278 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1905. deze benoeming aan zich te houden, het is spreker best, maar volgens de wet worden de secretarie ambtenaren benoemd door Burgemeester en Wethou ders en waar deze betrekking de reeds aangestipte geschiedenis heeft, meenden Burgemeester en Wet houders dat in dat verband voldoende aanleiding be stond om de benoeming aan hen over te laten. De heer Besuijen wil er de aandacht van den Raad op vestigen, dat deze ambtenaar niet wordt opge nomen in het gewone corps, bijv. niet deelt in het pensioenfonds. Spreker gelooft, dat de benaming ambtenaar eigenlijk ook onjuist is en heeft die zoo even reeds met eenigen schroom gebruikt. De Voorzitter constateert, dat Burgemeester en Wet houders zich volstrekt geen partij stollen in de vraag hoe de benoeming van een stenograaf zal geschieden. Wanneer de meerderheid meent, dat deze benoeming zóó gewichtig is, dat de Raad er in gekend moet worden, dan zullen Burgemeester en Wethouders zich gaarne daarbij neerleggen. Het scheen echter een voudiger de benoeming doos Burgemeester en Wet houders te doen geschieden, welk college reeds thans eenige personen heeft uitgenoodigd, verslag van het hier verhandelde op te maken. Dit verslag zal dienen te worden gelezen en getoetst aan dat van den heer Oorver, waarna pas een oordeel kan worden gevormd over de bekwaamheid of geschiktheid der sollicitanten. Zulk werk, meenden Burgemeester en Wethouders, mocht niet van de leden van den Raad worden ge vergd. Dat het hoffelijker zou zijn geweest, de benoe ming aan den Raad over te laten, is een uitdrukking, die spreker dus laat voor rekening van den heer Besuijen. Wanneer er al van hoffelijkheid in dezen sprake mag zijn, wil spreker doen opmerken, dat naar zijn gevoelen, in deze zaal de leden van het college van dagelijksch bestuur een navolgenswaardig voor beeld geven van hoffelijkheid in spreken en in doen. De heer van Ketwich Verschuur stelt de vraag, dat wanneer de benoeming aan Burgemeester en Wet houders wordt overgelaten, zooals hij zoude wenschen het toch zeker in de bedoeling ligt, den benoemde een instructie te geven en daarin ook op te nemen, dat men niet voor altijd aan hem is verbonden. Ver ondersteld toch kan worden, dat óf de gemeente óf de benoemde, zooals thans plaats heeft, den band wenscht te verbreken op eenig oogenblik. Spreker neemt dus aan, dat een regeling zal worden getrof fen, waarin eenige bepaling wordt opgenomen, dat men wederzijds van elkaar af kan, als het eens niet bevalt of om andere redenen. De Voorzitter geeft te kennen, dat die veronder stelling juist is. Zeker zal een overeenkomst worden gesloten, waarin wordt opgenomen, hoe de band kan worden verbroken, die den stenograaf tijdelijk aan de gemeente verbindt. De beraadslaging wordt gesloten. Het eerste deel van het amendement-Besuijen, in stemming gebracht, wordt verworpen met 11 tegen 7 stemmen, die der heerenBesuijen, Koopmans, Fed- dema, Jansen, Baart de la Faille, Lautenbach en Wilhelmij. Het tweede deel van het amendement-Besuijen, (benoeming voor één jaar), wordt verworpen met 11 stemmen tegen 7, die der heerenBesuijen, Koop- mans, Jansen, Tromp, Baart de la Faille, Lautenbach en Wilhelmij. Met algemeene stemmen wordt overeenkomstig de conclusie van het voorstel besloten van 1 Januari 1906 af, het verslag van 's Raads handelingen op de tot dusver gevolgde wijze te doen opmaken en samenstellen door een door Burgemeester en Wethouders daartoe aan te wijzen persoon, aan wien per vergadering, waarin hij persoonlijk dienst doet, een belooning van ten hoogste 20.zal worden toegekend. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vast stelling eener verordening op het geneeskundig onderzoek van sollicitanten naar gemeentebelrekkingen enz. (Bijlage no. 31). De heer Haverschmidt had na de discussie bij de voorlaatste begrooting over keuring, ziekte en pensi- oneering eene uitgebreide regeling van een en ander verwacht en de omvang van deze verordening valt hem dus wat tegen. Spreker had gaarne geregeld willen zien wat er moet gebeuren bij langdurige ziekte, o. a. van onder wijzers die drie jaar en langer afhangen van de wel willendheid van Burgemeester en Wethouders en van de schoolcommissie, en hoe er dient gehandeld met attesten bij pensioneeringom te voorkomen dat iemand op een nietszeggend attest van den huisarts wordt afgekeurd en nog jaren lang als een toonbeeld van gezondheid rondwandelt. Al die zaken behooren eigenlijk thuis in een amb tenaren- en werklieden-reglement, waarin arbeidsduur, loonquaestie, verlof, ook het scheidsgerecht, kortom, de geheele reehtstoestand