280 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1905. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1905. 281 Uit medelijden zal hij er vaak niet toe kunnen komen, den patient zelf op een open briefje zijn vonnis mee te geven heel moeilijk is dat zeker. Het is gemak kelijk wanneer het onderzoek geschiedt door een dok ter, die er buiten staat, die eenvoudig door de ge meente is geroepen om voor haar over alle sollicitanten te oordeelen. Zoo iemand kan onpartijdiger zijn. Wat echter het huisdokter-attest tegen heeft, kan evenzeer worden aangevoerd tegen het attest van eiken zelfgekozen dokter. Meestal toch zal de be trokkene juist zijn huisdokter nemen. En gaat hij naar een ander, dan staat de zaak voor dien vrijwel gelijk als voor den huisdokter. Dan is er nog iets. Bij een dergelijke keuring is het van het grootst mogelijke belang, dat deze altijd door denzelfden persoon of door dezelfde groep van niet te veel personen geschiedt. Dan zal een vast criterium worden aangenomen voor het al dan niet goedkeuren. Ilot aannemen van een vast formu lier ter beantwoordingzoo men de keuring vrij wil laten, kan natuurlijk, maar de arts die keurt, moet toch een conclusie trekken en daarbij komt het aan op het bepalen eener grens. Geschiedt de keuring altijd door één persoon, dan verkrijgt men langzamer hand een vasten maatstaf. Dan zal niet de één goed verklaard en een volgende in het zelfde geval afge keurd worden. Dat zal niet gebeuren, omdat één persoon in staat is om weer te vergelijken met een vroeger geval. Gesteld, nu komen er eens drie solli citanten met formulieren, ingevuld door verschillende doktoren, elk met een conclusie van den geneesheer, dan kunnen noch Burgemeester en Wethouders noch de Raad de antwoorden nagaan op de gestelde vragen gegeven, om de conclusion te contröleeren, zij kunnen allen afgaan op de conclusiën. Wanneer die nu ge steld zijn door verschillende doktoren, geeft spreker het Burgemeester en Wethouders te doen, die te be- oordeelen en te bepalen wie het meest geschikt is. Alleen wanneer men iemand heeft, die de keuring geregeld verricht, heeft men een waarborg, omdat men weet, dat de conclusie voor alle candidaten is opgemaakt naar hetzelfde vaste criterium. Spreker heeft in eeno andere betrekking herhaaldelijk onder vonden hoe moeilijk het is, naar een door een des kundige afgegeven oordeel eene conclusie te trekken, wanneer die oordeelen niet zooveel mogelijk door één persoon worden gegeven. Dan weet men wat het oor deel waard is en dat ertoe gekomen wordt, altijd langs denzelfden weg, zoodat dezelfde slotsom wordt verkregen voor het zelfde geval. Een heel groot bezwaar is het ook, dat men met de vrije artsenkeuze eene zekere concurrentie tusschen de doktoren in het leven zou roepen en al zullen dozen er zich nu niet opzettelijk in beijveren, zooveel mo gelijk personen goed te keuren, al is dit niet hun bedoeling, toch zal het een feit zijn, dat de een gauwer goedkeurt dan de ander en heel gauw zal er maar één meer zijn in de stad, die bijna alle keuringen uitvoert, dat is dan degene, die het lichtst keurt, dat zal juist degene zijn, op wiens aanbeveling men het minst kan afgaan. Spreker wil dus één persoon hebben, die keurt of een keuringscommissie. De heer Baart de la Faille wil beginnen met een woord van protest te doen hooren tegen de wijze, waarop in de laatste twee a drie jaar, sedert deze quaestie aan de orde is gekomen, men gewoon is geweest, zich uit te laten over het huisdokter-attest. De heer Haverschmidt heeft daarvan bij deze gele genheid al weer het bewijs geleverd door te spreken over het „nietswaardig" huisdokter-attest, waarmee het wel in den grond is afgekeurd en collega Tromp zelfs is zoo ver gegaan om te