64 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Maart 1906.
de bogrooting uitgesproken, waarbij hij, als in strijd met
de wet, afkeurt de houding van gemeentebesturen, die
alleen tot onbewoonbaarverklaring overgaan, wanneer er
andere, niet duurdere woningen beschikbaar zijn.
Spreker vindt deze woorden zeer toepasselijk op het
aanhangige voorstel.
De lieer Besuijen noemt het voorstel van Burgemeester
en Wethouders zeer bijzonder. Bijzonder, omdat de Raad
verzocht wordt van zichzelf te verklaren, dat hij in 1904
een domheid beging en 2. om de redenen, die tot on
dergrond van dit voorstel dienen.
Wat is het geval? 25 Sept. 1904 verzoekt de Gezond
heidscommissie de woningen nos. 28—54 onbewoonbaar
te verklaren. De gezondheidscommissie stelt zich daarbij
niet op den grondslag van art. 11 der Woningwet, zij
wijst geen noodzakelijke verbeteringen aan, waardoor
de woningen in bewoonbaren staat kunnen worden ge
bracht integendeel zij zegtde woningen moeien onbewoon
baar worden verklaard en motiveert dit verzoek door te
wijzen o.a. op de afmetingen: oppervlakte 13 a 14 M
hoogte 2.35 M. Spreker wil er direct bijzeggen, dat die
afmetingen nu nog dezelfde zijn.
Up 13 December 1904 besluit de Raad tot de onbe
woonbaarverklaring van de woningen nummers 2854,
wijl deze woningen ter bewoning ongeschikt zijn en niet
door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren
staat kannen worden gebracht(art. 18 al. 1 Woningwet).
Deze conclusie wordt aangenomen met algemeene stem
men. Afwezig waren de heerenHaverschmidt, Troelstra,
Tromp, Feitz en Jansen, dus wel aanwezig de heer
Baart de la Faille, de Voorzitter der gezondheidscom
missie.
Binnen 30 dagen kan voorziening worden gevraagd
van dit besluit bij Gedeputeerden (art. 19 al. 3 Woning
wet). Dit deden alle eigenaars behalve Franzen.
Op 13 Febr. 1905 besluiten Gedeputeerden tot hand
having van het raadsbesluit na ingewonnen advies van
den rijksinspecteur en persoonlijk onderzoek. De conclusie
van dit besluit luidt, dat Gedeputeerden accoord gaan
met het Raadsbesluit en van meening zijn, dat de wo
ningen terecht onbewoonbaar zijn verklaard en niet door
verbeteringen in bewoonbaren staat zijn te brengen.
Vu zou men denken, dat de woningen voor goed zou
den worden ontruimd. Veen. Eeuige eigenaars brachten
verbeteringen aan en verzochten opheffing van de onbe
woonbaarverklaring op grond van art. 25 der Woning
wet. Wie heeft hun dat aangeraden?
Vu begint de comedie.
De gezondheidscommissie ondersteunt voor sommigen
liet verzoek en redeneert aldus
Ik heb den Raad van Leeuwarden wel laten beweren,
dat de woningen niet door verbeteringen in bewoonbaren
staat zijn te brengen, maar dat was maar nonsens, want
nu ze geverfd zijn enz., zijn ze weer bewoonbaar.
De Leeuwarder Inspecteur van het Woningtoezicht
neemt aan de comedie deel en zegt
Ik heb wel beweerd, dat die woningen niet voor ver
betering vatbaar waren, maar mijn advies was maar een
smoesje.
Burgemeester en Wethouders komen de kermis vol
maken en zeggen: „wij hebben op 13 Dec. wel gezegd,
dat de woningen niet door verbeteringen in bewoonbaren
staat te brengen zijn, maar wij trekken dat in, want dat
was een domheid van ons. Er is nu wat verbeterd en ze
zijn weer bewoonbaar.
AY jj verzoeken den Raad om te erkennen, dat hij een
dwaasheid heeft uitgehaald en de woningen voor een deel
weer bewoonbaar te verklaren.
Vu komt spreker tot twee vragen
1. /al de Raad zichzelven een kaakslag geven? Wij
zullen zien.
2. Moeten hier Gedeputeerden niet in gekend worden
Zij hebben verklaard, dat de woningen niet door verbe
teringen in bewoonbaren staat kunnen worden gebracht.
