16 Verslag van de handelipgen van den g<
1I 'vorstel van Burgemeester en Wethouders tot ver
pachting can kennis-standplaatsen op het Wilhelminapteiu.
I)e heer Besuijen zou naar aanleiding van dit voorstel
wel eenige inlichtingen willen hebben. Hij vond bij liet
voorstel geen motiveeringwel eeno verwijzing naar
1605. Door hem zijn de handelingen te dezer zake opge
slagen, doch vond hij niets dan een simpele vraag van
den heer Schoondermark„hoe het met de verpachting
stond," en een antwoord van Burgemeester en Wethou
ders: „dat het nog zoo vlot niet liep." Spreker is een
voorstander van openbare verpachting, maar erkent dat
onderhandsche verpachting in enkele gevallen voordeel
oplevert. Voor de uitzondering dient echter een motief
te zijn. Dan vraagt spreker nog, hoe hij moet begrijpen
de uitdrukking van den Commissaris van Politie, waar
deze zegt: „lk kan evenmin verpachting aanraden van
„de standplaats voor een schouwburgtent, aangezien men
„dan geen waarborgen heeft een weikelijk goed en fat
soenlijk tooneelgezelschap te krijgen." Spreker meent,
dat dit slaat op de telken jare terugkomende tent van
het gezelschap „De Noderlandsche Tooneelvereeniging",
en hoopt, dat het niet de bedoeling is, deze vereeuiging
moeieljjkheden in den weg te leggen. Met spreker zouden
zeer vele ingezetenen haar wegblijven ten zeerste be
treuren.
De Voorzitter antwoordt, dat het hem voorkomt, dat
ile uitdrukking van den commissaris van politie niet an
ders dient begrepen te worden, dan dat men bij onderhand
sche verpachting beter kan weten met wie men te doen
heeft, terwijl bij openbare verpachting de hoogste in
schrijvingen den doorslag geven. Het is allerminst de
bedoeling de met name genoemde „Nederlandsche Tooneel
vereeniging of een andere niet genoemde vereeuiging
moeilijkheden in den weg te leggen. (Jok Burgemeester en
cthouders zjjn voorstanders van openbare verpachtingen,
maar niet alt ijd slagen zij naarwensch. Ten vorigen jare toch
is de ingeschreven pachtsom cenige duizenden guldens
beneden de begrooting gebleven en is na heel veel over
leg een overeenkomst met belanghebbenden tot stand
gekomen. Dit geval komt meer voor, en daarom vragen
nu Burgemeester en Wethouders machtiging tot het on
derhands gunnen van een of meer standplaatsen, zoo
dikwijls zulks door hen in verband met het financieel
belang der gemeente wenschelijk wordt geoordeeld.
De heer Besuijen dankt den Voorzitter voor de gege
ven inlichtingen, welke het hem mogelijk maken met
het voorstel mede te gaan.
Met algemeene stemmen wordt nu genomen het vol
gende besluit
1. gedurende de kermis 1906 een deel van het Wil-
helininaplein, nader op de overgelegde teekening aange
duid, voor het plaatsen van caroussels, tenten enz. te
verpachten op de overgelegde voorwaarden.
11. Burgemeester en Wethouders te machtigen, na de
openbare inschrijving, de in genoemde voorwaarden be
doelde standplaatsen ondershands te gunnen, indien de
omstandigheden, te hunner beoordeeling, daartoe aanlei
ding geven.
2. I 'oorstel ran Bungmeester en, Wethouders tot ver
huring tan oiulerscheidcne gemeen te-eigendom men.
Met algemeene stemmen orden aangenomen de achter
eenvolgende onderdeden van het volgend besluit
met ingang van 12 Mei 1906 de volgende woningen
enz. onderhands te verhuren tegen eene huursom en voor
den tijd als bij elk der perceelen is vermeld en voorts
op de voorwaarden, die Burgemeester en Wethouders
geraden zullen voorkomen
van Leeuwarden van Dinsdag 26 Januari 1906.
I. voor den tijd van één jaar
a. de woning Oldegalileën no. 64, aan B. v. d. Heide
voor 62.40.
h. de woning Oldcgalileën no. 66, aan G. Koster voor
j 62.40.
e. de woning Oldegalileën no. 68, aan K. Koster voor
62.40.
d. de bovenwoning Tuinen no. 40, aan L. L. Hardorff
voor 120.
e. de woning Oostersingel no. 116, aan A. Elsinga
voor 1.10 per week.
de woning Noorderplantage no. 16, aan J. Goor
voor f 78.
g. de bovenwoning bij de Put no. 17, aan de Wed.
