66 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Haart 190(5.
De heer Baart de la Faille wijst er op, dat bij het
onbewoonbaar verklaren de woningen niet alle over één
kam kunnen worden geschoren. De woningen in kwestie
waren in September beslist onbewoonbaaraan de eene
mankeerde dit, aan de andere dat. Daarom zijn ze col
lectief aangepakt. Enkele nu zijn met den goeden wil
der eigenaren in zoodanigen staat gebracht, dat zij nu
weer bewoonbaar zijn. No. 44 meent spreker is b.v.
grondig verbeterd. De buurman heeft het met een franschen
slag gedaan, d. w. z. hij heeft de woning wat opgeverfd.
Er moet tussehen deze beide soorten van verbetering
verschil worden gemaakt. Het eerste is grondige, het
laatste slechts schijn verbetering. Bij de inspectie heeft
de Gezondheidscommissie daar dan ook nota van genomen.
Spreker wijst op art. 25 der Woningwet, waarin staat, dat
opheffing van de onbewoonbaarverklaring kan geschieden
bij raadsbesluit, de Gezondheidscommissie gehoord. Dit
artikel £aat dus uit van de veronderstelling, dat onbewoon
bare woningen wel degelijk door verbeteringen bewoon
baar kunnen worden gemaakt. Nu is dit geschied bij
de woningen in het voorstel genoemd, vandaar dat gead
viseerd is om de onbewoonbaarverklaring op te heffen.
De heer Haverschmidt zegt, dat men het gemeente
bestuur zeker niet kan verwijten al te ruw in te grijpen
bij onbewoonbaar verklaring. Deventer b.v. liep te hard
van stapel en moest ten slotte een schip huren voor de
verjaagde bewoners.
De verbetering van het bewuste viertal woningen zit
grootendeels aan den buitenkant en betreft voornamelijk
rioleering en bestrating; het is geen duurzame verbetering
en meer kan trouwens niet worden verwacht, want,
ondanks het bordje, zijn de perceelen steeds bewoond
gebleven.
Nu zullen er altijd wel menschen blijven, die niet
meer dan 80 cent kunnen verwonen en spreker meent
dat de oplossing van de moeilijkheid als volgt is te
vinden. Oude woningen vórmden tot voor korten tijd
een goede geldbelegging. De waarde was niet onaanzienlijk,
het percentage vrij hoog, soms tot 30 procent, en de
huur daaraan geëveuredigd.
Thans is de toestand geheel anders, nu onbewoonbaar-
verklaring en onteigening tegen de Werkelijke waarde 1
bij taxatie de slechte perceelen boven het hoofd hangt.
In de vorige week werden perceeltjes verkocht voor
181 en 1Ï5, terwijl de vereeniging Eigen Brood
Bovenal vroeger voor arnotie nooit minder betaalde dan
250 tot 300.
De waarde is dus belangrijk gedaald, de huuropbrengst
zal geringer moeten zijn en wat vroeger 1.20 deed
zal nu met 0.80 kunnen volstaan.
Spreker heeft hierbij het oog op woningen die, om
zoo te zeggen „op het kantje af" zijn, die niet gebouwd
zijn voor de allerarmsten, maar toch om de een of andere
reden geen' betere huurders kunnen vinden.
Uit het debat over deze zaak meent spreker dat men
de volgende les kan trekkenmen zij niet te haastig
met de verklaring dat het aanbrengen van verbeteringen
is uitgesloten, maar is het vonnis eenmaal gevallen, dan
bljjve het onherroepelijk.
het voorstel-Feddema, dat zijn grond vindt in art. 18
der Woningwet, steunen.
De Voorzitter herhaalt tegenover den heer Bcsujjen,
dat de termijn, bedoeld in art. 18 der Woningwet reeds
lang verstreken is, zoodal die niet meer kan worden
verlengd.
