290 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1905. zelfde terrein door verschillende gegadigden wordt aangevraagd, zij tegen elkaar opbieden. Door haar aanvraag heeft de Commissie zich nu al blootgegeven. Ieder weet, dat de Commissie voor haar school gaarne dat terrein zou hebben; vraagt nu een ander ook een deel, dan moet er tegen elkaar opgeboden worden. Daarvoor wil spreker de Commissie bewaren. Men kan veronderstellen, dat wie nu om dit terrein zou komen, het aan de Commissie moeilijk wilde maken. Die veronderstelling zou nooit geheel zijn weg te cijferen. In elk geval is het in het belang van Leeu warden, dat er weer een school, welke dan ook, ver rijst. Zij zal in elk geval haar goeds hebben. Gaarne zal spreker dan ook straks een voorstel steunen in den geest van het nu gesprokene. De heer Besuijen heeft reeds eenige malen gestemd tegen voorstellen betreffende verkoop van gemeente grond doch achtte het moment niet gekomen om met uitvoerige motiveering van zijn stem en uiteen zetting van zijn standpunt te komen. Nu echter een ingrijpend voorstel wordt gedaan als het onderhavige, wordt spreker verplicht eenige oogenblikken van den „communalen" tijd in beslag te nemen. Liever had spreker hetgeen hij te zeggen heeft wat uitgesteld om beter voorbereid te zijnmen heeft evenwel de omstandigheden niet in zijn macht, maar wordt daar door soms geleid en gedwongen. Dit laatste is met spreker geschied. De indiening van het voorstel van Burgemeester en Wethouders dwingt hem hier nu te spreken over het uitsluitend verstrekken van grond in erfpacht. In de sectievergadering waarin de begrooting werd onderzocht is door spreker het onderwerp aangeroerd; van een incidenteele behandeling kan dus geen sprake zijn. Rapporteurs noch Burgemeester en Wethouders geven aan waarom het uitsluitend verstrekken van grond in erfpacht ongewenscht is, slechts deelen rapporteurs mede, dat erfpacht niet is uitgesloten, zoodat aan de eer van dit stelsel is voldaan. Nu kan spreker de eer van een stelsel weinig schelen, voor hem geldt hier de vraagis het uitsluitend ver strekken van grond in erfpacht in het sociaal economisch belang, in het welbegrepen financieel belang der ge meente of verdient uit dat oogpunt verkoop de voorkeur. Hierom, en hierom alleen draait de quaestie Wat is de bedoeling van het geven van grond in erfpacht Onder erfpacht verstaat spreker niet wat hier in de gemeente erfpacht wordt genoemd. De gemeente treedt hier door haar eeuwigdurende erfpacht met onveranderlijke canon op als een soort hypotheekbank zonder meer. Inplaats van de hypotheekrente aan een bank, betalen hier de eeuwigdurende erfpachters hun erfpacht aan de gemeente. De hypotheekrente- heet hier erfpacht, de bank heet gemeente. Dat is de bedoeling van het systeem erfpacht niet. De bedoeling is om te zorgen dat de gemeente haar grond steeds behoudt, dus geen landlooze wordt in eigen land, hetgeen voor de gemeente een niet gering te schatten voordeel is, omdat zij een groote vrijheid heeft en houdt bij al hare handelingen waarbij grond te- pas komt, b.v. bij het oprichten van openbare gebou wen, die zij stoeds daar kan plaatsen, waar ze het best staan, zonder tot onteigening of duren koop te moeten overgaandoor zelfs in staat te zijn geheele straten te verleggen, iets waarover nu bijna nooit kan worden gedacht al is het een eerste vereischte voor behoorlijke behartiging van de gezondheid van de gemeente. Dit heeft de gemeente Rotterdam tenminste begre pen. De gronden, die