spreken van een „katte belletje", iets dus, dat als een zaak zonder zekere waarde maar wordt afgegeven. Er kan toch veel van afhangen. De heer Burger is in alle geval zoo goed geweest het huisdokter-attest in zooverre in bescher ming te nemen, dat hij er een beetje minder hard over heeft geoordeeld en het in elk geval beschouwt als iets menschelijks, wanneer een huisdokter voor een patient, die hem ter harte gaat, zijn advies eenigszins flatteert, wanneer de dokter dus, doormensch- lievendheid gedreven, getracht heeft het welzijn van zijn patient te bevorderen. Overigens zou spreker toch willen doen opmerken, dat de waardigheid van den medischen stand wel zal meebrengen, dat wanneer een medicus zwart op wit een attest afgeeft, dit niet gerekend zal behoeven te worden tot nietswaardige of niet geloofwaardige stuk ken. Dat verdient de medische stand niet. Wat spreker zelf betreft, wil hij geen oratio pro domo houden, maar altijd wanneer spreker in de gelegenheid is geweest, een attest af te geven, heeft hij getracht, het zoo objectief en gedetailleerd mogelijk te doen zijn. Pin wanneer Burgemeester en Wethouders andere j attesten hebben ontvangen, die „kattebelletjes" konden lieeten, dan zullen zij wel zoo vrij zijn geweest, een beter attest te vragen. Dit was een protest, dat spreker van het hart moest. En nu de questie zelf. Ook in deze zaak is spreker den heer Burger dankbaar voor de heldere wijze, waarop hij haar heeft uitééngezet en over het alge meen kan spreker met hem meegaan. Toen spreker het voorstel en de memorie van toelichting onder de oogen kreeg, heeft hij zich volkomen vereenigd met de strekking, dat het toch beter was, het gewone huisdokter-attest te vervangen door een objectief onderzoek. Om op het huisdokter-attest terug te komen, wil spreker nog even zeggen, hoe daaraan, aan den anderen kant, een betrekkelijk hooge waarde mag worden gehecht juist wegens de persoonlijke bekendheid met den patient. Al moge die bekendheid subjectieve beschouwingen tengevolge kunnen hebben, zulke subjectieve kennis is dikwijls van groote waarde waar tal van gebreken aan het objectief onderzoek ontsnappen. Spreker noemt vooral zenuwziekten, die helaas als gevolg van overspanning juist bij onder wijzers zoo veel voorkomen. Het is niet zoo gemak kelijk, altijd de verschijnselen te ontdekken, wanneer X of Y, geheel vreemden, het onderzoek verrichten. Dan zullen zij later bij de vervulling der betrekking blijken, terwijl de huisarts in de gelegenheid is ge weest, er wel degelijk vooraf van op de hoogte te zijn. In zulk een geval is het voor den huisarts aan zijn prudentie en tact overgelaten om den patient, die een bepaalde betrekking ambieert, op een zachte manier kennis te geven, dat hij zich niet moet blootstel len aan hetgeen daaraan is verbonden. Dit is een kleine aanvulling van spreker's woord van protest. Overigens vereenigt spreker zich met het voorgestelde systeem van een objectief onderzoek, waarbij de medicus niet zijn eigen patiënten keurt. Hierbij kan men verschillende wegen bewandelen. Men kan het onderzoek opdragen aan één persoon, zooals Burgemeester en Wethouders dat willen doen, aan den geneesheer-directeur van het Stads-Zieken- huis. Men kan ook verschillende personen aanwijzen, o.a. ook de twee andere Stads-geneesheeren, die ook door hun betrekking reeds aan de gemeente zijn verbonden, hun sporen hebben verdiend als mannen van vertrouwen. Dat zou dus één van de andere wegen kunnen zijn. Men zou dan de drie Stadsge- neesheeren b.v. om beurten, ieder voor een jaar kunnen aanwijzen of, om ook in dezen den candidaat eenigszins ter wille te zijn, men zou ook tusschen deze drie aan hem de keus kunnen laten. Maar dat is slechts één weg en men heeft ook den