De heer Besuijen repliceert, dat waar door den Voor
zitter wordt medegedeeld dat van verlenging van den ter
mijn nu geen sprake meer kan zijn, dit dan alleen zijn
grond vindt in eene nalatigheid van het dagelijksch be
stuur, welke den ontruimingstermijn liet verloopen. In
gewone gevallen toch kan het denkbeeld van den heer
Eeddema worden verwezenlijktwel is het niet mogelijk
voor onbepaalden tijd de ontruiming op te schorten, de
wet geeft evenwel gelegenheid in normale gevallen de
ontruimingstermijn telkens onder goedkeuring van Gede
puteerde Staten met 6 maanden te verlengen. Nu dit in
liet onderhavige bijzondere geval niet mogelijk is, blijft nog
het middel, aangewezen in art. 32b nl. het verstrekken van
eene tegemoetkoming in de huur aan de tegenwoordige
getroffen bewoners, het idéé, waarmee de heer Lautenbach
schijnt te sympathiseeren.
De heer Duparc is het geheel eens met den heer Baart
de la Faille, dat, als de Baad het voorstel aanneemt, dit
in geen enkel opzicht in strijd is met de wet. Men mag
trouwens aannemen, dat Burgemeester en Wethouders
anders het voorstel ook niet zouden hebben gedaan. Art.
25 der Woningwet toch laat uitdrukkelijk toe, de op
heffing der ónoe woon baar verklaring uit te spreken, indien
de woningen in bewoonbaren toestand zijn gebracht. Dit
laatste zou spreker willen- noemen een kwestie van ap
preciatie. Spreker zou daarom bijna geneigd zijn, een
motie in te dienen, om de verdere behandeling van
het voorstel te verdagen, opdat ieder raadslid zich van
den tegenwoordigen toestand zou kunnen overtuigen.
Wat aangaat het verlengen van den termijn, spreker is
het met den Voorzitter eens, dat, nu de termijn eenmaal
is verstreken, van de verlenging daarvan geen sprake
meer kan zijn.
De heer Besuijen zegt, dat, nu door den heer Haver
schmidt in gelijken geest is gesproken als door hem, hij
er niet veel bij te voegen heeft. Wel wil hij zeggen,
dat hij niet bedoeld heeft een oordeel uit te spreken
over de politieke richting van Burgemeester en Wet
houders, neen, zijne bedoeling was te kennen te geven,
dat de liberale Baad van Leeuwarden een voorstel als
het onderhavige niet kan aannemen.
Wat het gezegde van den heer de la Faille aangaht,
dat de beste stuurlui aan wal staan, dat is hier minder
op zijn plaats, want de in deze door den heer de la
Faille bedoelde stuurlui zijn wel degelijk genegen het
Schip in veilige haven te brengen. Zjj zullen gaarne
Het zou den héér Lautenbach spijten als de heer
Haverschmidt van meening is, dat door spreker een
pleidooi voor de huiseigenaren is geleverd.
Die geachte spreker zegt: de eigenaren koopen zulke
woningen als de bewuste voor een ƒ200.
Nu is generaliseeren gevaarlijk, hoeveel eigenaren van
dergelijke woningen zijn er niet, die nauwelijks «/c of </a
van de huur binnen krijgen! Spreker heeft echter niet
over de eigenaren gesproken noch gedacht. Waar wil men
echter die menschen, die goedkoop moeten wonen, brengen?
Nieuwe woningen, zegt men, worden er genoeg gebouwd;
het is waar, maar het vermogen om de huur te voldoen
is bij hen, waarvan thans sprake is, immers niet aanwezig.
Dat het thans zeer moeielijk is voor deze menschen eene
woning te vinden, daarvan kan spreker een voorbeeld
noemen. Eene weduwe met dochter moest hare woning,
die onbewbonbaar verklaard was, verlaten en ging daarom bij
een gehuwden zoon met kindereu inwonen; slaapgelegen
heid was voor hen moeielijk en toch 3 maanden zat men
schier op elkander, voor eene andere woning te vinden
was. Spreker blijft zich aan de zijde van Burgemeester
en Wethouders scharen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Alsnu wordt in stemming gebracht het voorstel van
Burgemeester en Wethouders luidende
Op te heffen de bij raadsbesluit van 13 December 1904
uitgesproken onbewooribaarverklaring ten aanzien van
de woningen I'ieterseliewaltje
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Maart 1906.