eventueel later voor uitbreiding der havens nog in aanmerking komen, geeft zij niet anders uit dan in erfpacht van 25 jaar, met recht van 2 X 10 jaar verlenging. De gemeente behoudt zich het recht voor, nadat 10 jaar verstreken zijn, met 1 jaar waarschuwing de erfpacht op te zeggen. Dan neemt zij opstallen over tegen taxatie. Zegt de gemeente niet op maar loopt de erfpacht termijn gewoon af, dan vervallen de opstallen aan de gemeente, tenzij ze binnen drie maanden verwijderd worden. De canon voor de eerste 25 jaar is 30 ct. per M2., voor de volgende tien jaar 40 ct., 2e 10 jaar 50 ct. Zoo keeren in Juni 1906 de landen tusschen de Park en Schieha''/ens aan de gemeente terug, welke alsdan een nieuwe haven graaft in eigen grond. Evenzoo de petroleum-terreinen aan den linker Maasoever die in 1925 weer ter beschikking der ge meente zijn. Ie conclusie de gemeente houdt groote vrijheid in haar handelingen waarbij grond noodig is Een tweede bedoeling van erfpacht is om te voor komen, dat grond- en bouwspeculanten kunnen op staan die, dank zij de zorgen van gemeentebestuur, slapend rijk worden. Dit wordt aldus bedoeld stel dat de gemeente haar grond heeft verkocht dan zal alles wat de gemeente doet, om de bestaansvoorwaarden te vergemakkelijken of te veraangenamen, om den gezondheidstoestand in goeden staat te brengen of het onderwijs tot hooger peil op te voeren, alles in één woord wat zij doet om het bevolkingscijfer te doen klimmen, zal onver mijdelijk tengevolge hebben dat de waarde van den grond toeneemt, het bezit dus van particulieren. Spreker onderstreept: De middelen echter, waaruit verbe teringen als genoemde van allerhanden aard worden be kostigd, bestaan in belastingen en leeningen, die door alle gemeentenaren gezamenlijk worden betaald. De particuliere grondbezitter wordt dus slapend rijk en dat door verbeteringen die bekostigd worden niet door hem, maar door alle gemeentenaren. Wat is nu rechtvaardiger dan dat de gemeente de waardevermeerdering krijgt, die zij zelf veroorzaakt Die waardevermeerdering kan zij krijgen door den grond houden en zelfs nog grond rondom de stad tijdig bij te koopen. Een voorbeeld tot verduidelijking is hier op zijn plaats. In 1890 was het 300 jaar geleden dat de gemeente Rotterdam haar grondgebied vergrootte door aankoop van het eiland Feijenoord, groot 141 H.A., voor 2400.De bedoeling was duikeldammen aan te leggen, ter voorkoming van verzanding der Maas. Toen kostte 1 H.A. dus 17. De gemeente is het eiland nu sedert lang kwijt. In 1882 nu, betaalde de gemeente aan de Rotter- damsche Handelsonderneming voor 840 M2. noodig voor scholenbouw 28.per M2., dus per H.A. 280.000, terwijl dit eertijds door de gemeente zelf gekocht was voor 17. In 1885 verkocht men aan 't Stieltjesplein grond voor 20.dus per H.A. 200.000, bij openbare verkooping aan 't Stieltjesplein bracht de grond 24.30 op. In 1890 hadden de terreinen aan de Maaskade een waarde van f 50.per M2. is 500.000. In 1897 steeg dit voor een losplaats op 70. per M2., dat is 700.000 per H.A.; denk aan 17. Neemt men eens aan, dat in doorsnee de waarde van Feijenoord's grond maar 10.per M'. is, dus 100.000 per H.A., dan is dus de waarde 141 X 100.000 14 millioen gulden; had de gemeente haar grond niet verkocht, dan was tegen 4°/0 erfpacht eene jaarlijksche inkomst van ƒ560.000 voor de gemeen tekas verzekerd, nu vloeit dit half millioen jaarlijks in brandkasten van een klein getal grondbezitters. En wie heeft die waardevermeerdering veroorzaakt? In do le plaats dan het Rijk door het graven van de Rotterdamsche Waterweg. Vervolgens de Provincie en Gemeente dcor aanleg Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 November 1905. 