Moeten zij nu die verklaring niet inslikken. Spreker ziet
den heer Duparc „neen" schudden. Des te beter voor
Gedeputeerden. Ook spreker meende dat het besluit bui
ten bereik van Gedeputeerde Staten zou vallen. De wo
ningwet spreekt niet van beroep van een opheffing eener
onbewoonbaarverklaring. Zooals gezegd, zijn bovendien
bij dit voorstel nog bijzonder de overwegingen die er toe
hebben geleid.
Burgemeester en Wethouders voelen het dwaze, dat
in deze vertoouing steekt, maar zij vreezen, dat de hand
having der woningwet de gemeente geld zal kosten en
doen nu, wat door P. II. Jordens in zijn woningwet op
pag. 74 wordt genoemd „de wet ontduiken." Wel soeia-
lerig dus, maar het moet geen geld kosten.
liet zou kunnen gebeuren, dat bij handhaving der on
bewoonbaarverklaring de bewoners gevaar loopen geen
onderdak te vinden. Toen spreker eenige bewoners sprak
is hem uit niets gebleken, dat die vrees gegrond was,
zij zeiden: „wij zullen wel wat anders vinden. Maar zelfs
als die vrees gegrond is, is dat nog geen reden tot in
trekking zelfs niet tot staking der onbewoonbaarverklaring.
Waar zou het met de Woningwet heen als de heeren
zoo gauw staken Hier maakt men door de staking de
geheele Woningwet tot een doode letter.
De Woningwet heeft voorzien het geval, dat minver
mogenden geen andere woningen zullen kunnen krijgen
en daarom de mogelijkheid voor de gemeenten geopend
om zelf de woningbouw ter hand te nemen tart. 32
W oningwet).
De memorie van toelichting op dit artikel luidde:
Naarmate de ingezetenen, die de afgekeurde woningen
moeten verlaten, meer zullen behooren tot de laagste
maatschappelijke kringen en minder in staat zullen zijn
voor eene goede woning eene met de kosten overeen
stemmende huur te betalen, zal de behoefte aan voor
ziening grooter en de lust van bouwvereenigingen om
voor het doel kapitalen beschikbaar te stellen kleiner
worden. Alsdan kan zich het geval voordoen, dat de
gemeente door den nood gedrongen wordt zelve te gaan
bouwen.
Nóg een ander middel om in het in dit geval denk
beeldig bezwaar van Burgemeester en Wethouders en
den Inspecteur te voorzien doet de wet aan de hand in
art. 326 waar staat: „De Raad kan een bedrag beschik
baar stellen ter tegemoetkoming in de kosten van voor
ziening in de huisvesting, verhuiskosten hieronder begrepen
der bewoners van na onbewoonbaarverklaring ontruimde
gebouwen. Waarom is dat niet voorgesteld
De liberalen zijn bezig hun eigen wet te vermoorden.
Ze stellen baar buiten werking, zoodra de consequentie
eischt, dat er een geldelijk offer wordt gebracht. Ja, zij zijn
liever geneigd hunne besluiten te herroepen, en iets wat
onverbeterbaar is te gaan verbeteren als daarmede een
uitgaaf kan worden voorkomen.
Het voorstel van de Gezondheidscommissie van 25
Sept. heeft tenminste tot resultaat gehad, dat de woningen
van Franzen niet meer worden bewoond. De nummers
28 en 30 zijn nieuwde daarnaast staande 36, 38 en
40 worden bouwvallig. Het pad naar de woningen 28
en 30 voert langs deze bouwvallen en is daarbij slecht,
onbegaanbaar, en tevens is de daarbij behooreude kolk
niet in orde. Bestaat nu hier geen reden om art. 22
toe te passen? (afbreken).
Om nu op het voorstel terug te komen. De num
mers 44, 46, 48 en 50 worden goedgekeurd, de num
mers 52 en 54, die daarmee gelijk zijn niet, terwijl ook
no. 42, dat het minst slecht is, voorzien van een goed
privaat en waterleiding eveneens van de rehabilitatie is
uitgesloten.
Met welke maat gemeten is, kan spreker niet gewaar
worden. Zelfs afgezien van wat hier met de onbewoon
baarverklaring is afgespeeld, en aannemende, dat men
in die kamertjes meer dan 2 menscheu wilde laten
wonen, dan is nog door de vreemde groepeeriug van
wat onder goed en slecht gebracht wordt het voorstel
onaannemelijk.