veel verderen weg van collega Tromp, die een attest van X of Y, onverschillig in of buiten de stad wil toelaten. Wanneer men echter een eenigszins betrouwbaar onderzoek en resultaat bedoelt, komt het spreker wenschelijk voor, het onderzoek niet over zooveel personen uit te strekken, allerminst tot doktoren buiten de stad. Men weet, hoe dan het gevaar zou dreigen, dat men nu ook reeds vreest in het geval van den huisarts, n.l. dat een arts buiten de stad, om een patient ter wille te zijn, en dat des te meer waar hij staat tegenover een vreemd gemeentebestuur, niet zoo consciëntieus te werk zou gaan. Dan zou men juist den weg opgaan, dien men niet wil. Spreker gelooft, dat als men eene schrede vooruit wil en een betrouwbaar attest wenscht, het aantal tot keuren bevoegde artsen zich moet beperken en wel in dien zin als de heer Burger bedoelt, waar hij met nadruk die wenschelijkheid betoogt. Ook spreker is het met den heer Burger eens, dat het werkelijk in dezen zin van veel belang is, aan één persoon het onderzoek op te dragen, dien spreker het liefst op aanbeveling- door Burgemeester en Wethouders door den Raad zou zien benoemd. De Raad heeft noodig een man van vertrouwen, wien dat college zijn belangen op draagt en die daar werkelijk een betrekking mee krijgt, want hij, aan wien het onderzoek wordt op gedragen, krijgt er heel wat mee te doen, als men maar eens nagaat hoe groot het aantal candidaten voor gemeentebetrekkingen en personen die aanspraak krijgen op pensioen, wel is. Het is een verantwoor delijke betrekking, die men aan een verantwoordelijk persoon moet opdragen. De routine maakt hem, die ermee wordt belast, tot een specialiteit op dit gebied en met vol vertrouwen zal men hem het oordeel kunnen toevertrouwen. Terwijl spreker zich dus met nadruk moet ver klaren tegen hetgeen collega Tromp wil, kan hij zich evenwel ook moeilijk ermee vereenigen, speciaal aan den geneesheer-directeur van het. Stadsziekenhuis hier een privilege toe te kennen. Spreker ziet daarvoor geen reden. De geneesheer-Directeur heeft als amb tenaar der gemeente zeker zijn betrekking op boven allen lof verheven wijze vervuld. Maar dit is een geheel andere tak van dienst en men kan minstens beweren, dat de beide andero medici in gemeente dienst evenzeer aanspraak kunnen maken. Spreker komt echter terug tot het betoog van den heer Bur ger, dat het verreweg het meest gewenscht is, het onderzoek aan één persoon op te dragen, die dan uit een door Burgomeester en Wethouders op te maken aanbeveling door den Raad zou kunnen worden benoemd. Dan kon de Raad ook het volste vertrou wen hebben in dien medicus. De heer Tromp verklaart, dat toen hij den heer Baart de la Faille zooeven hoorde beginnen met een protest tegen de blijkbaar bestaande opvattingen om trent het huisdokter-atest, spreker het idéé had, zijn eerste woord een woord van aansluiting aan dat protest te laten zijn. Groot was dan ook sprekers verwonde ring, toen hij moest hooren, dat de heer Haverschmidt zich minachtend had uitgelaten, maar de heer Tromp nog erger, want die had gesproken van een „katte belletje". Spreker wil gaarne aannemen, dat hier een misverstand heerscht. Wanneer de heer Baart de la Faille spreker gevolgd had, dan zou hij hebben begre pen, dat spreker zich niet richtte tegen het attest zelf van den huisdokter, maar wel tegen den vorm, zooals het hier wel voorkomtop een klein briefje en niet gedetailleerd. Spreker gelooft, dat „kattebelletje" een juiste qualificatie is, doelende op die niet gedetail leerde «attesten. En toch, ofschoon de heer Baart de la Faille zoo pleit voor het attest en voor het gezag van den huis dokter, hem hoog hcudt in zijn waardigheid en eerlijk heid, toch verklaart hij zich er tegen, ook