282 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1905. in elk geval beter dan het denkbeeld van den heer Burger. De heer Baart de la Faille wil even den heer Tromp antwoorden. Spreker blijft meenen, dat zijn denk beeld: niet de vrije artsenkeuze, maar één persoon die de keuringen allo verricht, zich aanbeveelt om de uniformiteit, die men daardoor verkrijgt, zooals spreker straks al in het midden bracht. Men heeft dan een ambtenaar, die een zekere routine verkrijgt, de behoeften leert kennen voor het vervullen van bepaalde betrekkingen, zooals bij het onderwijzend personeel bijv. Zoek een ambtenaar ervoor, dat is een systeem, maar alle persoonlijke consideratie daarbij buitengesloten. Eén persoon is echter gewenseht omdat hij altijd uit gelijke ervaring zal oordeelen, ervaring op dit speciaal gebied. Zoo zullen het on derzoek en de resultaten, zoo objectief en duidelijk mogelijk worden. De heer Troelstra constateert, dat de heer Baart de la Faille dus evenals Burgemeester en Wethouders één persoon wil aanwijzen, doch hij wil, dat de Baad in de benoeming zal worden gehoord. Welnu, als het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt aangenomen doet de Baad al een vaste benoeming, hij besluit dan, het onderzoek op te dragen aan den Directeur van het Stadsziekenhuis. Dat is een benoeming, dio de Baad doet. Mogelijk zijn er wel meer geschikte personen, spreker neemt dat aan, doch één kan het toch maar worden en nu heeft de Directeur van het Stadsziekenhuis misschien meer dan een ander medicus de gelegenheid, alle ziekten na te gaan. Spreker meent, dat voor een geheel objectief oordeel de Directeur van het Stads ziekenhuis door den Baad daartoe aan te wijzen, in het algemeen gesproken de meest geschikte persoon moet schijnen. De heer Tromp antwoord* den heer Troelstra, dat niemand de bevoegdheid van den Directeur van het Stadsziekenhuis betwijfelt. Maar spreker gaat verder en acht elk arts in staat om het gevraagde advies te geven. Spreker ziet niet in, dat niet ieder, die arts is, dat zou kunnen doen. Het onderzoek is waarlijk niet zoo'n kunststuk. Het eischt alleen de kennis, die ieder arts bezit. De beoordeeling van den ge zondheidstoestand door middel hoofdzakelijk van per cussie en auscultatie valt op een terrein, waarop ieder arts gerechtigd en gemachtigd is te werken. Spreker is het ook volstrekt niet eens met den heer Baart do la Faille, dat hier een bijzondere routine moet worden aangekweekt. Dat is geheel wat anders bij de keuring van spoorbeambten, waar lichaamsge breken gevaar voor de algemeene veiligheid opleveren en bijv. een uitgebreid oogonderzoek en verder onder zoek van specialistische organen noodig is. Waar echter alleen in het algemeen gevraagd wordt of iemand gezond is van lichaam en geest, is ieder arts bevoegd om advies uit te brengen. De heer Baart de la Faille zegt, dat de heer Troel stra nu reeds ten deele is beantwoord door den heer Tromp. Spreker meent ook dat de vrije artsenkeuze aannemelijk is, in zooverre het namelijk den Baad geldt. Deze moet vrij zijn in do benoeming. Spreker meent straks al te hebben aangetoond, dat hier niet een privilege moet ontstaan. Do persoon van den Directeur van het Stadsziekenhuis blijft hier natuur lijk geheel buiten beschouwing, maar spreker ziet niet in, waarom de Directeur hier nu de eerst aangewezen persoon moet heeton. Spreker huldigt de vrije artsen keuze voor den Baad. Maar als de Baad een keus heeft gedaan wenscht spreker dat die persoon uitslui tend met het onderzoek wordt belast, zoodat het een afzonderlijke tak van dienst wordt. De heer Burger gelooft dat men nu over het alge meen de argumenten wel van weerszijden heeft ge hoord. Waar de heer Tromp echter den huisdokter alleen een formulier wil laten invullen, dat aan den mcdischen adviseur wordt opgezonden, die dan op grond van het ingevulde formulier oordeelt, vraagt spreker of men daarmee wel veel verder komt. Door het bestaan van een medischen adviseur aan te nemen komt de heer Tromp in de richting van het voorstel van Burge meester en Wethouders. Maar zal de eindbeoordeelaar niet in minder gunstige omstandigheden verkeeren omdat hij den gekeurde niet zelf ziet, dan zal hij in twijfelachtige gevallen bevoegd moeten zijn, toch zelf nog te onderzoeken. Dan kan het minder om slachtig gebeuren door de keuring dadelijk aan hem zelf op te dragen. Er blijft dan niet veel over van het nut van het oorspronkelijk onderzoek. Bovendien zal de huisdokter op het ingevulde formulier toch ook al een conclusie geven. Als de adviseur nu op grond van hetzelfde formulier tot een andere conclusie komt, heeft men twee meeningen tegenover elkaar, waartusschen de Baad dus moet kiezen. En nu zullen allen