1L Weidijk voor 185.
h. de woning Kalvergloppe no. 197, aan IJ. Geertsma
voor 1.50 per week.
i. de woning Kruisstraat no. 25, aan M. Elskamo voor
200. 1
de woning Kalvergloppe no. 199, aan K. Bosnia
voor 100.
k. de woning Achter de Witte Hand no. 16, aan K.
de Bruin voor 62.60.
de bovenwoning Zuiderplein no. 99, aan A. Los
wed. Burg voor 215.
m. de liunenbleekerij aan den Hoekstersingel no. 17,
aan T. Lubberts voor 450.
n. de benedenwoning Oostersingel no. 2, aan W. de
Vries voor 1.50 per week.
o. een strook grond aan de Singelstraat, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie E no. 1628, aan M.
Dwinger voor 6.
g. een bleek voor perceel Oldegalileën uo. 69, aan J.
van der Hoek voor 2.50.
II. voor den tijd van drie jaren:
het huis Arendstuin no. 41, aan Dr. J. Ariëns
Kappers voor f 610.
een bleek aan het Oldchoofster Kerkhof achter het
perceel lieer-Ivo-straatjc no. 61, aan W. Boot en de
Wed. D. Suwjjn voor 0.50 per jaar.
c. de bleek voor perceel Oldegalileën no. 199 aan li.
Span voor 2.50 per jaar.
III. voor den tijd van vijf jaren:
de woning Overijsselschc straatweg No. 1 aan I). P.
Bottinga voor 78 per jaar.
IV. af te wijzen bet verzoek van G. Reifferth alhier
om wedurinhuring van zes bleekjes aan het Oldehoofster
Kerkhof' en in beginsel te besluiten, deze bleekjes, deel
uitmakende van het perceel kadastraal bekend sectieV
No. 1746 voor oen openbaren dienst te bestemmen.
Voorstel ran Burgemeester en Wethouders tot wij
ziging der verordening tot hel heffen van mengeld voor hel
gebruik der in de gemeente aangelegde pontveren. (Bijlage
no. dj.
Met algemeene stemmen wordt besloten artikel 1 der
verordening tot het heffen van veergeld voor het gebruik
maken van door de gemeente aangelegde pontveren
(gemeenteblad 1899 no. 4), zooals dit artikel nader is
gewijzigd (gemeenteblad 1904 no. 22), te lezen als volgt
Ten behoeve der gemeente Leeuwarden wordt een veer
geld geheven voor het gebruikmaken van het poutveer:
a. tegenover den Nieuweweg bij het Ziekenhuis en
den Grachtswal.
b. tegenover het Zaailand en den Westersingel.
te bepalen, dat deze verordening in werking zal treden
den ln Mei 1906.
4. Voorstel run Burgemeester en Wethouders tot wij
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1906. 17
ziging der verordening tot regeling der Brandweer (Bij
lage no. 4).
De Voorzitter deelt mede, dat bij hem is ingekomen
een amendement van den lieer Duparc 0111 in artikel 27
te doen vervallen het woord billijke
De heer Duparc is van meening, dat het woord „billijke"
hier overbodig is. Dat het een billijke vergoeding zal
zijn, volgt reeds uit de woorden „naar omstandigheden"
in het slotgedeelte van art. 27. Het begrip „billijk" is
ook zoo rekbaar, in de artikelen 28 en 29, waarin de
gevallen worden voorzien, dat de Raad de vergoeding
bepaalt, wordt ook alléén van „naar omstandigheden", ge
sproken.
liet amendement wordt door de heeren Schoondermark
en Ilaverschmidt ondersteund.
De heer Besuijen ziet geen bezwaar het woord te laten
staan. Wel is het begrip „billijk" rekbaar, maar dit is
ook liet geval met „naar omstandigheden." Wanneer er
steeds amendementen moeten worden ingediend ter ver
wijdering van woorden die desnoods wel kunnen worden
gemist, maar wier aanwezigheid volstrekt niet schaadt,
kunnen we aan den gang blijven. Spreker acht het wel
een beetje kleinzielig op deze wijze critiek uit te oefenen
op voorstellen van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter is het, wat dit laatste betreft, eens met
den heer Besuijen. Het woord stond reeds in de oude
verordening en spreker is het niet eens met den heer
Duparc, dat het begrip „billijk" ligt opgesloten in „naar
omstandigheden
De heer Duparc erkent, dat ook in de tegenwoordige
verordening het woord „billijk" voorkomt alléén in art.
