van den heer N. T. Albarda e. a., houdende
verzoek om verwijdering van den beukeboom, staande in
het trottoir der Emmakade N.Z. nabij den GrachtswaL
De beraadslaging wordt geopend.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 November 1905.
265
De heer Beucker Andreae gelooft, dat wanneer men
aan Burgemeester en Wethouders mededeelt, dat men
niet met hun voorstel zal meegaan, zij zich niet be
paald warm zullen maken over de vraag of de boom
hier zal blijven of niet. Spreker wil gaarne verkla
ren, zich aan de zijde van het verzoek van adres
santen Albarda c.s. te scharon.
Ook naar spreker's meening is deze boom een sta
in den weg en caduc. Over eenige jaren zal hij
stellig toch weggenomen moeten worden. Nu een
adres is ingekomen om dit reeds nu te doen, is er
alle reden om dit te steunen en spreker zou dus
willen voorstellen, niet mee te gaan met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
Spreker herinnert zich, dat deze boom alleen is
blijven staan op verzoek van den vroegeren bewoner
van het huis, den heer van Sloterdijck. De boom
behoorde tot zijn terrein, gaf een uitstekende scha
duw en was een sieraad voor de omgeving. Maar
nu wordt hij minder, voor de passage is hij een sta
in den weg. Spreker gelooft niet, dat er voldoende
redeii is, het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders te steunen en meer reden om aan verzoek van
adressanten te voldoen. Spreker zal dus tegen het
voorstel stemmen.
De heer van Ketwich Verschuur wil in de eerste
plaats met Burgemeester en Wethouders dezen boom
sparen. Spieker vindt het een mooien boom en dat
zal wel niemand met hem oneens zijn, behalve wel
licht de heer Beucker Andreas, dien spreker het hoofd
ziet schudden en die den boom caduc noemde.
Maar dat kan men toch niet zeggen van een boom,
die in het najaar een massa vruchten draagteen
boom die goede vruchten draagt is niet caduc en dat
hij dit doet, blijkt uitv het feit, dat de heer Albarda
vooral klaagt over den last dien hij heeft van het
gooien van de jongens om die vruchten machtig te
worden. Daaruit volgt, dat de boom niet caduc is.
Hij heeft een oogenblik wat staan pratten, maar is
in den laatsten tijd weer goed opgekomen. Het is
een mooie boom, die daar goed staat en een sieraad
voor de omgeving is.
Er zijn twee omstandigheden in het adres, die
spreker toegeeft. Het gooien met steenen is gevaar
lijk voor hen, die zich in den tuin van den heer Al
barda bewegen en dan het feit, dat daar altijd vuil
ligt, afkomstig van de schipperij in de buurtdaar
door wordt de passage achter den boom, die toch al
nauw is, gehinderd bovendien heeft het ijzeren hek
er om heen venijnige ijzeren punten, die het voor
vrouwen niet geraden maken er dicht langs te gaan,
willen zij haar kleeren niet scheuren.
Wat den boom zelfbetreft, zou door eenig toezicht
te houden op de jongens, die met steenen in den boom
gooien, hetgeen opgedragen zou kunnen worden aan
den brugwachter, die er slechts eenige meters er vanaf
zijn werk heeft en toch niet den geheelen dag de brug
draait, een groot deel van den hinder voorkomen
kunnen worden, dien de heer Alberda nu ondervindt.
De boom zou kunnen blijven, het trottoir zou wat
verlegd kunnen worden en de passage achter den boom
zou men kunnen afsluiten met een stang in den muur.
Bij het leggen van het trottoir om den boom heen,
zou men hem ook wat meer vrijheid kunnen geven,
wat zijn wortels betreft, door een rooster aan te
brengen en geen steenen bevloering. De passage er
achter zou dan worden afgesloten.
Spreker heeft deze zaak van morgen besproken met
den Directeur van Gemeentewerken, want die was,
naar spreker meent, eerst tegen het idee van Burge
meester en Wethouders en wilde den boom maar op
ruimen. Maar toen spreker hem het boven geschetste
plan mededeelde, gevoelde hij daar wel wat voor.