wel het eens zijn, dat het niet gewenseht is dat de Baad zelf door inzage van het gedetailleerd attest gaat trachten uit te ma ken, wie gelijk heeft. De Baad kan alleen op de slotsom afgaan en zou nu tusschen de beide medische heoren moeten kiezen. Het eenige andere punt uit het debat, dat spreker wil releveeren, is, dat de heer Baart de la Faille, die overigens spreker steunt, niet den Directeur van het Stads-Ziekenhuis wil aanwijzen, maar er een afzonder lijk ambtenaar van maken. Daar is spreker tegen en wel om de door den heer Troelstra aangeduide redenen. Liever wil spreker geen nieuw gemeentelijk ambtenaar nu men een persoon heeft, die geschikt is om het Ziekenhuis te beheeren en ongetwijfeld ook wel de capaciteit hiervoor zal bezitten. Spreker wil waar schuwen, niet over te gaan tot hetgeen door den heer Baart de la Faille is geopperd, en ook niet tot aanwijzing van de andere stads-doktoren. Nu zijn dat gevestigde medici, maar in vele gevallen zullen het heel jonge medici zijn aan wie spreker het oordeel in deze aangelegenheid liever niet opgedragen wil zien. De heer Tromp vraagt nogmaals het woord. De Voorzitter verklaart, met goedvinden der ver gadering, bij hooge uitzondering, den heer Tromp wel voor de vierde maal het woord te willen ver- leenen, in het vertrouwen, dat deze een uiterst be scheiden gebruik van het hem verleend verlof zal maken. De heer Tromp verklaart slechts weinig meer te zeggen te hebben, doch er is aan spreker een vraag gesteld door den heer Burger en die wil hij beant woorden. Hoe spreker zich dat voorstelt, vrije artsen keus en tevens medisch adviseur De heer Burger weet zeer goed, dat de rapporten niet kunnen wor den overgelegd aan den Baad. Maar als er verschil bestaat tusschen de adviezen, wil spreker dat van den medischen adviseur in hoogste ressort laten gelden. De Voorzitter meent te handelen in den geest van den Baad, wanneer hij niet al te diep ingaat op de quaestie, hoe het geneeskundig onderzoek zal belmo ren te geschieden. De verschillende meeningen zijn hier geuit en over en weder weerlegd. Intusschen zal hij straks ook over deze zaak nog iets moeten zeggen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1905. 283 Spreker wil beginnen met te beantwoorden die leden, welke zich teleurgesteld verklaarden dat Bur gemeester en Wethouders bij deze gelegenheid niet meer aan het oordeel van den Baad onderwierpen, dan uitsluitend eene regeling van het geneeskundig onderzoek bij aanstelling van gemeenteambtenaren die leden meenden, dat in de thans aan de orde zijnde verordening ook bepalingen moesten voorkomen over het geneeskundig onderzoek van hen, die pen sioen hadden aangevraagd. Spreker meent dat men ten onrechte meer van Burgemeester en Wethouders had verwacht. Bij in diening van het thans ter tafel liggende voorstel is toch geheel gehandeld in den geest van hetgeen bij de behandeling der gemeentebegrooting voor 1905 ten vorigen jare is toegezegd. Wel heeft de Baad alstoen getoond ook prijs te stellen op een onder zoek van die ambtenaren, aan welke pensioen zou worden verleend naar de verordening van 1893, maar spreker brengt in herinnering, dat aan 's Baads wensch te dezen opzichte van toen af geregeld wordt voldaan. De ter zake dienende conclusies van den medicus die dat onderzoek heeft ingesteld, zijn sedert aan den Baad overgelegd. En wat de ambtenaren betreft die, wat hunne pensioenregeling aangaat, vallen onder de verorde ning van 1899, zoo wordt de aandacht gevestigd op art. 7 dier verordening, waarin is omschreven hoe danig de ongeschiktheid wegens ziels- of lichaams gebreken en het ten gevolge daarvan aanvragen van pensioen, zal moeten blijken. Het alsdan in te stel len geneeskundig onderzoek is te dier plaatse volko men geregeld en waar het, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, te dier plaatse ook terecht was geregeld, vonden zij geen aanleiding deze zaak alsnog in hun thans aangeboden-ontwerp over te nemen of anders te regelen. De heer Haverschmidt heeft nog de aandacht ge vestigd op een ander punt, dat, naar hij meende, thans geregeld had kunnen worden en tot zijn leedwezen ongeregeld bleef. „Het komt voor", zoo zeide hij, „dat ambtenaren jaren achtereen wegens ziekte met verlof rondloopen, waarbij zij geheel afhankelijk zijn van de welwillendheid van Burgemeester en Wet houders en in casu van de schoolcommissie." Zooals de Baad weet, is er inderdaad één ambte naar (van meerdere weet spreker niet), een onderwij zer, in de door den heer Haverschmidt geschetste omstandigheden en kaD deze nog geen aanspraak doen gelden op een behoorlijk Bijkspensioen. Maar al ware nu zelfs zoodanig exceptioneel geval bij de onderwerpelijke verordening geregeld, dan