291 van Waterwerken, Havens en Brug. Dus de waardevermindering, bekostigd door alle Nederlanders en vooral door de Rotterdammers vloeit in de zakken van de toevallige eigenaars van het eiland Feijenoord. Zoo gaat dit overal op meerder of minder groote schaal. Een sterk staaltje van slapend rijk worden is nog dit: iemand kocht een 40 jaar geleden voor een paar honderd gulden een stuk grond aan de Maas onder Delfshaven, 't heet de Ruige plaat een groote uitgestrektheid slijk dat 2 X daags met vloed onderloopt; 23 jaar later heeft de gemeente Rotterdam dit overgenomen voor 3 ton plus de over- drachtkosten. Zooals we reeds zagen, is Rotterdam gedeeltelijk genezen nu het vrijwel te laat is, hier komt berouw na de zonde, moge dat in Leeuwarden anders zijn. Een ander voorbeeld, maar dan van een stad waar men slimmer was, is (het moge paradoxaal klinken), de geschiedenis van Kampen. Deze gemeente is grond- bezitster sedert eeuwen, vooral van het eiland Kam pereiland, en was zoo verstandig dit niet te ver knopen. De landen werden telkens voor 10 jaren verpacht en brengen zooveel op, dat „gemeentebelasting" daar Fransch is. In 1897 was de opbrengst f 305,458,dat is geen Kamper ui. De opbrengst per bunder was met kleine schom melingen voortdurend stijgend, en men vindt deze belangwekkende tabel. 1682-1692 7.03 1692-1702 6.91 1702—1712 8.20 1712—1722 9.21 1722—1732 9.36 1732—1742 10.43 1742—1752 9.86 1752—1762 8.84 1762—1772 10.05 1772—1782 10.69 1782—1793 11.40 Na '89 heeft men niet meer voor 10 jaren verhuurd, maar steeds als een plaats vrij kwam. De opbrengst der laatste verpachtingen was 100.en meer per bunder. Na deze twee frappante voorbeelden van oen stad, die haar land verkocht en nu den particulier laat pro- fiteeren van de verbeteringen aangebracht met centen van alle gemeentenaren en een stad, welke haar land niet verkocht en geen gemeentebelasting kent, is het overbodig te wijzen op het buitenland, op Londen, dat geheel op erfpachtsgrond is gebouwd, nog wel met de bepaling dat na afloop der erfpacht alle gebouwen zonder vergoeding aan den grondeigenaar komen, of op Hamburg, waar het beste terrein der vrije haven in erfpacht is uitgegeven. Het zal den Raad ook niet bevreemden als het systeem van erfpacht meer en meer aanhangers wint, dat men zich in alle politieke partijen sedert jaren verzet tegen de beschouwing van grond als heel ge wonen bezitsvorm voor particulieren. Zoo zegt in 1890 Mr. S. v. Houten: „Het grond- eigendomsrecht, zooals het thans bij de wet is gere geld, is in dit opzicht in strijd met het algemeen belang en nadeelig voor de algemeene welvaart. Het is volstrekt niet noodig, zelfs in geen opzicht te bil lijken, eene inrichting van het recht te behouden, die den grond tot voorwerp maakt van speculation van kapitalisten, en zulks te minder, omdat die speculatiën veelal rechtstreeks gericht zijn tegen het hoogste volksbelang, ten aanzien van het gebruik van het grondgebied De Voorzitter verzoekt den spreker wel te willen terug keeren tot het onderwerp van beraadslaging, waarvan hij nu toch geheel afwijkt. De heer Besuijen wil aantoonen, dat op ditoogen blik de opinie zich algemeen heeft gewijzigd. Het gaat hier toch over de vraag of men den grond moet verkoopen of in erfpacht uitgeven en nu wijst spre ker erop, dat juist Sam van Houten, in 1890 