Verslag van de handelingen van den
De heer Baart de la Faille kan zich begrijpen, dat
het voorstel een eigenaardigen indruk maakt, omdat het
terugkomt op een genomen besluit.
Het is sedert jaren bekend, dat de toestand op het
Pieterseliewaltje en in de omgeving zoo treurig is, dat
het wenschelijk is, dat er radicale verbeteringen worden
aangebracht. De sloot, die voor de woningen langs loopt,
ligt 's zomers gedeeltelijk droog en stinkt verschrikkelijk,
zoodat die wel mocht worden gedempt, terwijl er wonin
gen bij zijn die afgebroken moesten worden.
Tot nu toe heeft het niet mogen gelukken, die gron
dige verbeteringen aan te brengen, hoewel door de
Gezondheidscommissie reeds jaren daarop is aangedrongen.
Ook geeft spreker toe, dat indertijd de commissie enkele
woningen voor onbewoonbaarverklaring heeft voorge
dragen, en dat de Raad die indertijd heeft uitgesproken.
Thans echter verkeeren wij in een overgangstijdsperk. Bij
de uitvoering deden zich bezwaren voor. Enkele eige
naars hebben zulke belangrijke verbeteringen aangebracht,
dat hunne woningen nu veel beter zijn dan vele andere.
Om deze redenen heeft de Gezondheidscommissie gemeend
voor ditmaal eene uitzondering te moeten maken en het
verzoek tot opheffing te moeten ondersteunen. Nu geldt
ook hier zeker het spreekwoord„de beste stuurlui staan
aan wal." Het valt gemakkelijk hierop critiek uit te oefenen,
al stemt spreker toe, dat het een eigenaardigen indruk
maakt, dat de woningen nu weer bewoonbaar zullen
worden verklaard. Spreker herhaalt, dat echter dit geval
eene uitzondering moet blijven.
De Voorzitter heeft aan het door den heer Baart de la
Faille gesprokene weinig toe te voegen. Uit het prae-advies
toch blijkt reeds duidelijk, dat de loop dezer zaak ook
Burgemeester en Wethouders niet ten volle bevredigt en
dat zij slechts noode het voorstel dat thans aan de orde
is, deden. Men moet echter niet vergeten, dat wij nog
staan aan het begin van uitvoering van de Woningwet,
zoodat niet met alle gestrengheid kan worden opgetreden.
De vrees voor uitgaven heeft Burgemeester en Wethou
ders ook niet geleid tot het doen van het voorstel, maar
wel de vrees, dat de bewoners nog slechter onderdak
zouden komen.
In hoeverre van toepassing is de bewering van den
heer Besuijen, dat de liberalen bezig zijn hun eigen wet
te vermoorden, laat spreker voor rekening van dat Raadslid.
De politieke gevoelens van Burgemeester en Wethouders
doen in dezen niets ter zake.
Wat wel ter zake doet is, dat de Gezondheidscommissie
op het oogenblik verklaart, dat de woningen in bewoon
baren staat zijn teruggebracht. Nu bestaan er voor Bur
gemeester en Wethouders geen redenen meer tot hand
having van het besluit, wel tot opheffing, hoewel, spreker
herhaalt het, het voorstel niet de volle sympathie heeft
van hun college. Het is alleen de vraag, of de zaak
overeenkomstig het voorstel niet tot de meest practisehe
oplossing wordt gebracht, en zulks schijnt niet twijfel
achtig.
De heer Feddema heeft zich, toen destijds het voorstel
van Burgemeester en Wethouders tot onbewoonbaarver
klaring van deze en andere woningen ter tafel kwam,
op het practisch standpunt geplaatst en gezegd, weest niet
te voorbarig met deze kwalificatie uit te spreken, maar
laten we ons overtuigen, of er ook gelegenheid bestaat
de bewoners elders onderdak te brengen. Toch heeft
spreker zijn stem aan het voorstel gegeven, omdat de
verschillende adviseerende colleges en de inspecteur zoo
positief waren in hunne uitspraak. Spreker is het eens
met de heeren Haverschmidt en Besuijen, dat het wat
veel gevergd is, om daarop nu terug te komen. Toen
toch is imperatief gezegd, dat de woningen niet door het
aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren toestand
waren te brengen. Hef gaat nu niet aan, dit besluit
ongedaan te maken, te meer, daar andere woningen, die
van Leeuwarden van Woensdag 28 Maart 1906. 65
in geen slechter conditie verkeeren, van zoodanige gunstige
beschikking worden uitgesloten.