Spreker vroeg hem, wanneer het trottoir om den boom
heen werd gelegd met een flauwe bocht, of dan ook
de passage te nauw zou worden. De Directeur was 't
met spreker eens, dat dit niet te duchten wa^, want
aan dien kant van de Emmakade is de passage van
rijtuigen zeer gering. Aan de andere zijde passeeren
de melkwagens voor de boterfabriek, maar de Emma
kade Noordzijde loopt dooddoorgaande rijtuig-passage
heeft daar niet plaats; dat gaf de Directeur toe.
Gisteren heeft spreker er ook over gesproken met
den heer Albarda. Ook hij vond het eigenlijk jam
mer, dat de boom weg zou moeten, want ook hij vindt
het een mooien boom doch hij heeft er, alsgezegd,
nog al last van.
Voorloopig echter heeft de heer Albarda toch geen
last van den boom; in geen 3/4 jaar draagt hij weer
vruchten men zou eens kunnen denken over hetgeen
spreker aan de hand hoeft gedaan. Blijkt later, dat
de boom toch nog last geeft, dan zou men nog altijd
een anderen weg kunnen bewandelen.
Spreker vroeg don heer Albarda, hier namens hem
in dien geest te mogen spreken en daarin is toege
stemd hij gaf toe, dat op die manier misschien het
wegnemon van den boom te voorkomen zou zijn.
Ten slotte wil spreker wijzen op een motief, dat
ook door den heer Beucker Andreae even is aange
roerd. In de eerste plaats wil spreker den boom
behouden omdat hij mooi is, maar ook uit een gevoel
van piëteit. Zooals de heer Beucker Andreae reeds,
zeide, is deze boom afkomstig uit den tuin van den
heer van Sloterdijck, die vele eervolle jaren in deze
vergadering heeft doorgebrachtde oudere leden ken
nen hem allen; hij was zeer op dien boom gesteld.
Ook uit een gevoel van piëteit zou spreker dus wen-
schen, dat de boom bleef, nu toch de tegenwoordige
bewoner van diens huis meegaat met het idee om
het nog eens aan te zien. Noodig is daarvoorver
legging van het trottoir, 't voorkomen van vervuiling'
tusschen boom en muur en toezicht op de jongens.
Vooral op mooie boomen moet Leeuwarden zuinig
zijn. Er zijn weer een aantal boomen in de stad ge
stigmatiseerd met een roode vlek en daarin kan spre
ker meegaan, want het zijn meest verkankerde boo
men. Maar dit is een pracht-exemplaar, dat steeds
vruchten draagt, niet ziek en niet caduc is.
De heer Schoondermark hoopt, dat de discussie
kort zal zijn, want het schijnt een geliefkoosd artikel
te zijn als er over boomen wordt gesproken. Zonder
echter over dezen boom een „boom" op te zetten,
wil spreker zijn gevoelen uiten. Spreker is voor
verwijdering, hoezeer ook erkennende, dat het een
prachtige boom is, wat ieder zal erkennen. Maar
spreker wil do zaak eens omkeerenals die boom
daar eens niet stond, en men er een moest plaatsen
dan zou het toch te dwaas zijn om van te praten,
het daar te doen.
Burgemeester en Wethouders voeren voor het be
houd aan dat de boom zooveel schaduw geeft, maar
die komt alleen aan adressant ten goede, want de
boom staat aan de noordzijde van de straat.
Verder wijzen Burgemeester en Wethouders terug
op een besluit, dat door den Raad genomen zou zijn.
Maar spreker doet opmerken, dat er nooit een raads
besluit over is gevallen. Wel een besluit van Bur
gemeester en Wethouders in Juli 1895.
Eén bezwaar, dat van het gooien door de jongens, is
door den heer van Ketwich Verschuur niet opgelost.
Spreker bewondert den heer van Ketwich Verschuur
die den heer Albarda heeft kunnen hyperdiaboliseeren
om het nog eens 9 maanden aan te zien.
Spreker meent, dat als men dien weg opgaat, de
boom er ten eeuwigen dage zal blijven staan. Dan
zal men er niet meer op terugkomen. Spreker zal
tegen het voorstel van Burgemeester en \Yethouders
stemmen.