gelooft spreker toch niet, dat de Baad van zijn macht ge bruik zou maken en met forsche hand den band zou verbreken, die den tijdelijk zieken ambtenaar aan de gemeente verbond. De persoon waarop de heer Ha verschmidt kennelijk doelde, kan inderdaad zijne be trekking nog niet waarnemen en bestond er nu wel eene verordening die hem, door bedreiging met ont slag of pensioen, daartoe dwong, dan zou hij trachten zijn dienst te doen, tot schade zoowel van zichzelven, als van dien dienst. En nu wat de aanwijzing betreft van den Genees heer-directeur voor het verrichten der keuringen. Met genoegen heeft spreker gehoord, dat ook de heer Baart de la Faille, die hier kan oordeelen, meent, dat het juist is gezien om het geneeskundig onderzoek aan één speciaal persoon op te dragen. Niet de ge- heele instemming van dat geacht lid heeft het voor stel om juist den Geneesheer-directeur daarvoor aan te wijzen. Spreker meent begrepen te hebben, dat de heer Baart de la Faille er een specialen tak van dienst van wilde maken, maar spreker gelooft, dat de Baad het in Burgemeester en Wethouders zal waardeeren, dat zij niet met zulk een voorstel zijn gekomen. De ervaring heeft de noodzakelijkheid nog niet bewezen er een afzonderlijken tak van dienst van te maken. Beeds geruimen tijd heeft steeds vooraf een onderzoek plaats en tot nu toe is dat gedaan door den Geneesheer-directeur, zonder schade voor zijn dienst ais ambtenaar of voor zijne particuliere praktijk. Maar, zoo is er gevraagd, waarom de directeur en niet de andere stadsdoktoren Burgemeester en Wethouders geven de voorkeur aan den Directeur, omdat deze de hoogste medische autoriteit in het corps ambtenaren der gemeente is. De Baad heeft hem aangesteld, en nog geen jaar geleden, op gronden ontleend aan het gewicht van zijn ambt en aan de wijze waarop hij het bekleedde, begeerd, dat zijne tijdelijke aanstelling eene vaste zoude wor den. Zulks heeft de meerderheid van den Baad niet met de andere stadsgeneesheeren willen doen. De band, die den Genees-directeur aan de gemeente verbindt, is daardoor een andere, een hechtere ge worden, dan zulks bij de andere stadsgeneesheeren het geval is. Burgemeester en Wethouders wenschten in nog mindere mate met het onderzoek belast te zien een medicus, die buiten het corps gemeenteambtenaren staat. De medicus toch, die met het onderzoek wordt belast, draagt tegenover de gemeente een groote ver antwoordelijkheid en de reeds aan de gemeente verbon den ambtenaar zal die verantwoordelijkheid misschien iets zwaarder opvatten dan de medicus niet-ambtenaar. Waar nu de heer Baart de la Faille tegen het toe laten van keuring door medici buiten de stad al heeft aangevoerd, dat zij het misschien tegenover een vreemde gemeente niet zoo zwaar zouden nemen, zal men het zeker ook Burgemeester en Wethouders niet ten kwade duiden, dat bij hen het attest van een ambtenaar iets zwaarder weegt dan dat van een niet- ambtenaar. Ten slotte de beantwoording van die sprekers, die meenden middelen aan de hand te moeten doen om art. 3 te verzachten. De heer Burger had spreker reeds in de vorige vergadering in kennis gesteld met zijn voornemen om ten deze het artikel te willen amendeeren; dat lid meende iets te mqeten doen om de hardheid weg te nemen of te verminderen die naar zijn oordeel ont stond voor den niet van te voren geneeskundig onder zochten benoemde, die na zijne benoeming mocht blijken lichamelijk ongeschikt te zijn. De heer Ha verschmidt sprak in verband hiermede van een smet, die op zoodanigen benoemde werd geworpen. Intus schen zag de heer Burger bij nadere overweging in, welke bezwaren verbonden waren aan de uitvoering van zijn voornemen. Spreker wil er de aandacht van deze leden op ves tigen, dat wanneer men een verordening maakt, regelende het geneeskundig onderzoek van sollicitan ten, het natuurlijk niet de bedoeling is, een openlijke smet te werpen op dengene, die niet geschikt wordt ge vonden, maar wel om hem voor die bepaalde betrekking toch niet te nemen. Of hij nu is benoemd zonder vooraf gekeurd te zijn geworden en daarna onge schikt wordt verklaard, dan wel of hij van te voren is gekeurd en des wege niet op een voordracht of aanbeveling geplaatst kon worden, dat dit zooveel verschil zou maken, kan spreker nog niet toegeven. Ook zij die wegens niet voldoen aan de eischen niet op de voordracht komen, zouden in den gedachten- gang der heeren Haverschmidt en Burger met een smet door het leven gaan. Dit bezwaar is echter niet zoo groot, omdat het spoedig bekend zal zijn, dat hier een medisch onder zoek wordt geëischt. Wie komt solliciteeren, kan zich vrijwaren door zich vooraf door zijn huisarts te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 5