78 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1905. Vergelijkt men Leeuwarden bij Zutfen, dan moet onze stad best 4 wethouders kunnen hebben. Spreker stelt zich de personen van den Burgemeester en de Wethouders aldus voor De burgemeester is hulp-officier van justitie, is burger- vader en als zoodanig de vraagbaak en de leider van zijne gemeentenaren, is belast met het toezicht op de verschillende instellingen en op de uitvoering van de gemeentewet en de vele Rijkswetten. Hier ter stede is de burgemeester belast met het onderwijs; dit kan en mag niet van hem worden gevor derd en het is ook niet te verwachten, dat een eventueel opvolger zich dit zal laten aanleunen. De wethouders zijn de uitvoerders der verordeningen en de voorbereiders van de daaruit voortvloeiende voor stellen en adviezen. Eén is opgedragen het toezicht op de gasfabriek, den Prinsentuin, de reiniging en de Veemarkt, do Beurs en de Waag. Ook deze functie kost veel tijd, omdat eenc commissie van bijstand voor de veemarkt ontbreekt. Ook voor financiën mankeert zoodanige com missie. De leden van het tegenwoordige college hebben meest drukke eigen bezigheden en vandaar sprekers voorstel tot uitbreiding, opdat eene voldoende voorbereiding van alle zaken gewaarborgd zij. u.l. de heer ran nu „mein De heer van hebben gevoerd, advies had neergelegd, de orde gevoe' was. Hoe is de ge- van behoefte gekomen? Messel zegt, dat hij niet het woord zou als de lieer Koopmans zich bij het prea- en niet verklaard zou hebben dat zijn standpunt onveranderd is gebleven. I)e eigenaardigheid van het voorstel is wel deze, dat de heer Koopmans eerst behoefte gevoelde aan een vier den Wethouder, toen de verkiezing van Wethouders voor de tweede maal aan achtc voorsteller aan dat Dat vinden de leden in de redeneering van den heer Koopmans in 's Raads handelingen van 18 Februari. Daar zegt dat geachte lid, dat het hem zóó gespeten heeft dat de hoeren Burger en Komter voor de benoeming van Wethouder bedankt hebben; dat hij dagen gepeinsd heeft, wat toch hiervan de reden mag zijndat hij er geen andere heeft kunnen vinden, dan de drukke werkzaamheden ver bonden aan het Wethouderschap. Spreker vraagt, waaruit toch de heer Koopmans de reden heeft geputnoch de heer Burger, noch de heer Kom ter heeft dit otficiëeus of otfieiëel aan den Raad kenbaar gemaakt. Zelfs het tegendeel blijkt uit de mededeeling van den heer Komter, die verklaard heeft, dat de oor zaak van het bedanken gelegen was in de samenstelling van het College van B. Wof't nu lag aan de richting, of anderszinsdit blijft altijd nog iets geheim zinnigs voor de leden van den Raad. Spreker is overtuigd, indien het bedanken van de heeren en Komter gelegen was in de redenen door den heer Koopmans aangegeven, zij niet geaarzeld zouden hebben daarvan melding te maken. Maar de heer Koop mans heeft zóó gepeinsd dat hij aan het droomen is geraakt, en bij 't ontwaken dien droom in werkelijkheid heeft willen omzetten. Dat het een droom was en is geweest, ligt toch voor de hand, want toen de heer Komter voor de tweede maal tot Wethouder werd be noemd heeft deze binnen 24 uren de benoeming aan- aanneming van zijn voorstel, hij de hoop nog heeft, dat de heeren Burger en Komter of een van beiden bij eene eventueele nieuwe beneeming bereid zullen worden be vonden, zich de keuze te laten welgevallen dus met a. w. zegt dat geachte lid indien de heer Burger of de heer Komter niet aan de Wethouderstafel aanzitten de wetenschap niet voldoende is vertegenwoordigd. Spreker meent, dat dit geen eeresalut. is voor de overige Raads leden maar dat moet gezegd worden dat dit eeresalut door den Raad zelf is bevestigd in zijne vergadering van den 18 Februari, toen voor de tweede maal de verkiezing van Wethouders aan de orde was. Spreker beweert dat de heer Koopmans nu eigenlijk wel tevreden