i
Vergadering van Dinsdag 18 Februari 1906.
Ut*
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Februari 1906. 35
Aanwezig 20 leden, te weten de heerenBeucker
Andreae, Komter, Koopmans, Tromp, van Ketwich Ver
schuur, Wilhelmij, Iljjlkema, Tigler Wijbrandij, Beekhuis,
Menalda, Feitz, van Messel, Lautenbach, Burger, Baart
de la Faille, Duparc, Schoondermark, Jansen, Beerends,
en Besuijen.
Eene vacature.
Afwezig de heeren Feddeina en Haverschmidt.
Voorzitter: de heer A. E. Zimmerman, Burgemeester.
I. De notulen der op Dinsdag 6 Februari 1.1. gehou
den vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. Bericht van afwezigheid van de heeren Feddema
en Haverschmidt.
2. Bericht van de heeren: Mr. A. Burger en T.
Komter, dat zij de op hen uitgebrachte benoeming tot
Wethouder niet aannemen.
3. Adres van J. F. Gregory om hem in altijd durende
erfpacht af te staan eene plek grond ten zuiden van
perceel Klein Schavernek no. 26.
W ordt in handen gesteld van Burgemeester en Wet
houders om prae-advies.
4. Adres der afd. Leeuwarden II „Neen, Nooit"
van de Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van
alcoholhoudende dranken, om afwijzend te beschikken op
het adres van F. ter Veer tot plaatsing van kiosken op
gemeentegrond voor den verkoop van alcoholvrije dranken.
Zal bij de stukken, op deze zaak betrekking hebbende,
worden gevoegd.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. Voordrachten voor de benoeming van een onder
wijzer aan gemeentescholen nos. 1 en 7 (vacatures Ringma
en Meinardy).
Deze voordrachten zijn als volgt samengesteld
School 1, 1 G. Kramer te Leeuwarden, 2 H. Gorter
tijdelijk te Leeuwarden, 3 J. Frank, Hindeloopen.
School 7, I K. Postma te Vijfhuizen, 2 A. Visser te
Leeuwarden, 3 G. Kramer te Leeuwarden.
2. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders in
zake het verzoek van P. ter Veer tot het plaatsen van
kiosken op gemeentegrond.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om aan
A. Pijkstra vergunning te verleenen tot het aanleggen van
straten op een terrein aan de Noordzijde van het Nieuwe
Kanaal, kad. bekend sectie G nos. 3481 en 5409.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders naar j
aanleiding van de motie-Besuijen inzake de vervanging
der veldkei-bestrating door bevloering met Belgische
steenen of Waalklinkers en behandeling der motie.
5. Alsvoren om aan Mej. W. M. G. Eggink op haar
verzoek eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres in
de nuttige handwerken aan gemeenteschool no. 1.
Al deze punten zullen in eene volgende vergadering
worden behandeld.
IV. Thans komen in behandeling de voor lieden aan
de orde gestelde punten.
1. Benoeming van twee Wethouders, wegens het niet-
aanneinen der benoeming door de heeren Bun/er en Komter.
De heer Koopmans begint met zijn persoonlijken spijt
te betuigen, en hij gelooft, dat de meeste leden van den
Raad het met hem eens zullen zijn, dat de heeren Burger
en Komter voor de benoeming tot Wethouder hebben
bedankt. Het spjjt spreker zóó, dat hij dagen gepeinsd
heeft, wat toch hiervan de reden mag zijn. Hij heeft
er geen reden voor kunnen vinden of het moest deze
zijn: de drukke werkzaamheden verbonden aan het Wet
houderschap der gemeente Leeuwarden. Wanneer spreker
nagaat, dat het voor de meeste leden van den Raad
bezwaarlijk gaat om een groot gedeelte van hun tijd op
te offeren, daar meest allen eigen drukke zaken hebben,
dan zegt hij, dat er moed toe behoort, de betrekking als
Wethouder aan te nemen.
Spreker heeft overwogen, dat er veel te doen komt in
de gemeente Leeuwarden en wil daartoe wijzen op den
aanleg van straten en wegen aan het Nieuwe Kanaal en
den Woningbouwdan komt hem voor den geest, dat er
een nieuwe gasfabriek, misschien een electrische centrale
zal moeten komen. Verder wil spreker wijzen op het
aschland, dat eerlang moet worden verplaatst; aan de
Oldehove, die gerestaureerd of afgebroken moet worden;
op het onderwijs, op de financiën, waarvan eene reor
ganisatie noodzakelijk is; op de groote bouwwerken, o.a.
de uitbreiding van het Stadhuis, de veemarkt, waarop
voortdurend toezicht noodig is; op de hangende motion en
voorstellen, waarvan het onderzoek is opgedragen aan Bur
gemeester en Wethouders, ongerekend nog de vele werk
zaamheden, aan de uitvoering der rijkswetten verbonden.
Na al die overwegingen is spreker tot de conclusie ge
komen, dat de waarneming van het Wethouderschap tijd,
veel tijd in beslag neemt. Daarom zou spreker wel willen
voorstellen in plaats van twee, drie Wethouders te be
noemen. Het is wel geen groote uitbreiding, maar de
taak der betrokken Wethouders zal er door worden
verlicht en de Raad zal misschien bewaard blijven voor
teleurstellingen als de nu ondervondene. Ook spreekt hij
de hoop uit, dat bij aanneming van zijn voorstel één, of
misschien beide benoemde heeren alsnog bereid zullen
worden bevonden bij eene eventueele nieuwe keuze die
benoeming aan te nemen. Spreker heeft daarom de eer
het volgende voorstel te doen
het Dagelijksch Bestuur der gemeente Leeuwarden
bestaat uit een Burgemeester en vier Wethouders.
De heer Besuijen ondersteunt dit voorstel.
De Voorzitter veronderstelt, dat het wel niet de be
doeling zal zijn van den heer Koopmans, dat zijn voorstel
nog in deze vergadering zal worden behandeld. De Raad
is niet voorbereid en dan is het toch wenschelijk, dat
eerst wordt onderzocht, of de voorgestelde uitbreiding
wenschelijk of noodzakelijk is. Dat het werk door de
uitbreiding minder zal worden, acht spreker beslist bui
tengesloten. Het zal dus in het belang der zaak zijn,
dat het voorstel wordt gerenvoijeerd aan Burgemeester
en Wethouders ten fine van prae-advies.
De heer Koopmans antwoordt, dat artikel 79 der ge
meentewet den Raad de bevoegdheid geeft zijn voorstel
aan te nemen. Het is toch geen voorstel, dat ver strek
kende gevolgen of groote bezwaren na zich sleept en zoo
lang spreker dan ook geen onoverkomelijke bezwaren
worden aangewezen, handhaaft hij zijn denkbeeld het
nog heden te behandelen.
De heer Baart de la Faille zegt, dat de heer Koopmans
niet heeft medegedeeld, of hij er van te voren ook met
Burgemeester en Wethouders over heeft gesproken. Is
dit niet het geval, dan brengt de heuschheid, de beleefd
heid mee, in te gaan op het denkbeeld van den Voorzitter,
teneinde Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid
te stellen te overwegen, of zij dien bijstand wenschelijk
achten. Het voorstel is van ingrijpenden aard, waarom
spreker met den Voorzitter mee zal gaan.