68 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Maart 1906.
dien de woorden van den heer Besuijen misschien kunnen
hebben gemaakt. De heer Besuijen beweerde, dat de
leeraressen in ongunstiger positie komen. Spreker ontkent
dat, want dan zouden zij wel tegen het voorstel zijn
opgekomen, waarop spreker zooeven reeds wees. En nu
spreker toch weder aan het woord is, wenscht hij in
het openbaar hulde te brengen aan Dr. Poort, voor diens
in deze zaak uitgebracht belangrijk advies. Als vroeger
de leeraressen in den dienst eener andere gemeente over
gingen, waren alle aanspraken op pensioen verloren. Vu
echter zullen in zoodanig geval alle dienstjaren waar ook
doorgebracht, meetellen. Verder moet niet worden ver
geten, dat de leeraressen thans als ieder ander rijks
ambtenaar, op den leeftijd van 65 jaren pensioen kunnen
verkrijgen zonder eene geneeskundige verklaring van
ongeschiktheid te behoeven over te leggen, terwijl bij
de gemeentelijke verordening geen leeftijdsgrens is
gesteld. Van den anderen kant zal ook de gemeente in
een betere positie komen, daar zij voortaan aan de leera
ressen, waarvan hier de rede is, geen pensioen zal be
hoeven toe te kennen. Van beide zijden kan men dus
tevreden zijn. Spreker zou voor den toestand, die thans
na veel verschil van gevoelen, zal worden geboren, een
beeld willen ontleenen aan de muziek. Uit dissonanten
ontstaan dikwijls de reinste accoorden en deze leiden dan
tot de schoonste harmonie.
De heer Besuijen zegt, dat de heer Duparc zjjn heele
redeneering cadeau kan krijgen. Die spreker heeft hem
niet begrepen. Hij heeft niet gesproken van de mindere
algemeene positie, waarin de dames komen, maar van
de financiëele positie. Deze is niet gelijk gebleven, gelijk
duidelijk is uitgedrukt op pag. 90 bijlage.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 21 tegen 1 stem wordt genomen het volgend
besluit
I. Aan de leeraressen aan de middelbare school voor
meisjes te Leeuwarden, door wie niet is afgelegd de
verklaring bedoeld in art. 6 der wet van 5 Juni 1905
(staatsblad no. 154) aan te bieden een renteloos voorschot
uit de gemeentekas van de over de jaren 1906 tot en met
1909 ingevolge de wet op de pensionneering van bur
gerlijke ambtenaren van haar te vorderen bijdrage tot
een achtste van haar jaarwedde.
Bij het aannemen van dit aanbod moeten de leeraressen
bij een op gezegeld papier geschreven verklaring zich
verbindendit voorschot in tien gelijke jaarlijksche ter
mijnen, gedurende de jaren 1906 tot en met 1915 terug
te betalen, gelijk dit op de aan dit besluit gehechte staten
is aangegeven.
Voor zoover de leeraressen zijn aangesteld na 1 Juli
1899, wordt bij de terugbetaling van het voorschot ten
haren voordeele ieder jaar in mindering gebracht een
tiende van de tot 1 Januari 1906 door haar geleden
kortingen op haar jaarwedde.
Het voorschot van de nog verschuldigde termijnen is
ineens opeischbaar bij overlijden of bij ontslag uit den
dienst voor de belanghebbende in liet genot van pensioen
is geweest, of bij pensioneering op grond van art. 35,
c en d der laatstgemelde wet.
Indien een der in het derde lid bedoelde leeraressen
het voorschot niet verlangt te aanvaarden, wordt de door
haar tot dusver geleden kortingen op haar jaarwedde
teruggegeven.
II. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, ter
uitvoering van het bij het eerste lid van dit besluit
bepaalde, den Raad de vereischte linanciëele voorstellen
te doen.