wordt geregeld. Spreker is overigens met dit voorstel wel ingeno men en voor den Raad is het wel nuttig en noodig dat de zaak nader wordt geregeld. Heeft men toch niet in den zomer van dit jaar een hoofdambtenaar buiten de aanbeveling benoemd van wiens gezondheid men even weinig wist als van zijn technische be kwaamheid, terwijl men een paar maanden later een ambtenaar, dien men twee jaar lang door weer en wind zijn werk had zien doen, aan eene keuring onderwierp Dit meten met twee maten kan niet meer voor komen daarvoor zorgt het tweede lid van art. 3. In datzelfde lid schuilt echter een groot gevaar voor iemand, buiten de aanbeveling benoemd. De Geneesheer-Directeur beslist toch in het hoogste res sort over 's mans gezondheid. Wordt hij afgekeurd, dan blijft hij rondloopen met het brandmerk als onge schikt voor openbare betrekkingen. Geheel is het kwaad niet te ontgaan, maar spreker wil absolute zekerheid, dat de zaak van alle kanten wordt bekeken en wenscht in zoodanig geval een nader onderzoek, dat voor den betrokkene en voor den Geneesheer-Directeur van belang is, omdat het dezen ontheft van een zware verantwoordelijkheid. Spreker stelt daarom voor een nieuw artikel 4 al dus luidende Art. 4. Indien een persoon, buiten de aanbeveling om benoemd zijnde, geen ge noegen neemt met de uitspraak van den Geneesheer-Directeur van het Stadsziekenhuis, kan op zijn verzoek en op zijn kosten een nader medisch onderzoek worden ingesteld door eene commissie van drie leden en wel le. den Geneesheer-Directeur voornoemd 2e. een bevoegd geneeskundige, door den betrokken persoon aan te wijzen 3e. een bevoegd geneeskundige, door de beide eerste leden aan te wijzen Wordt de betrokken persoon door deze com missie in het gelijk gesteld dan komen de kosten van dit onderzoek ten laste van de gemeente. De algemeene beraadslaging wordt geopend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1905. 279 De heer Tromp brengt in herinnering hoe twee of drie jaar geleden bij de benoeming van een onder wijzer door den heer Schoondermark eens werd gezegd, dat de keus tusschen de drie voorgedragenen zoo verbazend moeilijk was, aangezien de een toch al meer volmaakt scheen dan de ander, zoodat het wel leek, alsof er bij hen voor minder goede eigenschappen geen plaats was. Na deze opmerking van den heer Schoondermark heeft spreker toen gevraagd of het misschien overweging zou verdienen, bij Burgemeester en Wethouders een poging te doen tot invoering van een geneeskundig onderzoek. Daarop was het de heer Hijlkema, die overweging toezegde. De meening was toen, in zekeren zin een criterium bij benoe mingen te scheppen. Later is in de secties dergelijk medisch rapport gevraagd voor gevallen waarin wegens ziekte pensioen werd aangevraagd. Tot voor korten tijd werd dit toch verleend op een zoogenaamd dok tersbriefje, vaak niet meer dan een kattebelletje, waarop de dokter eenvoudig de verklaring zette, dat de be trokkene niet meer geschikt geacht kon worden voor den dienst. Men meende, dat dit toch ook niet vol doende was. Men heeft dus te doen met twee rubrieken van personen waarvan een medisch attest kan worden vereischt1. Zij die als gemeente-ambtenaar een contract met de gemeente willen aangaan 2. Zij die aanspraak maken op uitkeering eener door de gemeente gewaarborgde lijfrente wegens ongeschikt heid voor den dienst. Inderdaad terecht is gemeend, dat in die gevallen moer waarborgen moesten worden gevraagd voor de gemeente. Toen dan ook Burgemeester en Wethou ders er toe over wilden gaan, sollicitanten aan een keuring te onderwerpen, heeft spreker dit met genoe gen vernomen. Uit spreker's inleiding zal men reeds hebben begrepen, dat ook spreker een meer uitge breide regeling wenschto en wel een uitbreiding ook tot hen, die pensioen aanvragen wegens ziekte. Overigens ziet spreker niet het minste bezwaar in het door Burgemeester en Wethouders voorgestelde systeemvoorafgaande keuring van allen, die door Burgemeester en Wethouders worden voorgedragen en bepaling, dat een benoeming buiten aanbeveling om alleen geschiedt onder voorbehoud, dat nog een gunstig medisch rapport wordt verkregen. Tegen het systeem heeft spreker dus geen bezwaar, maar wel tegen de wijze waarop men den voorge stelden maatregel tot uitvoering wil brengen. Spre ker heeft zich afgevraagd, hoe men tot meer waar borgen zal komen. Burgemeester en Wethouders willen zonder meer een onderzoek door den genees heer-directeur van het Stads-Ziekenhuis. Wat is dan echter het verschil met een huisdokter-attest Als het onderzoek niet plaats heeft volgens een bepaald formulier, is het verschil zoo gering, en