een wetsvoorstel indiende „tot uitbreiding en nadere re geling van het recht tot onteigening ten algemeenen nutte door gemeentebesturen," een ontwerp, dat echter nooit in behandeling is gekomen. En dan mag spreker ook nog wijzen op hetgeen in 1896 werd gezegd door mr. Levy: „Grondeigen dom moest geen geldbelegging zijn en een wetge ving moet er komen, die den bodem aan de win zucht onttrekt." Het heeft zeker zijn reden, hier deze aanhalingen onder de aandacht te brengen, komende van onver dachte getuigen, van menschen, die voor niets ter wereld den eerenaam „Socialist" zouden willen dra gen en de instelling van het privaatbezit hoog houden. Na het hier vermelde zal men zeker den Amster- damschen gemeenteraad niet beschuldigen van rooie neigingen omdat hij in 1896 in principe besloot, geen grond meer te verkoopen. Het was prof. Treub die in 1890 de zaak in den raad aan de orde stelde en 16 Juli 1891 stelden Bur gemeester en Wethouders een ontwerp erfpacht-con tract voor op dezen grondslagle. Uitgifte voor 50 jaar; 2e. Verplichting der gemeente om bij 't einde van den termijn, zoo deze niet verlengd werd, den erfpachter de waarde der opstallen volgens taxatie te vergoeden. Burgemeester en Wethouders vermelden in de toe lichting dat de maatregel niet noodig was om ver mindering van grondbezit der gemeente te verhinderen. In de laatste jaren was steeds de gedragslijn gevolgd, bij verkoop van bouwterreinen de netto opbrengst niet te gebruiken tot schulddelging zooals hier ge schiedt, maar tot aankoop van vaste goederen. Ze veronderstelden dus dat de voorstanders iets anders op het oog hadden en waarschijnlijk geleid werden door de gedachte, dat de gemeente op die wijze zonder groot risico voordeel kan trekken van de stijgende waarde welke bouwterreinen in een zich uitbreidende stad blijken te bezitten. In erfpacht nu zagen Burgemeester en Wethouders inderdaad voordeel voor de gemeente maar ook voor de bouwers. Inplaats van de tamelijk hooge hypotheekrente zouden de laatsten gaarne een pachtsom betalen gelijk aan 4 °/0 der koopsom, wanneer de erfpacht voor 50 a 60 jaar werd aangegaan, en het hun mogelijk wras voor den bouw even gemakkelijk hypotheek te krij gen; bovendien lag voor den bouwer hierin een voor deel die hij niet behoefde te betalen 4 °/0 met 38 opcenten registratierecht berekend over de koopsom van den grond, maar slechts l'/j °/0 zonder opcenten over het gezamentlijk bedrag dat gedurende den tijd van uitgifte zou worden betaald. En het voordeel voor de gemeente Als die voor den terreinen-koop een leening sluit a 3'/, en !/j °/0 rekent voor amortisatie, zou ze in 60 jaren deze leening met de betaalde pachten ad 4 °/0 hebben afgelost en do gronden dus zuiver over houden voor de waarde, die zij alsdan zouden bezitten. Dit ontwerp werd verworpen, men bedenke, het was 1891, het leek toen de heeren nog te veel Chi- neesch toe, maar in 1896, 26 Febr., werd een nieuw ontwerp ingediend en aangenomen, waarbij de duur der erfpacht 75 jaar werd en na eindigen alle grond plus daaropstaand onroerend goed verviel aan de gemeente. Sommigen meenden dat men dit voorstel wel kon aan nemen, omdat niemand op deze voorwaarden zou ingaan. De aanvragen om erfpachtgrond werden echter steeds grooter. 1793—1803 15.40 1803—1813 11 33.73 1813—1822 27.46 1822—1831 11 26.20 1831—1840 11 25.19 1840—1849 11 30.89 1849—1859 11 39.83 1859—1869 11 73.51 1869—1879 11 88.53 1879—1889 11 80.50

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1905 | | pagina 9