Vóór stemmen de heeren: Jansen, Beucker Andreae,
Wilhelmij, Lautenbaeh, Schoondermark, Burger, Beerends,
Koopmans, Beekhuis, Feddema, Duparc, Tromp, Peitz,
Haverschmidt, Tigler Wijbrandi, Komter, Baart de la
Faille, van Messel, Hijlkema, van Ketwich Verschuur
en Menalda en
tegen de heer Besuijen.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethoudersom in
vereenigin<j met de gemeenteraden van Dordrecht en Zwolle
op te richten de Onderlinge Risico- Vereeniging van Ne-
j derlandsche gemeentenin aansluiting aan de Centrale
Werkgevers Risico-bank te Amsterdam (bijlage no. 9).
De beraadslaging wordt geopend.
Den heer Burger moet een woord van sympathie met
het voorstel van het hart. Spreker verheugt zich over de
verkregen samenwerking der gemeenten en zal niet vragen
of hij niet in sommige opzichten aan eene andere oplos
sing de voorkeur zou hebben gegeven; of het bij voorbeeld
niet wenschelijk zou zijn geweest ook het aangeboden
voorstel van de Nieuwe Eerste Nederlandsche af te wach-
ten. Hij begrijpt zeer wel, dat men heeft moeten geven
en nemen om te komen tot de overeenstemming, waarom
het te doen was, en neemt dus gaarne aan, dat de ge-
vonden oplossing de juiste is.
In tweeërlei opzicht is zijns inziens liet belang bij de
voorgestelde aansluiting voor de gemeente groot. De toe-
lichting legt voornamelijk slechts op een dezer punten den
nadruk, namelijk hierop, dat de eventueel te storten con
tante waarden door onderlinge verzekering geleidelijker
en dus gemakkelijker worden gedragen.
Naar sprekers meening is echter het andere punt van
nog meer belang. Terecht wordt dit dan ook in het heldere
artikel van Dordrechts burgemeester Mr. A. R. Zimmer
man in het Centraal Orgaan voor de Ongevallenverze
kering op den voorgrond gesteld.
Zoolang de gemeente voor eigen risico verzekerd is
moet zij bjj voorkomende ongevallen, die tot toekenning
eener blijvende rente aanleiding geven, de contante waarde
dier rente betalen zonder nadere verrekeningGaat de ver
zekering echter over de Risico-bank, dan moet de contante
waarde wel gestort worden, doch geschiedt daarvan later
verrekening, waarbij het kan gebeuren dat een deel wordt
terug ontvangen. Het geval, waarvan in de bijlage sprake
is als voorbeeld nemende, wijst spreker er op, dat de
Rijksverzekeringsbank veel heeft overgehouden van de
destijds door de gemeente gestorte ƒ4292.601. Nu is het
waar dat de eindafrekening ook zou kunnen leiden tot
het resultaat, dat moet worden bijbetaald. Doch alle ver-
zekeriugsdeskundigeu schijnen het hierover eens te zijn,
dat do contante waarden bij de Rijksverzekeringsbank
hoog worden berekend, zoodat in het algemeen de kans
grooter is dat er wat terug kan worden betaald. Deze
gunstige kans nu komt bjj totstandkoming der risicover-
eeniging den aangesloten gemeenten zeiven ten goede.
Ziedaar naar sprekers meening het grootste voordeel van
de voorgestelde regeling.
Uit den aard der zaak is het spreker niet mogelijk
geweest, de ontwerp-statuten der risicovereeniging in
détails te bestudeeren en beoordeelen. Trouwens amen
deering zou in deze vergadering toch niet kunnen ge
schieden.
Spreker is echter één punt opgevallen bij de vluchtige
lezing, waarop hij wel de speciale aandacht meent te
mogen vestigen, opdat Burgemeester en Wethouders zullen
kunnen overwegen of er ook aanleiding bestaat, dit punt
in de risico-vereeniging ter tafel te brengen met het oog
op eventuëele wijziging der statuten.