27 en niet in de volgende twee artikelen. Spreker is
intussehen van meening, dat moeilijk kan worden onder
steld, dat Burgemeester en Wethouders in het geval van
artikel 27 minder billijk zullen zjjn, dan de Raad in de
gevallen, bedoeld in de ar.tikelen 28 en 29. Als men
verder verordeningen kan - bekorten, zij het slechts met
één w.oord, dan verzuime men niet dit te doen.
liet amendemeut-Duparc wordt nu met 16 tegen 7
stemmen aangenomen. Voor stemmen de heeren: Beucker
Andreae, Komter, Schoondermark, Beerends, Duparc,
Menalda, Eeddcma, van Messol, van Ketwich Verschuur,
Tigler Wjjbrandjj, Ilaverschmidt, Koopmans en Baart
de Taille en tegen de heeren Jansen, Burger, Besuijen,
Beekhuis, Wilhelm jj, Ifeitz en llijlkcnia.
Het gewijzigd artikel 27 wordt met algemeene stem
men aangenomen.
Ook artikel 28 wordt met algemeene stemmen aan
genomen.
De Voorzitter deelt mede, dat op artikel 29 zijn in
gekomen twee amendementen van den heer Duparc te
weten
a. om in het 4e lid, waar staat
„Zal in de eerste plaats rekening worden gehouden," te
lezen
„wordt in eerste plaats rekening gehouden" en
b. om in het 5e lid, waar staat
„Zal in mindering worden gebracht", te lezen
„wordt in mindering gebracht".
Spreker verondersteltdat niemand der raadsleden er
iets teuen zal hebben, te voldoen aan den wensch van
den heer Duparc, die bezwaar heeft tegen het bezigen
van het futurum in verordeningen.
Het aldus gewijzigde artikel 29 wordt met algemeene
stemmen aangenomen, waarna de geheele verordening
met algemeene stemmen wordt vastgesteld.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wij
ziging der verordening tot het heffen van schoolgelden voor
hel openbaar lager onderwijs in de gemeente. Bijlage no. 5).
De Voorzitter deelt mede, dat bij hem is ingekomen
een amendement van den heer Burger om in het le en
2e lid van artikel 8 der verordening, waar staat„on
vermogende pupillen;" te lezen voor pupillen: „ouder-
looze kinderen." Burgemeester en Wethouders hebben
geen bezwaar dit amendement over te nemen.
De heer Duparc vraagt den heer Burger wat deze eigen
lijk bedoelt met „ouderlooze kinderen." .Moeten de kinde
ren beide ouders hebben verloren 1 let geval is toch
denkbaar, dat er één van de ouders is overgebleven, b.v.
als deze in een of ander gesticht is geplaatst. „Ouder
loos" veronderstelt, volgens spreker, gemis van beide
ouders.
De heer Burger antwoordt, dat hij het amendement
heeft ingediend, hoofdzakelijk, omdat pupil geen zelf
standig begrip is. Men kan wel zeggen pupillen van
on vermogenden, maar niet onvermogende pupillen. De
uitdrukking: „ouderlooze kinderen" sluit zich aan aan
de woorden van den Minister en door deze uitdrukking
in de verordening te zetten, handelen wij in den geest
der regeering, zoodat «ij dus gevrijwaard worden voor
verdere moeieiijkhedeu. Wat de opmerking van den heer
Duparc omtrent „ouderloos" betreft, die is volkomen
juist, maar juist daarom heeft spreker zijn amendement
ingediend. Zoolang de ouders leven, hangt volgens de
bedoeling het schoolgeld af van den vermogenstoestand
dier ouders; zijn deze overleden, dan wordt niet gevraagd,
wat bezit de voogd, maar wat heeft bet kind. Nu staat
een kind, wiens moeder is overleden, naar de burgerljjke
wet onder voogdij van den vader,, zoo'n kind zou men
dus pupil kunnen noemen toch is de bedoeling dat te
zijnen aanzien de vermogenstoestand van den vader be
slissend is. Wanneer wij dus lezen „ouderlooze kinde
ren", dan is dit niet alleen eene verbetering in de re
dactie, maar wordt ook de werkelijke bedoeling beter
weergegeven.
Het amendement wordt met algemeene stemmen aan
genomen, waarna de geheele gewijzigde verordening met
algemeene stemmen wordt vastgesteld.
(i. Brae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake de adressen van het onderwijzend personeel der ,1lul
de! bare meisjesschool omtrent de pensioenregeling. (Bijlage
no. 2).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Ketwich Verschuur heeft twee bezwaren
tegen het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
n.l. een wettelijk en een financieel of billijkhcidsbezw&ar.
Spreker leest daarin in bijlage 2 op bladz. 65, 2e ko
lom van 's Raads handelingen van dit jaar At dadelijk
zij op den voorgrond gestelddat de adressen alle uitgaan
van de onjuiste praemisseals zouden n.l. de betrokkenen
de keuze hebben tusschen de rijks- en de gemeente-pensi
oenregeling. I)ie keuze hebben zij beslist nieten verder
deze (de gemeentelijke pensioenregeling) bestaat niet meer
voor haar.