ondanks de groote waarde welke do heer Baart do la Faille hecht aan de subjectieve kennis voor den huisdokter, die hem dingen doet weten, die bij objectief onderzoek nooit kunnen blijken. De heer Baart de la Faille wees o. a. op functioneele zenuwziekten. Welnu, spreker pleit ook vóór den huisdokter, maar gaat nog verder en verzet zich vooral tegen de stelling dat men, door ook te gaan tot doktoren buiten de stad den waarborg der betrouwbaarheid zou verliezen. Spreker begrijpt niet hoe men vooraf kan zeggen, dat een attest van een dokter buiten Leeuwarden, dien men niet kent, per sé inferieur zou wezen, aan dat van een collega uit Leeuwarden. Dat zou als het waar was niet pleiten voor den medischen stand. In denzelfden geest echter gaat de heer Baart de la Faille door waar hij zegtde Raad benoemt een man van vertrouwen. Uit de eerste opmerking van den heer Baart de la Faille meende spreker te mogen afleiden, dat het allen betrouwbare mannen zijn. Spreker handhaaft ten volle zijn pleidooi voor vrije artsenkeuze. De heer Burger zegtdaartegen is het zelfde aan te voeren als tegen het nu in zwang zijnde huisdokterattest. Maar dat vraagt spreker niet. De dokter die het onderzoek verricht, moet verplicht zijn, een bepaald formulier in te vullen, het gaat dan naai den medischen adviseur der gemeente en die trek ter zijn conclusie uit. De meeste Levensverzekering maatschappijen hebben in een stad één of twee be paalde medici, die zij voor onderzoekingen aanwijzen. Zij staan echter ook toe, dat men naar een ander gaat. De beslissing blijft toch bij den medischen adviseur, die volgens een vast systeem werkt. Dat is ook heel iets anders dan een oordeel op een open briefje, dat onderteekend wordt meegegeven. Dan vervalt ook het bezwaar van den heer Haver schmidt, dat de onderzoekende dokter beslist in hoogste ressort, thans gaat het juist over twee schijven en beslist de medische adviseur. Hiermede meent spreker de bezwaren tegen de vrije artsenkeuze voldoende te hebben weerlegd. Niet één bezwaar kan ernstig worden volgehouden. Men heeft nog gezegd Do onderzoeker mag niet subjectief te werk gaan. Hij moet geheel objectief zijn. Maar spreker ziet niet in waarom dit den huisdokter buiten sluit. Wanneer deze gevoelt, zijn oordeel niet onpar tijdig genoeg te kunnen geven, zal hij eerlijk genoeg zijn van het onderzoek te weigeren. De heer Besuijen kan zich vereenigen met het tweede gedeelte van het door den heer Burger ge sprokene, waar deze zich tegen de vrije artsenkeuze verklaarde en met den heer Haverschmidt wat betreft het bezwaar tegen de beslissing in hoogste ressort door den stadsdokter. Intusschen is door den heer Burger nog het denk beeld aan de hand gedaan om voor hen, die buiten de aanbeveling om worden benoemd, slechts een tijde lijke benoeming te doen, voor een jaar bijv. Maar heeft de heer Burger wel begrepen, dat men met zulk een benoeming van den wal in de sloot geraakt Stel eens iemand, die ergens anders een vaste aan stelling heeft en naar Leeuwarden wil solliciteeren zoo iemand wordt dus buiten de aanbeveling om benoemd. Volgens het systeem-Haverschmidt zou hij gekeurd worden en bij ongunstigen uitslag hooger beroep hebben. De heer Burger wil hem voorloopig voor een jaar benoemen. Dan moet hij dus elders bedanken in de hoop, dat als hij een volgend jaar voor vast solliciteert, hij dan goedgekeurd zal worden. Maar dat kan zoo iemand er niet op wagen. Hij kan zijn vaste betrekking niet prijs geven waar hij de kans heeft, het volgend jaar niet voor vast te worden aangesteld. De sollicitant wordt door deze bepaling niet geholpen, maar van den wal in de sloot gebracht. Daarom is het voorstel-Haverschmidt i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 4