kan zijndaar een van de beide heeren Komter, het Wethouderschap heeft aanvaard, dus ai zijn wensch is voldaan, zijn verlangen is bevredigd; i zou spreker hem in gemoede willen v Liebchon was willst du nun noch mehr?" Spreker meent thans voldoende te hebben aangetoond en zelfs bewezendat de gronden, door den heer Koop mans aangegeven, voor den Raad geene aanleiding kun nen zijn met diens voorstel mede te gaan. Ten slotte nog een kort woord wat betreft het prae- advies van Burgemeester en Wethouders. Dat liet rond zenden der stukken langer tijd vordertkan moeilijk dienen als argument tegen het voorstel van een vierden Wethouder. Spreker acht dit al zeer zwak. Overigens is het praeadvies zoo uitstekend gemotiveerddat eene verdere verdediging onnoodig is. Waar nu Burgemeester en Wethouders zelf erkennen, dat de werkzaamheden' aan het Wethouderschap verbon den niet te veel zijn, waar zij zeggen, dat eene verdere verdeeling van den arbeid niet noodig zelfs niet ge- wenscht iswaar zij toch duidelijk verklaren, er geen behoefte bestaat aan een vierden Wethouderdaar zou spreker het toch zeer overdreven vinden met het voor stel van den heer Koopmans mede te gaan. Spreker gelooft, dat de leden van den Raad met een gerust geweten naar huis kunnen gaan hunne stem aan het praeadvies geven. wanneer zij Burger vaard hieruit blijktdat voor dezen geen bezwaar be stond in de vele werkzaamheden, daar toch in een tijdsverloop van acht dagen de bezigheden aan het Wethouderschap verbonden niet zijn verminderd. Verder zegt de heer Koopmans dat er moed toe be hoort de betrekking van Wethouder te aanvaarden. Spreker beweert, dat dit ook alweder eene persoonlijke beschou wing van den heer Koopmans is. Het is immers nog buiten de drie Wethouders-leden nooit onder leden bewezen dat de twintig te vinden zijn overgebleven Raadsleden geen twee derschap aan te nemen. Het laatste argument eigenaardigste; daarin die den moed hadden, het Wethou- van het voorstel is nog wel het zegt de heer Koopmans, dat bij De heer Besuijen heeft liet voorstel bij de indiening ondersteund. De argumenten van den lieer Koopmans waren echter niet de zijne. De rede van den heer Koop mans was niet erg lekker, omdat er te veel margarine is gebruikt in plaats van natuurboter (waarheid). Of de heeren Wethouders het te druk hebben, kunnen inderdaad zij beter uitmaken dan de Raad. Spreker is van oordeel, dat het prae advies goed sloot op de motiveering-Ivoop- mans. Wilde de voorsteller toch volhouden dat Burge meester en Wethouders te veel werk hebben, dan zou de speech geheel anders ingekleed moeten zijn en met de feiten aangetoond worden, dat maar half werk werd ver richt. Spreker heeft eene andere motiveering, maar wenscht er vooraf den nadruk op te leggen, dat hij, als hij spreekt van den Burgemeester, hij niet den persoon bedoelt maai de functie. Wat hij wil zeggen kan evengoed in eiken Raad waar 5 Wethouders zijn, worden gezegd. Zijn be zwaar bestaat in het oneven aantal Wethouders. De Burgemeester is rijksambtenaar, wordt ons gezonden van hoogcr hand. Volgens sprekers opinie moest die door de gemeentenaren worden benoemd. Dit is' nu echter niet zoo en het is ook niet zoo erg in de vergadering van den Baad, want daar is slechts de leiding in handen van den Rijks vertegenwoordiger, een stem heeft hij niet, tenzij de gemeente hem tot raadslid benoemt. Tal van zaken echter worden behandeld door Burgemeester en Wethouders en in dit college heeft de Burgemeester wel stem. Hier wordt dus de zaak van meer gewicht. Daar is ook niets aan te veranderen, tenzij de gemeentewet gewijzigd wordt. Wanneer het aantal Wethouders even wel even is, dan wordt de autonomie der gemeenten, die spreker voorstaat, grooter. Beschouwen wij den toestand met drie Wethouders. Het zal dau kunnen gebeuren dat één dier heeren een Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 10 April 1906. 