Wanneer de contante waarde is betaald, zal de eindaf
rekening dikwijls eerst na jaren plaats hebben. Wanneer
nu na langen tijd blijkt, dat er iets is terug te ontvangen
of bij te betalen, welke gemeenten moeten dan in dit
voor- of nadeel deelen Die gemeenten, die op het oogen-
Yerslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Maart 1906. 69
blik dat de afrekening plaats beeft zijn aangesloten of
die welke waren aangesloten op het oogenblik, dat de
storting plaats had en die dus mee hebben gestort
Spreker meent dat het laatste de bedoeling moet zijn,
doch dat volgens de ontwerp-statuten het andere zou
gelden. Hij neemt de vrijheid, dit punt aan het Dage-
gelijksch Bestuur ter overweging aan te bevelen.
De heer Koopmans gaat met het voorstel mee. Inder
tijd is hier een werkman verongelukt. De gemeente
kocht ten behoeve der weduwe eene lijfrente. Hierover
is een proces ontstaan en de gemeente is veroordeeld de
afkoopsom der verzekering en de kosten bovendien te be
talen. Na dien tijd beeft spreker van restitutie der lijf
rente niets gehoord. Die gelden belmoren aan de gemeente
en nu rijst de vraag waar die zijn
Het doet den heer Hijlkema genoegen, dat hij alleen
woorden van sympathie ten opzichte van het voorstel
heeft hooien spreken. Spreker is het met den heer Burger
eens, waar deze wijst op een tweede, door Burgemeester
en Wethouders niet met name genoemd voordeel ver
bonden aan de oprichting eener risicovereeniging in aan
sluiting aan de Risico-bank. De contante waarde, die
nu fonds perdu is, zal bij tot standkoming der aanhan
gige zaak worden verrekend, wat in 't voordeel der ge
meente moet zijn, omdat de contante waarde bij de
Rijksbank te hoog wordt berekend zoo waren dan om
een voorbeeld te noemen, de ruim 1700 in het aan
hangig voorstel genoemd, in de gemeentekas terug gevloeid.
Wat aangaat de vraag van den heer Burger inzake de
latere verrekening der contante waarden tussehen de
gemeenten, kan spreker mededeelen, dat voor elke ge
meente afzonderlijk een rekening-courant zal worden
aangelegd. Niemand zal dus, noch meer, noch minder
betalen, dan wat werkelijk ten zijnen laste behoort te
komen. Mochten iutusschen deze statuten ten dezen
opzichte niet duidelijk genoeg spreken, dan zal daarop
alsnog de aandacht worden gevestigd bij liet comité van
uitvoering.
Wat het gesprokene door den heer Koopmans betreft,
spreker weet niet wat door dat geachte Raadslid wordt
bedoeld. Meent de lieer Koopmans het beroep, dat plaats
gehad heeft tegen de beslissing van de Rijksbank inzake
liet ongeval, den ierschipper overkomen
De lieer Koopmans zegt, dat liet feit, dat hij bedoelt,
met het voorstel verband houdt. Bij dit voorstel wordt
gezorgd, dat hetgeen de gemeente toekomt, ook binnen
komt. Daarvoor zitten de Raadsleden. Spreker beschul
digt niemand maar geeft Burgemeester en Wethouders
in overweging te doen wat hun te doen staat.
De Voorzitter verzoekt den beer Koopmans vierkant
te zeggen wat hij bedoelt; hij vestigt hier den indruk
dat hij eene gepleegde fraude op het spoor is, maar
spreekt met halve zinnen, die noch de leden van den
Raad, noch die van het college van Burgemeester en
Wethouders begrijpen. Welke beschuldiging geldt het
hier tegenover Burgemeester en Wethouders? Dit dient
zonder omwegen in ronde woorden gezegd.
De heer Koopmans zou dat gaarne doen, als hij secuur
was van zijn zaak. Het moet betreffen een arbeider
Kok, die van een ladder is gevallen en waarna een proces
is gevoerd, over eene verplichte uitkeering door de
gemeente, waarin Mr. T. v. Hettiuga Tromp voor de
gemeente optrad. Spreker was met deze zaak aan het
onderzoeken, doch het onderhavige voorstel kwam er
tussehen. Hij brengt het feit nu ter tafel en meent dat
hij aan Burgemeester en Wethouders voldoende gegevens
heeft verstrekt om de zaak op te helderen.