67
No. 44 kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie
F no. 1076 toebohoorende aan F. A. de Jong, huisvrouw
van K. J. Wielenga alhier;
No 46 kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectic
F no. 150 toebohoorende aan 1). Swart alhier;
No. 48 kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie
F no. 1510 toebehoorendo aan F. W. do Hoop alhier;
No. 50 kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie
no. 150g toebehoorende aan J. Kingma alhier;
F
50 kadastraal bekend
150(j toebehoorende a
Het voorstel wordt aangenomen met 17 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de heeren: Beucker Andreae, Wilhelmij,
Lautenbach, Schoondermark Burger, Beerends, Beekhuis,
Feddema, Duparc, Feitz, Tigler Wijbrandi, Komter,
Baart de la Faille, van Messel, Hijlkema, van Ketwich
Verschuur en Menalda en
Jansen, Besuijen, Koopmans, Tromp
de heeren
en Haverschmidt.
togen
Door den heer Duparc is bij Burgemeester en Wet
houders een nader voorstel te dezer zake ingediend.
Spreker begint met te zeggen, dat de leden, na lozing van
zijn voorstel zullen hebben bemerkt, dat hij het beginsel
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders onaan
getast heeft gelaten. Spreker heeft alleen gemeend redactie-
verbetering te moeten aanbrengenteneinde daardoor
meer duidelijkheid te verkrijgen. Het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders toch bestaat uit één doorloopende
volzin van 30 regels druks, bijna zonder punctuatie.
Bovendien is niet alles even volledig voorgesteld. Spreker
duidt dit nog in eenige bijzonderheden aan. Wat de zaak
zelve betreft, zou spreker de leeraressen nog wel eenige
meerdere tegemoetkoming hebben willen geven. Daar
deze zelve echter met het voorstel genoegen schijnen te
nemen, ze hebben althans niets van zich laten hooren,
wil spreker niet zijn, wat men zou kunnen noemen „Plus
ministriel que le ministro".
Burgemeester en Wethouders nemen de redactie-wijzi
ging van den heer Duparc over.
De heer Burger, het woord bekomende tot toelichting
van een door hem ingediend sub-amendement op het
amendement van den heer Duparc, veronderstelt, dat
men het hem ten goede zal houden, als hij van de
gelegenheid gebruik maakt om te treden in de algemcene
beschouwingen. Spreker constateert, dat efj in de nieuwe
voorstellen vooruitgang te bespeuren is. In de eerste
plaats staat nu vast dat de leeraressen, die dit wenschen,
voor haar pensioen bij de gemeente kunnen blijven, in
verband hiermee zou spreker echter willen vragen, of
het bij het bestaande verschil van meening omtrent de
uitlegging der gemeentelijke pensiocnverordeningen, niet
wenschelijk is, die bevoegdheid der leeraressen uitdruk
kelijk vast te leggen. Spreker verlangt op het oogenblik
antwoord
dat Burgemeester
eens over lieten gaan.
Gok op een ander punt constateert spreker vooruit
gang, niet, omdat de gemeente iets meer geeft, maar
omdat zij den dames den overgang tot de Bijkspensioen-
regcliug gemakkelijker maakt. Wanneer spreker zijn
gemoed raadpleegt, zou hij verder hebben willen gaan.
Er zou zoowel op het gewijzigde voorstel als op de toe
lichting en ook op het advies van Dr. Poort wel critiek
zijn uit te oefenen. Spreker zou.kunnen vertellen hoe
de zaak ejders op meer roijale wijze is geregeld en zou
zoodanige regeling ter navolging kunnen aanbevelen,
maar hij ziet er van af om dezelfde reden als de lieer
geen antwoord op deze vraag, maar zou gaarne zien,
en Wethouders er hunne gedachten
11. Nader voorstel van Burgemèester en Wethouders
inzake de pensioenregeling van het onderwijzend personeel
aan de school van M. O. voor meisjes bijlage* hu. 10.)
De beraadslaging wordt geopend.