79 zwakke persoonlijkheid is, welke gemakkelijk onder in ductie van den Voorzitter komt. Is dan in een of ander geval die voorzitter zeker van de stem van zijn trawant dan hebben de andere Wethouders niet den minsten invloed. Bij staking van stemmen in het college van het Dage- lijksch Bestuur krijgt volgens art. 92 der Gemeentewet de Voorzitter een dubbele stem. Deze, met zijn hulp, den zwakken Wethouder, brengen dus 3 stemmen uit, terwijl de afgevaardigden van de gemeente, de 2 andere Wet houders, maar 2 stemmen hebben. Het resultaat is opper macht, bijna alleenheerschappij van den Voorzitter. Is er een even aantal Wethouders dau is staking van stemmen uitgesloten. Liever nog zag spreker om die reden 2 dan 3 Wethouders voor grootere gemeenten is 4 nog het beste. Het is in het belang der zelfregeering van de gemeenten. De macht van den vertegenwoordiger van liet Rijk wordt door deze regeling zoover beperkt als binnen de grenzen der gemeentewet doenlijk is. De heer Duparc zal zich niet inlaten met een bestrijding der argumenten van den heer Koopmans van diens voor stel. Behalve de door Burgemeester en Wethouders daar tegen aangevoerde gronden heeft hij er nog één, ontleend aan artikel 54 der Gemeentewet. Volgens dit artikel kan slechts op voorstel van Burgemeester en Wethouders een commissie van bijstand worden benoemd zooals ze hier zijn voor de gasfabriek, de openbare werken en het stedelijk muziekkorps. Deze bepaling is gemaakt, omdat de wetgever terecht begreep, dat Burgemeester en Wethouders slechts bijstand mag worden verleend, als zij zelve het verlangen. Als nu de Raad geen commissie van bijstand kan benoemen, tenzij Burgemeester en Wet houders het voorstel daartoe doen, kan hij hun college ook geen leden meer toevoegen, indien zij zeiven dit niet noodig of wenscholijk oordeelen. Het komt den lieer Komter voor, dat hij, waar hij straks zal stemmen tegen het prae-advies van Burge meester cii Wethouders, verplicht is dit te motiveereu. Nu wij zijn gesteld voor de vraag, of het benoemen van een vierden wethouder wenscheljjk is, meent spreker, dat die vraag toestemmend moet worden beantwoord. Spreker heeft zich afgevraagdis het in het belang van het werk, zal er beter gewerkt worden en minstens even vlug? In het prae-advies is daarop ontkennend geant woord. Er staat toch, dat het werk minstens even lang zal duren, en dat uitbreiding van het aantal wethouders hoegenaamd geen verlichting geeft. Men wil die ver lichting zoeken in vermeerdering van het aantal ambte naren. Spreker stelt de medewerking van bekwame ambtenaren op hoogen prijs, doch eene te- groote uit breiding in die richting vermindert den invloed van den Raad op alle gemeentezakenhet valt niet te ontkennen, dat als een te groot deel van het beheer overgaat in de handen van ambtenaren, dit niet is zooals de gemeentewet het bedoelt. Dit is een overweging, die van belangrijken in vloed is op sprekers eindconclusie. Dat het werk voor elk der wethouders door uitbreiding van het aantal niet vermin dert, is alleen dan aannemelijk, wanneer men de sinds jaren bestaande werkwijze en werk verdeeling wil handhaven. Spreker meent, dat er wel eene regeling te vinden zal zijn, waardoor het voor allen iets lichter zal worden. Was er een wethouder meer, dan zou spreker gaarne naast een rechtsgeleerde ook een bouwkundige in bet college zien opgenomen, ook met het oog op het steeds toenemend werk, dat aan Burgemeester en Wethouders is opgedragen door de Woningwet, de nieuwe drankwet, onze bouwverordening. Alleen van laatstgenoemde ver ordening verwijzen een 5(J-tal artikelen naar Burgemeester en Wethouders. Deze wetten geven geregeld stof tot overweging en tot het nemen van besluiten. Spreker heeft nu 12 vergaderingen van Burgemeester en Wet houders