De heer Hijlkema zegt, dat de zaak, waarop door den
heer Koopmans gedoeld wordt, plaats had voor de in
werkingtreding der Ongevallenwet. Eene dergelijke ge
schiedenis kan zich nu niet meer voordoen.
De heer Burger zegt, dat de heer Koopmans zich moet
vergissen. Het is niet mogelijk, dat er te dezer zake een
civiel-proces is gevoerd, want de Ongevallenwet 1901
sluit voor gevallen als het hier bedoelde elke burgerlijke
rechtsvordering uit. Spreker heeft met genoegen van den
heer Hijlkema gehoord, dat hij de bedoeling der statuten
goed heeft begrepen. Wat echter de door hem geopperde
kwestie aangaat, meent hij dat de heer Hijlkema zich
vergistde contante waarde toch komt, als de risico
vereeniging er is, niet ten laste van eene bepaalde ge
meente, doch van alle aangesloten gemeenten te zamen
daardoor komt liet hem onwaarschijnlijk voor, dat het even-
tueele voor- of nadeel door het houden van rekening
courant met elke gemeente afzonderlijk zou komen waar
het behoort.
Spreker zal hier niet verder op ingaan het was hem
er slechts 0111 te doen te zorgen, dat deze kwestie niet
in hot vergeetboek geraakte.
De beraadslaging wordt gesloten, waarna met algemeene
stemmen wordt besloten
1. om, in vereeniging met de Gemeenteraden van
Dordrecht en Zwolle op te richten de Onderlinge Risico
vereeniging van A'ederlandsche gemeenten in aansluiting
aan de Centrale Werkgevers-Risico-bank te Amsterdam
2. goed te keuren de dato 12 Februari 1906 door het
Comité van uitvoering inzake bovengenoemde Vereeniging
ingediende ontwerp-statuten
3. om voor de gemeente gebruik te maken van de
bevoegdheid, verleend bij art, 12, 3o der ontwerp-statuten
(uitzondering op den omslagregel)
4. om zoodra het bij art. 3 der ontwerp-statuten be
paald premie-bedrag van 25000 bijeen is en de ver
eeniging in werking kan treden, en nadat de statuten
Koninklijk zijn goedgekeurd, Burgemeester en Wethouders
te machtigen aan de Koningin risico-overdraclit bij de
Risico-bank aan te vragen
5. tot, benoeming van een bestuurslid (ontwerp-statuten
art. 24 sub 5).
13. Voorste! van Burgemeester en Wethouders tot aan
vulling der verordening regelende de jaarwedden van het
onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar L. O.
in de gemeente (bijlage no. 11).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Ketwich Verschuur zegt, dat men alhier
gewoon is medelijden te voelen met kranke ambtenaren
en zoo dikwijls voor zieke onderwijzers de commissie
van toezicht op het Lager Onderwijs tot steun het initia
tief nam, zijn Burgemeester en Wethouders tot nu toe
altijd meegegaan. Nu blijkt uit het voorstel, dat Burge
meester en Wethouders die gewoonte in eene verordening
wenschen te omschrijven en in het vervolg in dien steun
niet zoover meer willen gaan als tot heden. Dit wordt
door spreker ten zeerste betreurd.
Wanneer het gewoonte recht wordt overgebracht in
geschreven recht, moet dit laatste zooveel mogelijk het
eerste nabij komen. Wanneer men nu het voorstel ver
gelijkt met de gewoonte, die jaar in jaar uit is gevolgd,
dan is dit ontwerp voor de betrokken personen zeer
nadeelig. Spreker zal een paar voorbeelden der volgens
hem goede gewoonte noemen. De onderwijzer Dijkstra,
nu overleden, is 3j jaar ziek geweest, doch in het genot
van zijn wedde gebleven, gedurende alléén het laatste
jaar onder de verplichting om de wedde van zijn plaats-