De Raad zou een antecedent scheppen, dat gevaarlijke
gevolgen zou kunnen hebben. De mogelijkheid bestaat,
dat meerdere eigenaars met hetzelfde verzoek komen
Het besluit van December is zoo positief geweest, dat
spreker er niet op durft terugkomen. Het heeft spreker
bovendien verwonderd, toen hij hoorde, dat de woningen
niet eens ontruimd zijn geweest, llij hoopt, dat wanneer
weer woningen onbewoonbaar worden verklaard, het ken-
teeken „onbewoonbaar verklaarde woning" zal blijken
geen wassen neus te zijn geweest.
Spreker zou een bemiddelings-voorstel willen doen, dat
aansluit aan de redeneering van den heer Haverschmidt.
Hij zou n.l. de eigenaren een onbepaald uitstel willen
verleenen voor de ontruiming, ten einde de bewoners
nog tijd te geven naar eene andere woning om te zien.
Dan behoeft de Raad niet op zijn eens genomen besluit
terug te komen. Spreker weet niet zeker, of dit mogelijk
is; indien wel, dan zou hij de woningen b.v. nog voor
1 jaar bewoonbaar willen verklaren. Hij zal het voorstel
echter even opschorten, totdat hij vernomen heeft of het
mogeljjk is in dien geest te besluiten.
De Voorzitter antwoordt den heer Feddema, dat het
geen deze wil, niet meer mogelijk is. De tormijn toch
waarop deze spreker doelde, is reeds lang verstreken en
kan dus niet meer worden verlengd. Het is waar, dat
Burgemeester en Wethouders alstoen de woningen hadden
moeten doen ontruimen, maar waar voor de bewoners
beslist geen onderdak was te vinden, dat overeenkwam
met wat zij behoefden, mag het hun niet euvel worden
geduid, zoo zij tot dien dwangmaatregel niet overgingen.
Er kan nu moeilijk anders dan opheffing der onbewoon
baarverklaring worden uitgesproken. Gebeurt dit niet,
dan zullen de woningen moeten worden ontruimd.
De heer Lautenbach is ook de vorige maal met Bur
gemeester en Wethouders meegegaan.
Eenigen tijd later speet hem dat hij mede de verkla
ring onderschreven had, dat de woningen niet voor her
stelling vatbaar waren".
De woningen zien er thans netjes uit, heel wat beter
dan anderen die niet onbewoonbaar zullen worden ver
klaard
Het is onmogelijk vol te houden, goed herstelde wo
ningen (eenmaal afgekeurd), later niet weer voor bewo
ning geschikt te achten.
Zoolang er menschen zijn die hoogstens 1.— of 1.10
kunnen verwonen, zullen zij, tenzij dooi' de gemeente
gesubsidiëerd met een 20 a 25 per jaar, geene woning
van ƒ1.50 a ƒ1.60 kunnen betrekken. Of, en dat is ook
mogelijk, dat zij (die menschen) door eene kolossale loons-
verhooging het zeiven kunnen betalenmaar het finan-
ciëele offer der gemeente of de verhoogde loonsstandaard
zijn beiden nog niet in zicht.
Wij kunnen wel idealiseeren, maar de werkelijkheid
wijst duidelijk aan dat thans dit niet te bereiken is.
Spreker weet wel, dat hij zijn eigen stem corrigeert,
maar hjj hecht aan het spreekwoord „beter ten halve
gekeerd, dan geheel verdwaald".
Do heer Koopmans heeft zich bij de onbewoonbaar
verklaring doen kennen als voorstander der Woningwet.
AVanueer er nu wordt gezegd, deze woning is goed ge
noeg verbeterd en die niet, dan gaat de zaak weer ach
teruit en dat moet niet. Er wonen menschen in, die
niet meer kunnen verwonen dan ƒ1.a 1.10. Spreker
wenscht dezen toestand niet te handhaven. Wordt er te
min verdiend, dan zal daarin op andere wijze verbetering
moeten worden aangebracht. Spreker zal tegen het voor
stel stemmen. Er is immers vóór de onbewoonbaarver
klaring tijd en gelegenheid genoeg gegeven aan de eige
naren om hunne panden in voldoenden toestand te brengen.