de meerdere waarborg ook, dat het niet de moeite van het treffen eener regeling waard schijnt. Wanneer een onderzoek wordt voorgeschreven, dan moet dit plaats hebben volgens een vast formulier, ongeveer zooals dit gebruikelijk is bij de Levensverzekering-maat schappijen. Een tweede vraag is, waarom juist de geneesheer directeur wordt aangewezen Waarom niet een der andere stadsdokters Waarom niet geheel vrije artsenkeuze Het is nu een last, dien men vreem delingen oplegt en spreker meent, dat het uit be leefdheid past, dien last zoo gering mogelijk te ma ken. Men zal het van spreker niet vreemd vinden, dat hij het attest van een collega elders even hoog stelt als van een collega hier. Het bezwaar van spreker is dus tweeledig, ten eerste dat hij wil handelen volgens een bepaald for mulier, ten tweede dat hij liefst vrije artsenkeuze wil toelaten bij deze regeling. De heer Burger gelooft te blijven in de orde der algemeene beraadslaging met reeds hier in te gaan op het voorstel van den heer Haverschmidt al be treft dat voorstel ook een afzonderlijk nieuw artikel, omdat spreker meent, dat die fijne quaestie beter kan worden geregeld op een andere plaats in de ver ordening. Spreker is het eens mot hetgeen de heer Haverschmidt aanvoertwanneer iemand wordt be noemd, die niet op de aanbeveling heeft gestaan, zoodat hij niet vooraf is onderzocht, zal hij, wanneer hij na zijn benoeming wordt afgekeurd, rondloopen om het zoo schilderachtig te pas gebrachte beeld van den heer Haverschmidt over te nemen met het brandmerk van niet in aanmerking te kunnen komen, wegens zijn gezondheid, voor een openbare betrekking. Spreker begrijpt wel, dat dit niet geheel is te ver mijden. Men kan niet verhoeden, wanneer iemand niet wordt benoemd omdat hij niet gezond genoeg wordt geacht, dat dit uitlekt, of dat ergens anders op den man af de reden wordt afgevraagd. Tegen over die menschen is men echter verplicht, zooveel mogelijk te voldoen aan hetgeen hun belang mee brengt en spreker meent, dat dit het best kan ge beuren door een amendement op art. 3. Spreker geeft het denkbeeld in overweging om in plaats van aanvaarding van het systeem van art. 3 dat de buiten de aanbeveling om geschiede benoeming een voor waardelijk karakter draagt, te bepalen, dat die benoe ming tijdelijk zal zijn, bijv. voor den tijd van één jaar, d. w. z. dat alle beneemingen buiten de aanbe veling tijdelijk worden. Het gevolg zal dan zijn, dat de zaak een volgend jaar weer aan de orde komt. De betrokkene zal dan opnieuw hebben te sollici- teeren voor een vaste aanstelling en dan, wetende welk bezwaar hem te wachten staat, zal hij aan den eeuwigen smet eener onvoldoende gezondheid kunnen ontkomen door zich reeds vooraf te laten keuren en zich eventueel terug te trekken, zich te gedragen als iemand, die voor een blijvende benoeming niet in aanmerking wenscht te komen. In hoeverre het bezwaar kan gelden, dat men in sommige gevallen geen tijdelijke benoeming mag doen, weet spreker niet. Voor die gevallen zou men noodgedrongen met het voorstel van Burge meester en Wethouders kunnen meegaan. Waar wel een tijdelijke benoeming mogelijk was, zou men in elk geval den betrokkene kunnen behoeden voor den smet, die hem elke verdere sollicitatie voortaan on mogelijk maakt. In de tweede plaats zou spreker wel willen ingaan tegen het idee van den heer Tromp. Toevallig was spreker op de hoogte van het plan van één der leden van den Raad om een voorstel dienaangaande in te dienen. Tegen de vrije artsenkeuze wil spreker echter heel ernstig waarschuwen. In de stukken vindt men iets over het attest van den huisdokter. Met de grootst mogelijke bescheidenheid wil spreker hier de vraag stellen wat geven wij voor een attest van den huis dokter Eigenlijk bitter weinig. Het is iets boven- menschelijks, van een dokter een onpartijdig oordeel te verwachten over een eigen patient, wanneer dat oordeel beslissend zal worden voor de geheele toe komst van dien patient. Geen enkel huisdokter zal men verdenken van bewuste partijdigheid, zoodat hij in een geval van duidelijke ongeschiktheid zijn patient toch geschikt zou verklaren. Maar het is menschelijk om in eenigszins twijfelachtige gevallen onwillekeurig het oordeel wat licht op te nemen. Daaraan is het ook wel toe te schrijven, dat de doktoren zoo zuinig zijn met het afgeven van verklaringen. In het advies van den Directeur van het Stadsziekenhuis komt o. a. voor, dat de artsen veelal het afgeven als een schending van hun beroepsgeheim beschouwen. In elk geval wordt de dokter in een moeilijke positie gebracht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 3