Duparc, want ook spreker meent, dat het te ver gaat,
de dames weldaden op te dringen, die zij niet schijnen
te verlangen. Het sub-amendement, dat spreker wenscht
in te dienen, en dat door den heer Duparc is geredigeerd
in aansluiting aan zijn voorstel, heeft ten doel om in
het voorstel vast te leggen, wat ongetwijfeld bedoeld is,
maar er toch niet in staat uitgedrukt.
Het is de bedoeling n.l., dat dè dames van de 3e
categorie, die bij het Bijk overgaan, hunne betaalde
kortingen terugkrijgen. Spreker heeft het uit de tweede
hand, maar hij heeft vernomen, dat er dames zijn, die
geen gebruik willen maken van het renteloos voorschot,
om dat zij nog jong zijn en liever de storting bij het
Bijk in 4 jaar doen dan ze over langeren tijd te ver-
deelen. Nu is het toch zeker de bedoeling, dat wie voor
het renteloos voorschot bedankt, even goed de gedane
stortingen gerestitueerd krijgt. Dit staat echter niet in
het voorstel, waar de restitutie der stortingen is vast
gekoppeld aan het voorschot. Vandaar dat spreker het
sub-amendement indient, luidendeAan het eind van
onderdeel I in te voegen
Indien een der in het 3e lid bedoelde leeraressen het
renteloos voorschot niet verlangt te- aanvaarden, wordt
de door haar tot dusverre geleden korting op hare jaar
wedde teruggegeven. -
Burgemeester en Wethouders nemen het sub-amende
ment over.
ei
De Voorzitter neemt de "gelegenheid te baat den heer
Duparc te diufken, dat deze reeds den dag- vóór de ver
gadering het "voorstel: aan spreker ter'hand heeft gesteld,
zoodat Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid
zjjn geweest daarover, van gedachten te wisselen. Spreker
hoopt, dat de andere leden het hun door den hoer Duparc
gegeven voorbeeld zullen willen volgen.
De heer van Ketwich Verschuur heeft met genóegen
het voorstel ontvangen en gaat ook mee met het sub
amendement-Burger, want liét komt spreker voor rationeel
te zjjn. Vreemd vond spreker het, dat de dames zich
niet hebben geuit over hetgeen in bijlage 110. 10 van
's Iiaads handelingen nu aangaande haar pensioen wordt
voorgesteld. In de vergadering van 23 Januari toch zijn
allerlei voorstellen te berde gebracht, waaronder, die voor
do dames voordeeliger waren. Spreker heeft de vorige
week die bijlage ter hand gesteld aan de directrice Mej.
Will en haar verzocht de dames met den inhoud bekend
te maken. Spreker heeft echter daarna niets van eene
der leeraressen gehoord. Hieruit blijkt, dat, wa'aE'Zjj in
hét adres hebben gevraagd „dat liet toetreden tot het
rijkspensioen haar niet op te groote offers 'zoude komen
te staan,"' zij door dit voorstel voldaan zijn.
De heer Besuijen hoort, dat de leeraressen met de
regeling accoord schijnen te gaan. Dat is voor hem nog
geen reden om zich met het voorstel van Burgemeester
en Wethouders te vereenigen. Men zou bij aanneming
hier misschien een precedent scheppen. In de zaak zit
een principe en dat is niet l;pt zijne. Hij meent, dat bij
een Rijksregeling waarin gemeente-ambtenaren of werk
lieden worden betrokken, de financiëele positie van die
ambtenaren niet verslechterd worden mag. Dit geschiedt bij
de aanneming van het voorste) van Burgemeester en
Wethouders en zou vermeden zijn, wanneer het eerste
denkbeeld van dr. Boort (ongeveer hetzelfde als zjjn motie
in de Januarivergadering vroeg) door het dagelijksch
bestuur tqt voorstel was verheven. De gemeente .zou dan
de storting van X. de som der salarissen bij hetïtjjk
doen en de leeraressen gingen gewoon door als tot heden
met het betalen hunner premies aan de gemeente. De
gemeente sloot dus a. h. w. een herverzekering.
'.1 TA»:
De heer Duparc wil trachten den indruk weg tememen,