meegemaakt en op elke agenda 5 of 6 dergelijke punten gevonden. Wanneer nu in liet college een jurist en een bouw kundige zitting hadden, konden deze al deze kwesties behandelen langs lijnen door het geheele college vast te stellen. Dan kregen de overige drie leden meer tijd 0111 andere zaken af te doen. Het motief, dat door den heer Besuijen is aangevoerd, telt spreker ook degelijk mee. In elke vergadering, in elk bestuur wordt gestreefd naar een oneven aantal leden. Bij de uitbreiding van het aantal leden van den Raad zorgt de gemeentewet ook, dat het getal leden steeds oneven blijft. De uitbreiding zal het salaris van een wethouder, dus 900, meer op de begrooting brengen, doch dit argument beteekent niet veel, omdat anders, gelijk in het prae-advies genoegzaam doorschemert, eene uitbreiding van het getal ambtenaren te vreezen is, wat zeker meer zal kosten. De heer Schoondertnark had liever gezien, dat het voorstel was uitgegaan van Burgemeester en Wethouders. Deze toch kunnen er alleen over oordeelen of uitbreiding noodzakelijk is. De heer Besuijen heeft echter spijkers met koppen geslagen, waar er door andere leden van den Raad maar wat om heen is gepraat, die toch eigenlijk hetzelfde hadden willen zeggen. Wanneer in de vergade ring van Burgemeester en Wethouders do Voorzitter misbruik maakte van zijn macht, zouden de Wethouders spoedig bij den Raad komen en zeggen dit gaat zoo niet langer. Daarvan is echter op het oogenblik geen sprake en spreker hoopt, dat de heer Besuijen hiervan overtuigd is. In het geval, dat er een Wethouder in het college zat, die in alles met den voorzitter mee ging tegen het gemeentebelang, zouden de overige wethouders eveneens vrijmoedig bij den Raad komen. Waar nu tot nu toe te dezen opzichte geen klacht is gehoord, ziet spreker niet in, waarom hij zou moeten stemmen voor hot voorstel- Ivoopmans. Kwam het van Burgemeester en Wethouders, dan zou spreker zijn stem geven. De heer Duparc zegt, dat iu het door den heer Besuijen gesprokene schijnbaar iets gelegen is, doch dit is dan de schuld van art. 79 der gemeentewet, waarbij voor ge meenten boven 20.000 zielen een oneven getal wethouders is toegelaten. Eu nu ligt het geenszins op den weg van den Raad, om corrigeerend of aanvullend van een wet op te treden. De heer Besuijen meent, dat de heer Duparc de wette lijke bezwaren toch niet uit de wet heeft gebaald, want er staat niet in dat een voorstel tot vermeerdering van het aantal wethouders moet uitgaan van Burgemeester en Wethouders. Van een wettelijk bezwaar is dus geen sprake. Waar spreker door den heer Schoondermark is gevraagd, of hij soms dacht dat de tegenwoordige Voor zitter misbruik maakt van zijn macht, wil hij doen op merken, dat hij zich niet op persoonlijk terrein laat lokken. Spreker vertrouwt, dat de Voorzitter wel begrijpt, dat het niet zijne bedoeling is een bedekte aanval op zijn persoon te ondernemen. De laatste uitdrukking van den heer Duparc „het is de schuld van de gemeentewet", is wel wat naïef. De wet laat den Raad vrij om 3 of 4 wethouders te nemen. De heer Baart tie la Faille zegt, dat waar de gemeente wet ter sprake is gekomen, hij van oordeel is, dat deze wet de positie van den burgemeester zoo exceptioneel maakt, dat hij niet op een lijn kan staan met de wet houders. De gemeentewet heeft gewild, dat de burge meester een Rijksambtenaar is om verband te houden tusschen de gemeente en het Rijk. Daardoor wordt de autonomie der gemeenten beperkt, die overigens ook door spreker wordt gewensclit. De heer KoopmaDs heeft gezegd de burgemeester is burgervader. Dit stemt spreker toe. Ook hij ziet in den burgemeester een persoon, die eene exceptioneele positie bekleedt en vindt het geen ongelukkige bepaling dat dien ambtenaar een overwegende

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1906 | | pagina 4